Ignaz Feldmann

Ignaz Feldmann (1901) was dertien jaar toen op 28 juni 1914 met de moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand de Eerste Wereldoorlog begon. Ignaz was één van de zonen van Leiser en Amalia Feldmann, inwoners van Przemyśl, een stad van ongeveer 50.000 inwoners, gelegen in het grensgebied tussen het huidige Polen en Oekraïne.

Ignaz Feldmann

Voornaam
Ignaz
Achternaam
Feldmann
Geboortedatum
23 januari 1901
Geboorteplaats
Przemyśl
Sterfdatum
12 juli 1964

Zoals zoveel dorpen en steden in het oosten van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije kende Przemyśl een grote Joodse gemeenschap. Een op de drie inwoners van de stad was rond het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog Joods. De meeste Joden waren werkzaam in de houtindustrie, de bankensector en in de handel in tarwe en andere graansoorten. Het leven in Przemyśl was zwaar: het gros van de Joodse inwoners leefde onder wat destijds als de armoedegrens werd beschouwd.

De Joodse gemeenschap in Przemyśl was voor die tijd vooruitstrevend: er werden veel culturele activiteiten georganiseerd, er woonden een groot aantal bekende Joodse schrijvers en het behalen van een schooldiploma werd binnen de meeste Joodse families gestimuleerd. Ook het beoefenen van sport werd aangemoedigd. Ignaz Feldmann kwam al op jonge leeftijd in aanraking met een relatief nieuwe sport die een grote invloed op zijn verdere leven zou blijken te hebben: voetbal. 

In de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog werden Ignaz Feldmann en de andere inwoners van Przemyśl - het hart van de stad was als een grote burcht gebouwd - door Russische troepen belegerd. Tussen oktober 1914 en maart 1915 leefden de inwoners samen met meer dan 100.000 Oostenrijk-Hongaarse militairen op een klein rantsoen aan voedsel, onder constante aanvallen van 300.000 Russische soldaten. De stad ging gebukt onder grote spanningen. Met name het Joodse deel van de bevolking moest het ontgelden: gedurende de belegering werden meerdere progroms gehouden waarbij honderden Joden werden vermoord. 

Op 22 maart 1915 werd Przemyśl uiteindelijk door de Russen veroverd om het in juni 1915 weer aan de Oostenrijk-Hongarije te verliezen. Ruim 115.000 soldaten verloren hun leven bij de strijd om Przemyśl.

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd Przemyśl een speelbal tussen het nieuw opgerichte Polen en de Oekraïense Volksrepubliek. Ook nu waren het weer de Joodse inwoners van de stad die de gevolgen van de oplopende spanningen moesten ondergaan. Het was de belangrijkste reden dat een deel van de Joodse jongeren besloot om Przemyśl te verlaten. 

Net als de meeste van zijn leeftijdsgenoten koos ook Ignaz Feldmann voor een vertrek uit zijn geboortestad. In de zomer van 1920 streek hij neer in het grote Wenen waar hij een appartement aan de Bauerlegasse ging bewonen. In de jaren die volgden werkte Feldmann onder meer als bouwvakker, monteur en koopman. In 1927 trouwde hij met Elsa Dora Ziehold (1900), van wie hij in 1929 weer scheidde. In 1932 volgde een nieuw huwelijk, met Sabine Kofler (1911). Met haar kreeg Feldmann twee kinderen: Fred (1932) en Erika (1933). 

Feldmann op reis met teamgenoten in Skopje, midden jaren dertig. 

Op het moment dat zijn kinderen werden geboren, had Ignaz Feldmann al een paar jaar een nieuw beroep: hij was ‘Professionalfussballer’ in Oostenrijk, naast Engeland het enige andere land in die jaren met een profvoetbal-competitie. 

Feldmann speelde sinds 1926 voor de Joods-Oostenrijkse voetbalvereniging Hakoah Wien. Deze in 1909 opgerichte club was in het seizoen 1924-1925 de eerste kampioen van de nieuwe professionele competitie en kende een grote supportersschare. Gemiddeld bezochten meer dan 20.000 fans de thuiswedstrijden van Hakoah. Tijdens twee opeenvolgende tournees in de Verenigde Staten in 1926 en 1927 – bij de tweede tournee was ook Feldmann aanwezig – zagen zelfs meer dan 200.000 mensen het eerste team van Hakoah spelen.

Ignaz Feldmann was lange tijd aanvoerder van Hakoah. Hij stond bekend als een harde, maar faire speler. Feldmann beschikte over een sterke persoonlijkheid die zowel op als buiten het veld tot uiting kwam. In alle geledingen van Hakoah liep men weg met de kopsterke en moedige verdediger.

