Herman Marinus de la Parra

Herman Marinus de la Parra is geboren op 24 september 1909 in Paramaribo, Suriname. Daar woonde hij tot 1918, het jaar dat de familie naar Nederland verhuisde. Herman is de zoon van Marinus Alfred de la Parra (1878- Auschwitz 1944) en Jansje de la Parra-Swijt (1884-Auschwitz 1944). Hij was de middelste van de drie zonen van het echtpaar. Zijn oudere broer was Henry Jacques (1907-Bergen Belsen 1945) en zijn jongere broer was Max Alfred (1914-1995). Max overleefde als enige van dit gezin de oorlog.
Hermans vader was huidarts. Maar ook staan zijn ouders, onder verschillende jaartallen, genoemd als eigenaren van meerdere plantages in Suriname. De laatste twee in 1937, toen het gezin al in Amsterdam woonde. Dat waren Plantage Brouwerslust en Plantage Zorg en Hoop.

Foto links: Herman met dochtertje Els of Mieke. Bron: J.H. Coppenhagen. Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland, 1940-1945.

Herman Marinus de la Parra

Voornaam
Herman Marinus
Achternaam
de la Parra
Geboortedatum
24 september 1909
Geboorteplaats
Paramaribo, Suriname
Sterfdatum
06 oktober 1942
Sterfplaats
Mauthausen

Vader Marinus de la Parra vestigde zich als huidarts in de Sarphatistraat te Amsterdam.

1920

Herman doorliep de Derde vijfjarige H.B.S. aan de Mauritskade, waarna hij medicijnen ging studeren in Leiden. Hij was actief als corpslid. Hij speelde met grote overgave saxofoon. In 1933 legde hij zijn artsexamen af.

Tijdens en na zijn studie voldeed Herman aan zijn dienstplicht. Hij ging op 6 juli 1934 met groot verlof.

Herman verloofde zich op 7 juli 1933 met Willy Hermine Benjamins. Willy is geboren op 20 oktober 1912, ook in Paramaribo, Suriname. Ze was de dochter van Daniel Emile Benjamins (1881-1937) en Selly Fernandes (1885-?).

Herman en Willy trouwden op 9 mei 1935, het echtpaar ging wonen in Emmen, waar Herman zijn huisartsenpraktijk vestigde. Herman en Willy kregen twee dochters, Elsa Hermine werd geboren in 1936 en Mieke Tine in 1937.

Mei 1935

December 1936

December 1937

Vanwege de anti-Joodse maatregelen van de bezetter kreeg Herman op 22 november 1940 ontslag van de gemeente Emmen uit zijn functie als gemeente-arts, belast met de verzorging van de armen.

Onderstaande informatie is ontleend aan de volgende website:

https://www.bevrijdingintercultureel.nl/bi/surijoods.html

Herman de la Parra diende tijdens de mobilisatie als officier van gezondheid in het Nederlandse leger en zijn praktijk werd toen waargenomen. Er ontstond een relatie tussen de waarnemer en Hermans vrouw Willy de la Parra. Dit leidde tot scheiding tussen Herman en zijn vrouw, deze werd op 20 januari 1941 uitgesproken. Willy verhuisde met de meisjes naar haar moeder in Amsterdam.
Vanwege de anti-Joodse maatregelen van de bezetter kreeg Herman per 1 maart 1941 ontslag van de gemeente Emmen uit zijn functie als gemeente-arts, belast met de verzorging van de armen.

April 1941

Op 1 mei 1941 mochten Joodse artsen alleen nog voor Joden werken, maar die waren er nauwelijks in zijn gebied. Op slag was hij brodeloos. Herman verhuisde naar Naarden-Bussum. Hij opende daar half mei 1941aan de Graaf Janlaan 28 een praktijk: ‘Uitsluitend voor Joodsche patiënten’.

