Het gezin Halpern-Elias: Aron, Regina en Judith Eva

Op 15 juli 1942 was het de eerste keer dat de trein met gedeporteerden vanaf station Hooghalen naar Auschwitz vertrok. De spoorlijn was toen nog niet doorgetrokken naar het kamp Westerbork. De mensen moesten vanaf het kamp naar het station in Hooghalen lopen. Het eerste transport bestond uit 1137 mensen: een deel kwam uit kamp Westerbork, maar de grootste groep uit Amsterdam. Daar had een grote groep Joden zich moeten melden met de mededeling dat zij opgeroepen waren voor ‘Arbeitseinsatz’ in de werkkampen in het Oosten. Onder hen was het gezin Halpern-Elias: vader Aron, moeder Regina en hun pas vier geworden dochtertje Judith Eva.

Het gezin Halpern-Elias: Aron, Regina en Judith Eva

Voornaam
Elias
Achternaam
Halpern
Geboortedatum
09 december 1903
Geboorteplaats
Korelitschy (huidig Wit-Rusland)
Sterfdatum
14 november 1942
Sterfplaats
Auschwitz

Aron Halpern is geboren op 10 december 1903 in Korelitschy, dat in het huidige Wit-Rusland ligt. Zijn ouders waren Naftali Meir Hertz Halpern (1875-1942) en Teible Halpern-Oberzansky (1883-1957).

Vader Naftali  en moeder Teible

Aron was de oudste van vier kinderen. Na hem verhuisde het gezin naar Frankfurt am Main, daar werden de andere drie geboren. Dit waren Elias (1907-1999), Shoshana (1912-1996) en Chana (1914-1980). Deze drie kinderen en hun moeder overleefden de oorlog. Moeder Teible en twee kinderen vestigden zich later in Israël, van Arons zuster Shoshana is dit niet bekend. Over de omstandigheden van vader Naftali die in 1942 overleed, is verder niets bekend.

Aron Halpern

Aron was dertig jaar toen hij in 1934 vanuit Frankfurt am Main in Amsterdam aankwam. De consequentie van zijn vertrek naar Nederland was dat hij stateloos werd. Volgens de gegevens van het bevolkingsregister was hij kantoorbediende. In Amsterdam zijn van hem vóór zijn huwelijk drie adressen bekend: Prins Hendrikstraat 23, Daniel Willinckplein 33, en Beethovenstraat 105.

Aron trouwde op 12 mei 1937 met Regina Elias. Zij werd ingeschreven in Amsterdam op 31 mei 1937, komend uit Berlijn. Het jonge echtpaar ging na hun huwelijk wonen aan de Noorder Amstellaan 55 II. Deze laan heet nu de Churchilllaan.

Huwelijk Aron Halpern en Regina Elias, 12 mei 1937

Regina Halpern-Elias is is geboren op 6 augustus 1904 in Labischin, dat ligt in het huidige Polen. Het is niet bekend hoe Aron en Regina elkaar kenden.

Een jaar na het huwelijk van Aron en Regina werd op 31 mei 1938 hun dochtertje Judith Eva geboren.

Judith Eva en haar moeder Regina

Aron was dertig jaar toen hij in 1934 vanuit Frankfurt am Main in Amsterdam aankwam. De consequentie van zijn vertrek naar Nederland was dat hij stateloos werd.

Van het leven van het echtpaar Halpern-Elias en hun dochtertje is verder niets meer terug te vinden. Niet bekend is of ze een oproep voor kamp Westerbork kregen of zijn opgepakt tijdens de razzia’s in de nacht en ochtend van 13 en 14 juli 1942. In die nacht liepen in Amsterdam een grote groep mannen, vrouwen en kinderen gepakt en gezakt door de straten, op zoek naar een tramhalte of rechtstreeks naar het Centraal Station. Politie. Grüne Polizei en medewerkers van de Joodse Raad waren opgetrommeld om de mensenstroom naar het perron van de trein te begeleiden. Iets na twee uur vertrok de trein richting Hooghalen om daar om zes uur aan te komen.

