Het gezin Kleerekoper

‘Lieve mensen, zojuist heb ik mijn lot vernomen. We moeten ons reisvaardig maken. De reis met onbekende bestemming zal een aanvang nemen. Ik hoop zo vurig alle kennissen en vrienden terug te zien. Wie zal het zeggen? Nogmaals dank aan allen voor de grote kameraadschap en liefde, Gerrit, Ka en Elly.’

Deze korte toevoeging aan een brief die hij de dag ervoor was begonnen schreef Gerrit Kleerekoper in de vroege ochtend van 29 juni 1943. Enkele uren later werd hij met zijn gezin en vele anderen gedeporteerd naar Sobibor. Alle 2397 gedeporteerden werden direct na aankomst vermoord.

Gerrit Kleerekoper was de turncoach die zijn vrouwenploeg bij de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam naar een gouden medaille leidde. Een van de gouden turnsters vertelde vele jaren later dat haar ploeg de overwinning aan hun trainer te danken had. In de weken voor de Spelen werd er harder getraind dan ooit tevoren. Er waren extra trainingen op woensdagavond, de dames vielen kilo’s af. En omdat tijdens het toernooi in Amsterdam de wedstrijden in de open lucht zouden plaatsvinden, had hij zijn ploeg in de maanden daarvoor buiten laten trainen. Vijf van de twaalf vrouwen van deze gouden ploeg waren Joods. Slechts één van deze vijf overleefde de Holocaust. Ook Gerrit Kleerekoper, zijn vrouw Kaatje en hun twee kinderen Leendert en Elly werden vermoord in de oorlog.

Foto links: Yad Vashem Photo Archives ( https://www.yadvashem.org/yv/en/exhibitions/sport/dutch-gymnastics-team.asp#&gid=1&pid=3

Het gezin Kleerekoper

Voornaam
Gerrit
Achternaam
Kleerekoper
Geboortedatum
15 februari 1897
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
02 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

Gerrit Kleerekoper werd op 15 februari 1897 geboren in Amsterdam. Hij was de zoon van Jacob Kleerekoper (1871-Sobibor 1943) en Elisabeth Kleerekoper-van Es (1875-Sobibor 1943). Hij was het tweede kind van de vijf. De oudste was Catharina (Trien) (1895), en na Gerrit kwamen Sara (1898), Mina (1903) en Herman (1910).

Uit Gerrits jeugd zijn twee krantenberichtjes teruggevonden, reacties op zijn inzending voor de raadselrubriek van De Courant.

1-4-1905
20-5-1905

Op 28 mei 1919 trouwde Gerrit met Kaatje Ossedrijver. De bruiloft was in Zaandam. Vanaf 1923 woonde het gezin in de P.L. Takstraat 25 in Amsterdam.
Kaatje is geboren in Amsterdam op 29 augustus 1895, ze was de dochter van Leendert Ossedrijver (1870-1898) en Margaretha Ossedrijver-Elzas (1869-1938). Ze was het derde kind van vier, de oudste was Debora (1891), daarna kwam Levie (1893) en de jongste was Barend (1897).

Zowel Gerrit als Kaatje werkten in de diamantindustrie, Kaatje werkte daar ook na haar huwelijk, zoals op de lidmaatschapskaarten van de vakgroep van de diamantbewerkers te lezen is. Kaatje had op 4 april 1913 haar diploma als roosjessnijder behaald, na in 1911 als leerling te zijn begonnen.
Op een van deze kaarten is te lezen waar Gerrit en Kaatje gewoond hebben.

Kaatje bedankte voor haar lidmaatschap in augustus 1923. Dit zal te maken hebben gehad met de geboorte van het eerste kind van Gerrit en Kaatje, op15 januari 1923. Hun zoon heette Leendert, naar de jonggestorven vader van Kaatje.
Hun tweede kind was een meisje: Elisabeth (Elly) werd geboren op 14 oktober 1928. Elly werd vernoemd naar de moeder van Gerrit.

In de archieven is in het Pensioenregister onderstaande kaart, zonder datum, van Gerrit te vinden.

Gerrit verliet zijn werk in de diamantindustrie, hij werd gymnastiekleraar. Hij was docent gymnastiek aan de 2e vijfjarige HBS in Amsterdam. Hij was een voortreffelijk docent en stond bekend om zijn vriendelijkheid. Hij ging op in zijn vak en was overtuigd van het nut van gymnastiek. Geen moeite voor de school was hem te veel. Met liefde offerde hij zijn hele kerstvakantie op om voor zijn leerlingen een nieuw toneel te betalen. Hij stak zeer veel extra uren in zijn werk.
Ook was Gerrit trainer bij de turnvereniging Bato, die vrijwel volledig uit Joodse leden bestond. Hij organiseerde in 1926 het eerste dameskampioenschap turnen in Amsterdam.

