Isidore Goudeket is geboren op 1 augustus 1883 in Amsterdam. Hij was de zoon van Simon Goudeket en Rebecca Warradijn. Zijn oudere broer was Isaäc (19 mei 1882), zijn jongere zus Jeannette (28 april 1893).
Isidore Goudeket
- Voornaam
- Isidore
- Achternaam
- Goudeket
- Geboortedatum
- 31 juli 1883
- Geboorteplaats
- Amsterdam
- Sterfdatum
- 09 april 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Op 23 augustus 1906 trouwde Isidore in Amsterdam met Esther Weening (24 april 1886). Esther was de dochter van Jacob Joseph Weening en Betje Witjas. Isidore en Esther kregen twee kinderen: dochter Elise werd geboren op 19 februari 1908 en zoon Simon op 13 juni 1910, beiden in Amsterdam.
Esther Goudeket-Weening
Isidore was een gepassioneerd turner. Hij turnde bij de Amsterdamse turnvereniging Spartacus. De tientallen Joden die hier hun oefeningen uitvoerden, stonden bekend als ‘Muskeljuden’. In 1908 vertegenwoordigde Isidore Nederland op de Olympische Spelen in Londen. Hij haalde daar, met 159 punten, een 62e plaats. Isidores passie voor het turnen was overgegaan op zijn kinderen: Elise was een van de fanatiekste leden van de meisjesafdeling van Spartacus en Simon had niet alleen het atletisch vermogen van zijn vader geërfd maar was ook een veelbelovend violist.
De Olympische ploeg in 1908
Isidore was diamantklover. Daarnaast had hij een succesvolle handel opgezet in kindermeubelen en kon hij zich met zijn vrouw Esther en hun twee kinderen een ruimere woning in de Pijp veroorloven. Vlak voor de Beurskrach van 1929 trok hij met zijn gezin naar Antwerpen waar hij als diamantzager kon werken. Voor Isidore betekende dit wel dat hij zijn jarenlange functie als penningmeester van Spartacus moest opzeggen. Turnen deed hij inmiddels al een paar jaar niet meer. In 1923 had Isidore een beroerte gekregen waardoor zijn benen deels verlamd waren. Ook was hij wat aangekomen, had hij bijna al zijn haar verloren en was zijn vlassnorretje verdwenen.
Dochter Elise bleef in Amsterdam wonen. Ze trouwde in 1929 met Abraham Montanjees (1897-1945). Abraham turnde ook bij Spartacus en hij werd later, tot het moment dat dit vanwege de maatregelen van de bezetter niet meer mocht, voorzitter van de club. Elise en Abraham kregen 1 kind.
In 1908 vertegenwoordigde Isidore Nederland op de Olympische Spelen in Londen. Hij haalde daar, met 159 punten, een 62e plaats.
Ten tijde van de Duitse inval in Nederland waren Isidore en Esther teruggekeerd naar Amsterdam en hadden een woning gevonden aan de Tweede Jan Steenstraat 67. Zoon Simon bleef in Antwerpen.
In maart 1941 kreeg Isidore een oproep om zich verplicht als Jood aan te melden. In een school in Amsterdam Oud-Zuid vulde hij na betaling van een gulden aan registratiekosten het formulier in dat hem als volledig joods bestempelde.
Zoon Simon woonde in Antwerpen op Cobdenstraat 29. Van hem is bekend dat hij op 31 oktober 1942 vanuit Mechelen naar Auschwitz is gedeporteerd, waar hij op 3 november aankwam. Zijn overlijden is nooit officieel vastgesteld. Na de oorlog heeft het Ministerie van Justitie 1 juni 1945 vastgesteld als zijn uiterlijke sterfdatum. Uit beschikbare gegevens kan worden verondersteld dat Simon Goudeket niet later dan 28 februari 1943 in Auschwitz (of de omgeving van Auschwitz) is overleden.
Zoon Simon werd vanuit Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd en keerde niet terug
Dochter Elise, haar man Abraham Montanjees en hun kind woonden in de Deurloostraat 116-I te Amsterdam. Abraham was verzetsstrijder. Het gezin dook onder, maar Abraham werd gepakt. Hij werd naar de strafgevangenis in Arnhem gebracht. Abraham is op 3 april 1945 in Bergen-Belsen overleden, 34 jaar oud. Elise en hun kind overleefden de oorlog.
Omdat Isidore in de diamantindustrie werkte, hadden Esther en hij een vrijstelling van deportatie. Toch stonden er twee koffers klaar bij de voordeur, gevuld met werklaarzen, wollen dekens, emaillen soepkommen, drinkbekers, truien, onderbroeken, sokken, handdoeken en proviand. Tijdens de grote razzia van 20 juni 1943 werden Isidore en Esther in hun woning gearresteerd. Na registratie in een park bracht een tram hen naar het Muiderpoort-station vanwaar ze per trein verder naar Westerbork gingen. Pas ’s avonds laat kregen zij aldaar een plaats toegewezen in barak 60. Twee weken later, op 6 juli 1943 gingen zij op transport naar Sobibor. Bij aankomst, op 9 juli 1943 werden zij direct naar de gaskamers zijn gestuurd. Esther was 57, Isidore 59 jaar.