Feldmann voetbalde in totaal meer dan twaalf seizoenen voor Hakoah. In 1938 eindigde zijn loopbaan abrupt. Kort na de Anschluss – in maart 1938 werd Oostenrijk door nazi-Duitsland geannexeerd – werd het Joden onmogelijk gemaakt nog langer in clubverband te sporten. Nadat in de nacht van 9 op 10 november 1938 tientallen synagogen, winkels en huizen in Wenen werden verwoest en 6.500 Joden opgepakt, besloot Ignaz naar Nederland te vluchten. Via een kamp in Hoek van Holland kwam hij op 24 november 1939 in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork terecht, waar hij een baantje als medewerker van de technische dienst wist te bemachtigen. Ook was hij lange tijd masseur in het ziekenhuis van het kamp. 

Toen Westerbork in juli 1942 doorgangskamp werd, kreeg Ignaz de beschermde status van Alte Lagerinsasse. Hij was daardoor voorlopig vrijgesteld van transport naar ‘het Oosten’.


Feldmann, geheel rechts, met de voetballers in Westerbork, 1943.

Begin 1943 werd Feldmann met collega’s van de technische dienst naar Amsterdam gezonden om in een niet meer in gebruik zijnde fabriek van Joodse eigenaren machines te demonteren. Onderweg ontstond het plan om een voetbalcompetitie in kamp Westerbork op te zetten. In het vluchtelingenkamp was er regelmatig gevoetbald – onder andere een wedstrijd tussen een Duits en een Oostenrijks elftal – maar door de overgang naar een doorgangskamp was hier niets meer van terecht gekomen. 

Fred Schwarz was één van de kampgevangenen die samen met Feldmann naar Amsterdam werd gestuurd. Net als de Oostenrijkse profvoetballer ontvluchtte hij eind jaren dertig Wenen voor Nederland om uiteindelijk via Eindhoven (waar hij enige tijd voor de jeugd van PSV voetbalde) in Westerbork te worden ondergebracht. Het idee om een voetbalcompetitie op te zetten kon hij zich later nog goed herinneren. Begin jaren negentig schreef hij erover in z’n boek ‘Treinen op Dood Spoor’.

 ‘Het is maandag, we zitten in de trein van Beilen naar Amsterdam. We hebben een coupé met z’n achten, dat is krap maar beter dan niet. In het bagagenet vindt Jaap de sportpagina van de Telegraaf. Hij leest en begint verschrikkelijk te schelden, “Moet je kijken, Jack en mij hebben ze verdomme ’s avonds van de training gehaald waar alle jongens bij stonden en nou zie ik dat die zakken gewoon doorvoetballen!” Feldmann luistert naar de opgewonden voetballer en zegt in z’n beste Weens iets wat ik vlug vertaal met “Nou, laat ze barsten, dan gaan wij in Westerbork toch onze eigen competitie spelen.” Vanaf dat ogenblik spreken wij tot aan Amsterdam-Muiderpoort over niets anders meer dan over de organisatie van een toekomstige competitie.’

Na terugkomst in Westerbork werd het plan in werking gezet. Ballen werden besteld en achtergebleven kistjes van het Nederlandse leger omgevormd tot voetbalschoenen. Een inkoper die voor de textielindustrie onderweg was, kreeg de opdracht gekleurde stof mee te brengen waar shirts van gemaakt konden worden. Nadat op het middenterrein – doordeweeks was dit de appèlplaats – twee  uitneembare doelpalen waren geplaatst, kon de wedstrijd beginnen.

Alles gebeurde met toestemming van kampcommandant Gemmeker. Sport nam in de nazi-ideologie een prominente plaats in, en belangrijker, het plan paste in het idee dat de nazi’s voor Westerbork in gedachten hadden. In het kamp was immers sprake van een schijnwereld. Met een formidabel ziekenhuis, hoogstaand cabaret en theater en bijvoorbeeld sport wilde de Duitse kampleiding de kampgevangenen een rad voor ogen draaien. Want waarom zouden dergelijke kostbare instellingen in Westerbork aanwezig zijn, terwijl men de Joden in het Oosten zou willen vermoorden? Voetbal als afleiding en valse hoop ineen.

Herkend

‘Op de hoek staat dezelfde vent die net die trap heeft uitgedeeld. Hij is Unterscharführer en controleert of wij wel snel genoeg onze pet voor hem afnemen. Dan ziet hij Feldmann. Hij beduidt hem te komen. Ik sta vlakbij en hoor dat de SS’er naar zijn naam vraagt. “Ignaz Feldmann”. “Beroep?” “Fussballer”. Ineens is die SS’er een ander mens als blijkt dat hij met Feldmann in Wenen samen in een nationale selectie heeft gevoetbald; hij speelde immers bij Austria. Feldmann moet zich melden als we in de barak zijn. Hij is de enige die nog een naam heeft, dankzij zijn voetbalverleden.'        