1931. Familiefoto van het gezin van Gerrit Kleerekoper, met ouders, zussen en broer en aangetrouwden. (Bron: uit privé-collectie, Joods Monument)

Gerrit Kleerekopers grote succes was het goud van zijn vrouwenturnploeg op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Hieronder twee krantenberichten over deze prestatie van zijn turnploeg:

Het onderstaande cursieve fragment is ontleend aan de website: https://www.sobiborinterviews.nl/nl/slachtoffers/gerrit-kleerekoper?tmpl=component

Ter voorbereiding op de Olympische Spelen liet hij zijn pupillen vanaf juni 1928 op de woensdagavonden en zondagochtenden buitentrainingen verrichten om te wennen aan de wisselende weersomstandigheden. Zijn vernieuwende aanpak ontlokte een verslaggever van Het Turnblad de opmerking: "Tenslotte waren onze Dames dankzij de serieuze training van de onvergetelijke Gerrit Kleerekoper volkomen gereed voor de grote Olympische strijd". Een van de gouden turnsters, Alie van den Bos, concludeerde vele decennia later dat zij de overwinning aan Kleerekoper te danken hadden: "De trainingen voor de Spelen werden in het begin steeds in gymzalen gehouden, maar de Olympische wedstrijden zouden in het stadion, dus buiten plaatsvinden. Daarom besloot de leider van het toestelturnen, Gerrit Kleerekoper, de laatste maanden in het weekeinde in Den Haag in de open lucht te oefenen. Kleerekoper zei: je weet het nooit met het weer, het kan wel eens heel warm worden in het stadion en daar moeten jullie tegen bestand zijn. Dat oefenen buiten was heel goed, want we merkten al gauw dat je daarvoor heel wat meer energie nodig hebt dan in de zaal".


Enkele jaren na de Spelen verzorgde Gerrit Kleerekoper een dagelijks gymnastiekuurtje voor de radio. ’s Ochtends vroeg om kwart voor zeven zond de VARA zijn programma met lichamelijke oefeningen uit. De sessie begon met de vraag "luisteraars, staat u allen klaar?". Begeleid door een piano vanuit de studio liet hij zijn toehoorders in hun huiskamers vervolgens buig- en strekoefeningen uitvoeren.

Op 20 juni 1943 om negen uur ’s avonds werden zij van huis gehaald. Met hun bagage liepen zij naar het Krugerplein vanwaar een overvolle tram hen naar het Muiderpoortstation bracht.

... Na nog een uur wachten verscheen de trein en om twee uur ’s nachts werden zij met nog 53 anderen in een goederenwagon gepropt. Door een klein kiertje kwam frisse lucht binnen. In het "hartstikke donker" schreef Kaatje met een potlood een boodschap aan haar schoonzus: "We zitten in een goederenwagon en zijn nog niet vertrokken. De stemming hier is perfect. Ik hoop dat je dit kunt lezen. We zitten op de grond met z’n 55. Het is denk kwart over twee. We zitten met een kaars en ik kan niet zien wat ik schrijf. Nu Trien en Leo, een pakkerd van Ger, Ka, Elly".

Aan het begin van de oorlog vond er een drama plaats in de familie Kleerekoper. Na de Nederlandse capitulatie op 15 mei 1940, besloten Gerrits zuster Mina en haar man Louis Judels om, samen met hun kinderen Mia en Bert, zich op deze dag van het leven te beroven. In juli schreef Gerrit hierover een brief aan zijn broer Herman, die bioloog was in Sao Paolo: (https://niw.nl/met-vurig-nationalisme-en-onbeschrijfelijke-moed/)

‘Lieve Herman, Co en Kinderen, Namens Pa en Moe en de fam. heb ik de zware taak je op de hoogte te stellen van de moeilijke dagen die wij hier hebben doorgebracht en het grote verdriet dat wij moeten verwerken. Jullie zullen, gezien de omstandigheden, wel niet op goede berichten hebben durven hopen. De slag die ons allen heeft getroffen is echter zwaarder dan wij en jullie zullen hebben verwacht. In de eerste dagen van den oorlog en direct na de overgave hebben velen grote angst beleefd. Onze lieve zuster Mina met Louis en beide kinderen hebben de voorkeur gegeven aan een zachte dood dan aan het leven in vrees voor de toekomst. In de nacht van 15 op 16 mei hebben zij ons verlaten. Jullie begrijpt dat veel schrijven thans niet mogelijk is. De toestand van ons allen en van Pa en Moe is, de omstandigheden in aanmerking genomen, tamelijk goed. Wij moeten nu voor elkaar het hoofd ophouden. Ook jullie wensen wij sterkte en gezondheid. Jullie Gerrit.’