Van Erik Brouwer verscheen het boek Spartacus, waarin de familiegeschiedenissen van de overgrootvader van de auteur Emanuel Brouwer en zijn vriend Isidore Goudeket beschreven zijn. Uit dit boek komt onderstaande informatie:
Op de foto is Isidore de tweede van rechts, vooraan
De turnvereniging ‘Spartacus’ bestond grotendeels uit Joodse leden. Bij optredens buiten de hoofdstad leidde dat soms tot antisemitische reacties van toeschouwers (’Jullie is Jodenvolk!’ en ’Jullie hebben onze Jezus gekruisigd!’). Maar de vereniging afficheerde zichzelf niet nadrukkelijk als Joods, wat de club in de jaren twintig op verdachtmakingen uit eigen kring kwam te staan. Spartacus en soortgelijke organisaties waren zoals een criticaster het omschreef ’haarden van Joodsch-onwaardige assimilatie, waar de ’neutraliteit’ niet anders gedemonstreerd schijnt te kunnen worden dan een onaanvaardbaar-overdreven vaderlandsliefde en een verdoezelen van het Jood-zijn waar dat even mogelijk is’. In de jaren dertig kreeg de vereniging, mede onder invloed van de ontwikkelingen in nazi-Duitsland, wel een Joodser karakter.
De Amsterdamse turnclub Spartacus kwam de oorlog niet meer te boven. De overlevenden van de vereniging organiseerden nog wel een heroprichtingsvergadering, maar het was tevergeefs: bijna tachtig procent van de leden was niet teruggekomen uit de kampen.
Isidore met turnvriend Emanuel Brower
Op de website ‘Sobiborinterviews’ is het volgende over Isidore Goudeket te lezen:
Isidore Goudeket (Amsterdam 1 augustus 1883) was diamantklover van beroep maar zijn passie ging uit naar turnen. Als zeventienjarige jongen had hij zijn turnkunsten al vertoond in Carré en het Concertgebouw. Met een gymnastiekgezelschap was hij zelfs in het buitenland geweest. Vlak na zijn bar mitswa werd Isidore toegelaten tot de Amsterdamse turnvereniging Spartacus. De tientallen Joden die hier hun oefeningen uitvoerden, stonden bekend als ‘Muskeljuden’.
Samen met zijn maatje Emanuel Brouwer bracht Isidore zijn vrije tijd door in het Paleis voor Volksvlijt waar zij talloze trainingen afwerkten. Beide vrienden behoorden tot de beste turners van Amsterdam en mochten in 1905 uitkomen voor de Amsterdamse Turn Bond. Een jaar later trad Isidore in het huwelijk met de twintigjarige Esther Weening. Het jonge echtpaar betrok een woning in hetzelfde pand waar de ouders van Emanuel Brouwer woonden. Op een lentedag in 1908 kregen beide “spierenjoden” de uitnodiging om Nederland te vertegenwoordigen op de Olympische Spelen die in Londen gehouden zouden worden. Hun leermeester bij Spartacus, Jan de Boer, kreeg de leiding over de turnploeg.
Zaterdagmiddag 11 juli ging de Nederlandse delegatie scheep op ‘De Batavier’. Aan boord genoten de sporters van grappen, jajem en sigaren. Ze riepen Isidore Goudeket uit tot erepresident van het Comité tot wering van zeeziekte. Twee dagen na de jolige overtocht betraden de turners het White City Stadium om hun Olympische oefeningen uit te voeren. Aanhoudende regenval had het grasveld veranderd in een grote modderpoel. Volkomen verkleumd begonnen de turners aan hun oefeningen voor de zevenkamp. Een podiumplaats bleek ver buiten bereik: Isidore Goudeket behaalde met 159 punten een 62e plaats, twee plaatsen hoger dan zijn vriend Emanuel die 158 punten kreeg. Ook met de groepsuitvoering op vrijdag 17 juli wist de Nederlandse équipe geen medailles te vergaren. Hoewel de vierentwintig turners na enkele perfect simultaan uitgevoerde sprongen ook nog tegelijkertijd op de handen het veld verlieten, kwamen zij met 297 punten niet verder dan de zevende en een na laatste plaats.
Revanche kregen de spierenjoden van Spartacus twee jaar later tijdens de Internationale Gymnastiekfeesten die vanwege de Wereldtentoonstelling in Brussel werden gehouden. Ze behaalden de eerste prijs op de rekstok, de brug en het paard en mochten de ereprijs ontvangen met hun vrije oefening. Dat de Amsterdamse turners niet alleen op sportief vlak hun mannetje stonden maar ook doortastend konden handelen, bewezen ze in de avond van 14 augustus. Tijdens het feestbanket brak brand uit in een van de hoofdpaviljoens. In de ontstane consternatie hielpen Isidore Goudeket, Emanuel Brouwer en negen andere Spartacisten zoveel mogelijk gasten te ontkomen. Een Belgische krant schreef later over ‘elf heldhaftige joden die tientallen mensen hadden beschermd tegen de losgebroken tijgers, leeuwen en krokodillen.'