In de zomer van 1943 was de voetbalcompetitie in kamp Westerbork in volle gang. Iedere zondag werden er twee wedstrijden gespeeld door teams ingedeeld naar Dienstbereiche. Zo was er een matrassenelftal, een kleermakersteam en een ploeg van de Joodse kamppolitie, de Ordedienst (OD). Ieder elftal had zijn eigen vaste spelers en bijbehorend tenue. De opstelling werd bepaald door de aanvoerders. Ignaz Feldmann stond boven alle partijen verheven. Naast trainer – er werd door tijdgebrek echter niet veel getraind – was hij scheidsrechter, masseur en met afstand de beste speler in de kampcompetitie. Fred Schwarz:

‘Feldmann hield dus toezicht en gaf goede raad. Zijn belangrijkste stelregel was dat je je de avond/nacht voor een wedstrijd “dient te onthouden”. Alcohol bestaat hier slechts bij de upper ten, en naar ik hoor ook daar slechts bij uitzondering, dus waar moesten we ons van onthouden?’

Het spelpeil in het kamp was redelijk, maar zeer wisselend. Vanaf het najaar van 1943 werden steeds meer mensen naar de vernietigingskampen weggevoerd waardoor de keuze in spelers kleiner werd. Slechts de meeste Alte Lagerinsassen en wat gelukkigen met goede connecties bleven achter. Om de competitie op gang te houden werd de opzet gewijzigd: elke zondag werden er ad hoc combinaties gemaakt van de aanwezige spelers, de vaste Dienstbereiche-teams verdwenen. 

Tot ver in 1944 werd er nog gevoetbald. Van één van de laatste wedstrijden maakte de Joodse kampfotograaf Rudolf Breslauer in opdracht van commandant Gemmeker filmbeelden die bewaard zijn gebleven. Op die beelden is een grote haag met toeschouwers te zien die op de appelplaats kijken naar een groep zich amuserende voetballers. Fred Schwarz en Ignaz Feldmann zijn niet te zien. Dat zij mee hebben gespeeld staat echter vrijwel vast.

In de zomer van 1944 kwam er een einde aan de voetbalcompetitie in kamp Westerbork. Met het transport van 4 september 1944 naar Theresienstadt vertrokken de meeste kampbewoners, waaronder Fred Schwarz en Ignaz Feldmann, naar ‘het Oosten’. Pas na de bevrijding in april 1945 zou er in kamp Westerbork in wedstrijdverband weer tegen een bal worden getrapt.  

De trein van 4 september 1944 bracht Ignaz Feldmann naar Theresienstadt. In het bij Praag gelegen concentratiekamp ontmoette Feldmann zijn oude Hakoah-collega Ignaz Fisscher. Hij was één van de belangrijkste spelers van de voetbalcompetitie die in Theresienstadt werd gespeeld. Op een kasseien veld voetbalde men elke week in twee divisies op vaste tijden wedstrijden tussen zeventallen. Feldmann bezocht op uitnodiging van Fisscher een wedstrijd. Het niveau was hoog: er waren uitstekende spelers, een officiële scheidsrechter en een fanatiek publiek. Fisscher probeerde een plek in de voetbalcompetitie voor Feldmann te regelen maar slaagde hier niet in. Eind september 1944 werd besloten om Theresienstadt grotendeels leeg te halen. De Westerborkse Joden waaronder Feldmann waren als laatste aangekomen en dienden als eerste te vertrekken.

Op 28 september 1944 werd Feldmann overgebracht naar Auschwitz-Birkenau. Ook Fred Schwarz behoorde tot het transport. Na registratie in het vernietigingskamp werd de groep met aangekomen gevangenen in rijen opgesteld.

‘Op de hoek staat dezelfde vent die net die trap heeft uitgedeeld. Hij is Unterscharführer en controleert of wij wel snel genoeg onze pet voor hem afnemen. Dan ziet hij Feldmann. Hij beduidt hem te komen. Ik sta vlakbij en hoor dat de SS’er naar zijn naam vraagt. "Ignaz Feldmann”. “Beroep?” “Fussballer”. Ineens is die SS’er een ander mens als blijkt dat hij met Feldmann in Wenen samen in een nationale selectie heeft gevoetbald; hij speelde immers bij Austria. Feldmann moet zich melden als we in de barak zijn. Hij is de enige die nog een naam heeft, dankzij zijn voetbalverleden.'       

Dagen later diende de groep nogmaals op appèl te verschijnen. Feldmann werd door SS’ers geïnstrueerd om honderd man uit te kiezen voor arbeid in een fabriek buiten Birkenau. Fred Schwarz behoorde tot de ‘gelukkigen’ en mocht vertrekken uit het vernietigingskamp. 