Het Sobiborinterview uit de eerdergenoemde website beschrijft hoe Gerrit, Kaatje en hun dochter Elly verder verging:

In november 1942 moesten Gerrit, Kaatje en Elisabeth hun huis aan de Rivierenlaan 94 gedwongen verlaten. De laatste maanden voor hun deportatie woonde het gezin aan de Transvaalstraat 136. Op 20 juni 1943 om negen uur ’s avonds werden zij van huis gehaald. Met hun bagage liepen zij naar het Krugerplein vanwaar een overvolle tram hen naar het Muiderpoortstation bracht. Vanwege de drukte worstelden ze "zowat een uur in de tunnel om in de hal te komen". Inmiddels was het middernacht geworden. Op het perron moesten ze hun huissleutel inleveren bij een ambtenaar. Na nog een uur wachten verscheen de trein en om twee uur ’s nachts werden zij met nog 53 anderen in een goederenwagon gepropt. Door een klein kiertje kwam frisse lucht binnen. In het "hartstikke donker" schreef Kaatje met een potlood een boodschap aan haar schoonzus: "We zitten in een goederenwagon en zijn nog niet vertrokken. De stemming hier is perfect. Ik hoop dat je dit kunt lezen. We zitten op de grond met z’n 55. Het is denk kwart over twee. We zitten met een kaars en ik kan niet zien wat ik schrijf. Nu Trien en Leo, een pakkerd van Ger, Ka, Elly."

Om vijf uur was de trein bij Zwolle en schreef Gerrit nog een briefkaartje: "We hopen elkaar na niet te lange tijd terug te zien". Voordat ze in Westerbork geregistreerd konden worden, was het acht uur ’s ochtends en brandde de "gloeiend hete zon" al boven hun hoofden.

Gerrit, Kaatje en Elly kwamen op 21 juni 1943 in kamp Westerbork. Op 29 juni 1943 volgde hun transport naar Sobibor. Elly schreef vanuit Westerbork nog naar haar tante Trien:

"We hebben alles al gepakt voor het transport. Je mag een broodzak, deken en handtas meenemen. De trein staat er al, bijna schoongemaakt. Waar we heen gaan weten we niet. Misschien gaan we helemaal niet vannacht. Ik ben er in elk geval niet bang van. Maar als er toch wat gebeurt, moeten jullie flink zijn […] De havermoutkoekjes en roggebrood heb ik bewaard om in de trein te eten."  Vlak voor ze de brief opvouwde, voegde Elly een snelle aantekening onderaan de brief toe: "dinsdag vertrokken".

Ook Gerrit schreef kort voor vertrek nog een brief die op indringende wijze laat zien onder welke omstandigheden hij in het kamp verbleef en met welke verwachtingen hij vertrok.