Op 9 november 1941 hertrouwde Herman met Grete Czopp. Grete is geboren in Rotterdam op 15 december 1910. Ze was de weduwe van Jacob Schijje Jerozolimsky, eigenaar van een papierwarenfabriek. Hij was in december 1939 overleden. Samen hadden ze een dochtertje Ruzia (9 november 1938). Ze gingen wonen aan de Rembrandtlaan 49 in Naarden.

 

In de zomer van 1942 werden Herman en Grete gearresteerd na verraad van een buurman. Zij woonden toen vermoedelijk niet meer op hun eigen adres, maar wilden er spullen halen om in bewaring te geven. En Herman bleek in het bezit te zijn van een illegale radio. Hermans inwonende broer Max, tandarts, en Gretes dochter ontsnapten aan arrestatie en doken onder.

Grete de la Parra-Czopp werd naar Westerbork gevoerd, Herman werd gestraft met kamp Amersfoort. Hoewel hij er hooguit drie maanden bleef, viel hij op door zijn hulpvaardigheid. Dr. L. de Jong schrijft erover in deel 8-2 van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (p. 572 en 284):
Frans Goedhart, oprichter van het Parool, kreeg in het kamp dysenterie. De opzichter van de ziekenafdeling was een communistische gevangene die niets over had voor Goedhart. De kamparts, een NSB’er, liet hem echter naar de ziekenzaal brengen. Daar was De la Parra aan het werk. Herman gapte opium uit de voorraad van de SS en redde Goedhart daarmee het leven. Een andere gevangene, G. Tuynenburg Muys, was zeer teleurgesteld over het gedrag van hoogopgeleide gedetineerden als notarissen, doctoren, dominees, kapelaans en ambtenaren. Hij maakte een uitzondering voor twee jonge dominees en een ‘edele Joodse arts’. Dit was vermoedelijk Herman de la Parra.

Vanuit kamp Amersfoort werd Herman op transport gesteld naar het beruchte strafkamp Mauthausen in Oostenrijk. Daar kwam hij aan op 3 oktober 1942. Op 6 oktober 1942 om 10.35 stierf hij. Doodsoorzaak: ‘Auf der Flucht erschossen’.
Herman Marinus de la Parra was 33 jaar.

Wanneer Grete de la Parra-Czopp aankwam in kamp Westerbork is niet bekend. Op haar kaart staat op de plek waar meestal de aankomstdatum staat: ‘Amersfoort??’. Wellicht werd ze eerst samen met haar man naar Amersfoort vervoerd.
Haar transport naar Auschwitz was op 24 juli 1942. Uiterlijk op 30 september 1942 is ze daar omgekomen.
Grete de la Parra- Czopp was 31 jaar.

Els en Mieke, de dochters uit Hermans eerste huwelijk, woonden samen met hun moeder bij grootmoeder Benjamins op de Stadionweg in Amsterdam. Op een gegeven moment werd Willy Benjamins opgepakt en naar Westerbork gebracht, waarna de familie het raadzamer vond de kinderen te laten onderduiken. Het was puur geluk dat zij niet ook werden opgepakt: het kamertje waarin zij zaten werd overgeslagen.
Els en Mieke zaten allebei in Brunssum, bij verschillende families. Willy Benjamins, die niet meer met een ‘vol-Jood’ getrouwd was, wist in Westerbork de Antragstelle, die ging over eventuele vrijstellingen, er van te overtuigen dat ze zelf niet-Joods was. Een niet-Joodse neef had een groot aantal leden van haar familie een zgn. Calmeyer-Sperre bezorgd, berustend op bewijzen van niet of slechts gedeeltelijk Joods-zijn. Dit maakte haar claim geloofwaardig. Na driekwart jaar Westerbork kwam zij terug naar Amsterdam. Els en Mieke doken weer op en brachten de hongerwinter met hun moeder bovengronds in Amsterdam door.
Ook de dochter van Greet overleefde. Zij ging na de oorlog naar een tante in Israël.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.