Feldmann zelf verbleef uiteindelijk een maand in Auschwitz-Birkenau, waar hij bij het Kanada-commando werkte, alvorens naar Sachenhausen te worden afgevoerd. In november 1944 kwam hij vervolgens in Buchenwald terecht en, in maart 1945, in Orhdruf, een satellietkamp van Buchenwald. 

Op 4 april 1945 bevrijdden Amerikaanse troepen Ohrdruf. Het was de eerste confrontatie van de Amerikanen met deze realiteit van het nazi-bewind. Ze waren ogenschijnlijk in schok. Dat de kampen er waren wisten de geallieerden al vroeg in de oorlog, wat er gebeurde wisten ze ook. Het echte besef wat er had plaatsgevonden in de concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s kwam echter pas bij de bevrijding van Ohrdruf.

Ohrdruf was eind 1944 ingericht als werkkamp waar de gevangenen onder de meest extreme omstandigheden waren gehuisvest en dwangarbeid moeten verrichten. Het onderkomen van de tienduizenden gevangenen bestond uit barakken met stro op de grond. Sanitair en medische verzorging waren er niet.

Bij binnenkomst troffen de Amerikanen opgestapelde halfvergane lichamen en verbrande lijken op enorme brandstapels. Een week na de bevrijding bezocht de geallieerde opperbevelhebber Eisenhower het kamp, in het gezelschap van zijn generaals Patton en Bradley. Eisenhower liet journalisten, filmploegen en leden van het Amerikaans congres overkomen om het Amerikaanse publiek een beeld te geven van de nazi wreedheden.  

Op de filmbeelden is te zien hoe een bevrijdde gevangene de Amerikaanse legertop op 11 april 1945 in het kamp rondleid. De naam van de “gids”: Ignaz Feldmann. Door de vele reizen dat hij als voetballer had gemaakt beheerste hij de Engelse taal vrij goed en daarnaast had hij vanwege zijn verleden als bekende profspeler het “mandaat” om de generaals en hun staf rond te leiden. 

Een van de assistenten van Eisenhower schreef later in zijn dagboek:

 ‘The visual evidence and the verbal testimony of starvation, cruelty and bestiality were so overpowering as to leave me a bit sick. In one room, where they were piled up twenty or thirty naked men, killed by starvation, George Patton would not even enter. He said that he would get sick if he did so. I made the visit deliberately, in order to be in a position to give first-hand evidence of these things if ever, in the future, there develops a tendency to charge these allegations merely to "propaganda."'

Naoorlogse brief van Feldmann aan vrienden in Nederland.

Na de bevrijding zwierf Feldmann enkele maanden in Midden-Europa rond. In Praag hoorde hij van het lot van zijn vrouw Sabine en kinderen Fred en Erika. Ze waren op 9 juni 1942 vanuit Wenen naar het kamp Maly Trostenets bij Minsk gedeporteerd en daar bij aankomst direct vermoord. Van de 9.000 mannen, vrouwen en kinderen die vanuit Wenen naar Maly Trostenets werden weggevoerd, overleefden uiteindelijk maar zeventien de Tweede Wereldoorlog.

In de zomer van 1946 keerde Feldmann terug in Wenen. Samen net z’n zwangere vriendin, de 26 jaar jongere Isadora Berger. Op 21 juli van dat jaar werd dochter Eva geboren. Feldmann wilde met Isadora trouwen maar het voorgenomen huwelijk moest lange tijd worden uitgesteld: om te mogen trouwen moest Sabine eerst officieel doodverklaard worden. Een proces dat door het grote aantal “verzoeken” maanden op zich kon laten wachten.

Terug in Wenen raakte Feldmann ook weer betrokken bij Hakoah. De club was in juni 1945 door een groep met overlevenden heropgericht. Al in juli volgde de eerste wedstrijd, tegen Wacker Wien. Hakoah begon in de tweede klasse, het niveau waar het in 1938 voordat de vereniging door de nazi’s was verboden, ook was geëindigd. 

Hakoah Wien had het zwaar in de eerste jaren na de bevrijding. De meeste leden waren gedeporteerd en vermoord door de nazi’s. In 1948 werd daarnaast de staat Israël opgericht en verliet een deel van de overlevenden het nog altijd antisemitische Oostenrijk om zich in het beloofde land te vestigen. 

Het sterkte de geëmancipeerde Feldmann in het werk dat hij voor de club verrichtte. Hij was er in de eerste jaren na de bevrijding in meerdere functies werkzaam. De langste tijd als trainer, tot november 1947, toen Feldmann na een reeks van acht nederlagen de handdoek in de ring gooide. ‘Crisis’, zo was zijn korte maar krachtige antwoord toen Feldmann naar zijn opstappen werd gevraagd. 

Ignaz Feldmann, die in de laatste jaren van zijn leven intensief bezig was met zijn Joodse afkomst, is in een Weens ziekenhuis op 12 juli 1964 overleden.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.