Westerbork, Maandag 28-6-‘43
G. Kleerekoper

Beste Annie,
Beschouw deze brief als een fam. en kennissenbrief. Ka en Elly schrijven naar Trien en Loek. Als wij weg zijn schrijf dan ook eens naar Loek. Doe van ons schrijven, dat vermoedelijk als een afscheidsbrief moet dienst doen aan alle kennissen en vrienden en vergeet de Vries, Sloterkade 2, Dr. Wallagh, Kruls, Frieda, Michiel, Stella en anderen niet. Geef de Vries onze geb. data af, wellicht kan hij later wat voor ons doen. Van onze reis naar hier heb je reeds vernomen. Nadat we Zondagavond van huis zijn gegaan kwamen we de volgende avond in onze barak 67. Bij een groot transport is alles iets moeilijker dan het gewoon reeds is. De registratie bij aankomst, het onderzoek, Lippmann enz. kosten dan nog meer tijd. Het onderbrengen van 5 à 6 duizend mensen valt niet mee. Dat ondervinden wij in onze barak in het bijzonder. Deze is meer overbelast dan de andere. Dat brengt mee dat we met 5 man op 3 ijzeren bedden slapen zonder matrassen. Het raam van mijn brik bestaat uit 6 dwarse ijzerdraden en 4 overlangs. Zij die op een matras liggen in 1 ledikant, hebben het heel wat aangenamer. Zo hebben we ook met de was- en drinkgelegenheid de moeilijkheden van overbelasting. De watervoorraad is zo af en toe uitgeput. Het eten is zeer goed doch de 2 pakketten die we ieder hebben ontvangen kwamen goed van pas. Wij zijn er zeer dankbaar voor. Het spijt mij zeer dat ik geen horloge heb. Mocht ik nog niet bij het transport van deze nacht zijn dan wil ik graag 1 van de 3 die Zwaaf liet maken ontvangen. Daar zal echter wel niets van komen. Misschien kan er één, goed ingepakt, in een zending naar Loek gezonden worden. Schrijf hem de groeten van ons. Ka houdt zich kennelijk goed maar Elly vind ik persoonlijk zeer nerveus. De ruimte is zo beknopt dat ik tussen twee bedden in op mijn knie moet zitten schrijven. Ik hoop dat het leesbaar is. Verschillende dingen heb ik geprobeerd om teruggesteld te worden van de eerstkomende transporten. Alles zonder resultaat. De school kan niemand aannemen die niet al achtergesteld is en het ziekenhuis heeft mij ook niet kunnen plaatsen voor heilgymnastiek. Dat alles is maar voor enkelen weggelegd. Enige dagen heb ik gewerkt. Grondwerk zoals zand scheppen, sloten graven, heiplaggen dragen enz. Het werk is niet zwaar doch je wordt van 7 tot 12:00 uur en van 1:45 tot 6:30 uur met werk in beslag genomen daar komt nog bij heen en weer lopen naar de appèlplaats en thuis lange tijd in de rijen staan voor eten halen, thee etc. Het geheel is echter best te doen al is veel zeer ongerieflijk. De andere zijde der barak liggen de vrouwen en kinderen. Het voordeel van hier is dat je bij je vrouw en kinderen kan komen om te praten. Alleen is het in de barakken zeer druk daar er ook zoveel kinderen van enkele maanden af, er in huizen. Er staat nu weer een trein van 48 wagons klaar voor vannacht. We stellen ons er maar op in dat we vannacht om 3 uur er bij zijn. We krijgen dan een paar uur om een broodzak te pakken en aan te kleden en deken in te rollen. Vermoedelijk krijgen we een pakket eten mee. Gelukkig komt er reservoir met water en een ton voor andere doeleinden in elke wagon, zodat je je enigszins kunt redden tijdens de lange reis. De reis zal wel niet meevallen, want die ene nacht van 12 tot 8:20 uur heeft ons dat geleerd. Geef behalve de genoemden ook de turnsters mijn groeten en vooral ook je familie. Wees er van verzekerd dat wat jij en enkele anderen voor ons gedaan hebben en nog doen niet zal worden vergeten en een fijne herinnering voor ons zal blijven behouden. Ik ga nog even naar de tandarts en onderbreek deze brief om hem eventueel vannacht af te geven voor de post. Onze barak heeft namelijk morgen dinsdag postdag.

3 uur ’s nachts
Lieve mensen, zojuist heb ik mijn lot vernomen. We moeten ons reisvaardig maken. De reis met onbekende bestemming zal een aanvang nemen. Ik hoop zo vurig alle kennissen en vrienden terug te zien. Wie zal het zeggen? Nogmaals dank aan allen voor de grote kameraadschap en liefde, Gerrit, Ka en Elly.

In Sobibor aangekomen zullen ze, zoals de vele mensen die voor en na hen kwamen, ruw uit de trein gehaald zijn, waarna ze naar de barakken gestuurd werden om zich daar uit te kleden, zogenaamd omdat ze na de lange en onhygiënische treinreis gedoucht en ontluisd moesten worden. Naakt moesten ze dan door het met prikkeldraad en takken omheinde ´slangenpad´ lopen, naar de gaskamers. Van de vrouwen werden, voor ze naar binnen gedreven werden, eerst nog hun haren afgeknipt.
Ze werden vermoord op 2 juli 1943. Gerrit Kleerekoper was 46 jaar, Kaatje Kleerekoper-Ossedrijver 47 jaar en hun dochter Elisabeth (Elly) was 14 jaar oud.

Zoon Leendert Kleerekoper was al ruim twee maanden voor zijn ouders en zusje in kamp Westerbork beland, dat was op 13 april 1943. Op zijn registratiekaart staat dat hij geen godsdienst had. Leendert was elektrotechnicus. Zijn beroep zorgde ervoor dat hij op 17 mei 1943 naar kamp Vught werd gestuurd en werd geplaatst bij het Philipscommando.

Zowel Leendert als zijn ouders schreven brieven naar Gerrits oudste zus Trien (Catharina). Leendert meldde in de brief dat hij in Vught in zijn beroep werkte en zo zelfs de mogelijkheid had om wat te studeren. Hij schreef ook dat hij op 8 juli nog een brief van zijn moeder ontvangen had, ze had dit geschreven op maandag 29 juni, dus de dag van hun vertrek naar Sobibor. Leenderts ouders en zus leefden dus niet meer toen hij de brief las.