Walter Stertzenbach, bewoner van kamp Westerbork, schreef in een brief aan zijn verloofde over de aankomst van dit eerste transport uit Amsterdam in het kamp: ‘Het was een optocht van nood en ellende, die ik nooit in mijn leven zal vergeten.’
In kamp Westerbork werd de groep uit Amsterdam geregistreerd, om daarna weer terug te keren naar het station in Hooghalen. Om een beeld te krijgen wat ze moeten hebben meegemaakt op hun reis naar Auschwitz zijn hieronder ooggetuigenverslagen weergegeven.

Een van de overlevenden - Kurt Israël - getuigde in 1947 voor het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD). Zijn verslag werd opgetekend en geeft een goed beeld van de gang van zaken van het transport vanuit Amsterdam via Westerbork naar Auschwitz. Aron, Regina en Judith moeten ook zoiets doorstaan hebben:

‘Acht dagen voor het transport kregen mijn vrouw en ik een oproep om naar het Adema Scheltemaplein te komen. Hier kregen we een lijst van alles wat we mee konden nemen. Eerst wilden we ons niet melden, maar daar mijn ouders al oud waren en ik bang was, dat ze hen zouden meenemen als represaille, als wij onder zouden duiken, besloten we wel te gaan. Bovendien geloofden we in die tijd nog dat we werkelijk naar werkkampen gingen. We zijn op 15 juli, om één uur ‘s nachts van huis gegaan en konden door een relatie bij de Joodse Raad, met de tram naar het station rijden. We zijn met een personentrein naar Hooghalen gegaan en waren zover ik gehoord heb met 1500 mensen. In Hooghalen zijn de vrouwen met auto’s naar kamp Westerbork gebracht, de mannen moesten lopen. Wij moesten de bagage in Hooghalen achterlaten. […]

Op de reis naar het Oosten hebben we vaak gestopt, maar we mochten niet uit de trein, uitgezonderd een keer, toen we uit de trein mochten om onze behoefte te doen onder bewaking. Doordat we met 70 mensen plus bagage in een wagon zaten, was het er zo benauwd, dat herhaaldelijk vrouwen flauw vielen, maar hoewel we verschillende keren om water hebben geroepen, kregen we niets. De trein stopte tenslotte in Auschwitz, maar niet bij het kamp zelf, maar een stuk ervoor. Alles was afgezet door SS-posten. De Lagercommandant stuurde de vrouwen links en de mannen rechts (of andersom). Er waren veel kinderen. Dit was de laatste keer dat ik mijn vrouw zag […].’

Regina en haar dochtertje Judith Eva werden direct na aankomst, op 17 juli 1942 vermoord. Regina Halpern-Elias was 37 jaar, Judith Eva Halpern was 4 jaar oud.
Aron Halpern leefde nog een kleine maand, hij kwam om op 14 augustus 1942. Aron is 38 jaar geworden. 

De moeder van Regina, Minna Elias-Lewin (1874) woonde bij haar dochter en schoonzoon in aan de Noorder Amstellaan 55. Zij is, net als Regina, geboren in Labischin. Haar huwelijk met haar man Isidor werd in 1933 ontbonden. Minna vluchtte, waarschijnlijk begin 1939, uit Berlijn en werd in maart van dat jaar ingeschreven op het adres van haar dochter en schoonzoon in Amsterdam. In oktober 1939 ging ze naar een ander adres, maar keerde in juni 1940 terug in het gezin van haar dochter aan de Noorder Amstellaan. Ze bleef daar wonen tot ook zij werd opgepakt op 20 mei 1943. Na 5 dagen in Westerbork werd ze gedeporteerd. Minna Elias-Lewin kwam om in Sobibor op 28 mei 1943.

Ook Regina's broer Erwin (Labischin, 19-12-1905) vluchtte uit Duitsland. Hij was kleermaker van beroep. Van hem is bekend dat hij op 26 februari 1939 als vluchteling uit Berlijn in Rotterdam aankwam. Vandaar werd hij doorgestuurd naar het Lloyd hotel aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam waar hij als vluchteling verbleef tot maart 1940. Op 27 februari 1940 werd hij ingeschreven in het vluchtelingenkamp Westerbork. Ook Erwin Elias vertrok met het eerste transport van 15 juli 1942. Hij behoorde tot de groep van 100 'Alte Lagerinsassen' van Westerbork die voor dit eerste transport werden geselecteerd. Zijn sterfdatum is vastgesteld op 30 september 1942.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.