Op Leenderts registratiekaart is te lezen dat hij op 11 november 1943 in het ziekenhuis was opgenomen. Op 21 maart 1944 kwam hij weer terug in kamp Westerbork, om 2 dagen later, op 23 maart 1944 op transport gesteld te worden naar Auschwitz. Daar werd hij geselecteerd als dwangarbeider in Monowitz. Daar is hij ook gestorven, zijn overlijdensdatum is vastgesteld op 31 juli 1944. Leendert Kleerekoper was 21 jaar.

Na de oorlog vernoemde de Amsterdamse Turnbond een toernooi naar Gerrit Kleerekoper.

Voor het adres Transvaalstraat 136 te Amsterdam zijn Stolpersteine gelegd voor het gezin Kleerekoper.

Overige familieleden van Gerrit Kleerekoper:
De ouders van Gerrit, Jacob Kleerekoper en Elisabeth Kleerekoper-van Es kwamen op 8 april 1943 aan in kamp Westerbork. Hun transport naar Sobibor was op 13 april 1944. Ze werden op 16 april 1943 aldaar vermoord. Jacob Kleerekoper was 72 jaar en Elisabeth Kleerekoper-van Es was 67 jaar.

Het echtpaar Jacob en Elisabeth Kleerekoper-van Es. (Bron: uit privé-collectie, Joods Monument)

Trien (Catharina), de oudste zuster van Gerrit, was gemengd gehuwd en door dit huwelijk ontkwam ze aan vervolging. Zij vormde een schakel in de familie, ontving vele brieven van hen en heeft deze bewaard.

Gerrits jongere zuster Sara was getrouwd met Abraham (Bram) Monnikendam, ze hadden vier kinderen. In de oorlogsjaren trok ze met haar gezin in bij Gerrit en Kaatje. Abraham kwam op 13 maart 1943 terecht in kamp Westerbork en werd op 18 mei 1943 op transport gesteld naar Sobibor, waar hij op 21 mei 1943 werd vermoord. Hij was 43 jaar. Sara en haar vier kinderen kwamen twee dagen nadat hun man en vader was weggevoerd, op 20 mei 1943 aan in kamp Westerbork. Hun transport naar Sobibor was op 25 mei 1943, ze werden omgebracht op 28 mei 1943. Sara was 44 jaar, de zonen Isidore en Jacob waren 17 en 15 jaar, de dochters Bettie en Henriette 9 en 3 jaar.

Van Bram Monnikendam is een brief bewaard gebleven, geschreven aan zijn vrouw vanuit kamp Westerbork op 9 april 1943. In deze brief schrijft hij onder andere dat hij zijn schoonouders aldaar gesproken heeft en dat Gerrit zo spoedig mogelijk documenten van de Joodse Raad moet verzenden om op de Barneveld-lijst te komen: ‘…en die moet vóór dinsdag in Westerbork zijn. Dinsdag gaat er weer een transport en anders is het te laat.’

Het echtpaar Sara en Abraham Monnikendam-Kleerekoper. (Bron: Privé-collectie, Joods Monument)

 De kinderen Betty, Jacob, Isidore en Henriette Monnikendam. (Bron: Privé-collectie, Joods Monument)

Zoals eerder vermeld pleegde Gerrits zuster Mina tezamen met haar man en twee kinderen, zelfmoord op de dag van de capitulatie van Nederland.

Mina en Louis Judels-Kleerekoper en hun kinderen Mia en Bert. (Bron: Privé-collectie, Joods Monument)

Gerrits jongste broer, Herman, overleefde de oorlog, vanwege zijn verblijf in Brazilië.

Overige familieleden van Kaatje Kleerekoper-Ossedrijver:
De ouders van Kaatje en haar jongste broer Barend waren voor de oorlog al overleden. Haar zuster Debora en broer Levie, die hetzelfde woonadres hadden, kwamen op 25 mei 1943 aan in kamp Westerbork en gingen op 1 juni 1943 op transport naar Sobibor. Daar werden ze op 4 juni 1943 vermoord. Debora Ossedrijver was 51 jaar, Levie Ossedrijver was 49 jaar oud.

 

Over de Olympische Turnploeg van 1928 is meer te lezen op sportgeschiedenis.nl:
https://sportgeschiedenis.nl/olympische-spelen/nederlandse-turnvrouwen-wonnen-in-1928-olympisch-goud/

 

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.