Adolf Cohen werd geboren op 17 juli 1916 als jongste kind in het gezin van Bernard Arie Cohen sr. en Betty Cohen-Schnadig. Hij trouwde op 12 maart 1942 met Henriette Sara Cohen-Barnstijn, dochter van Leonard Barnstijn en Auguste Barnstijn-Pinto. Henriette werd geboren op 17 december 1919 te Groningen en had één broer: Sally Alexander Barnstijn. Het echtpaar Cohen-Barnstijn woonde aan de Heerestraat 98a. Adolf was van beroep koopman, net als zijn vader. Vanaf 1939 was hij mededirecteur van de Nederlandse ijzer en metaalhandel.
Henriëtte Cohen -Barnstijn
- Voornaam
- Henriëtte
- Achternaam
- Cohen -Barnstijn
- Geboortedatum
- 17 december 1919
- Geboorteplaats
- Groningen
- Sterfdatum
- 15 december 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Op 10 juli 1942 vond het eerste transport vanuit Groningen naar Westerbork plaats. Tussen juli 1942 en februari 1943 werd het merendeel van de joodse gemeenschap van de stad Groningen weggevoerd. Ook Adolf en Henriette werden opgepakt en op transport gezet. Op 8 december 1942 moesten zij naar Kamp Westerbork. In een brief van een onbekende schrijver aan kennissen van Adolf (Dolf) en Henriette (Henny) werd dit gemeld:
We kregen echter een briefkaart van Dolf uit Westerbork om eten en kleren. Hun huis is echter verzegeld, of beter gezegd leeggehaald.
“Henny en Dolf zijn opgepakt. Verschrikkelijk hé! Dolf schijnt eerst naar Amen gestuurd te zijn en Henny naar Westerbork. We kregen echter een briefkaart van Dolf uit Westerbork om eten en kleren. Hun huis is echter verzegeld, of beter gezegd leeggehaald. Henny’s huis ook. Dus we konden geen kleren sturen.”
Eind 1942 was de situatie in Kamp Westerbork verslechterd. Dit kwam vooral doordat er sinds oktober 1942 grote groepen joodse gevangen naar het kamp werden gestuurd. De barakken waren overbevolkt, soms was er zelfs sprake van meer dan 1000 mensen in één barak. Waar eerst mannen en vrouwen in gescheiden barakken werden ondergebracht, werd er wegens het gebrek aan ruimte in de tweede helft van 1942 geen onderscheid meer gemaakt. Het grootste probleem was echter wellicht het gebrek aan voeding in deze periode.
Adolf en Henriette hebben niet lang in deze omstandigheden in Kamp Westerbork geleefd. Na slechts enkele dagen in Westerbork te zijn geweest, moesten ze met het transport van 12 december 1942 naar Auschwitz. Een mogelijke verklaring voor het korte verblijf in Westerbork is dat Adolf als strafgeval op transport naar Auschwitz werd gezet. In Kamp Westerbork golden strenge regels, wie zich daar niet aan hield werd een strafgeval en liep het risico om op vervroegd transport te worden gezet. Ook onderduikers die werden ontdekt en opgepakt kwamen vaak als strafgeval in Kamp Westerbork terecht.
Henriette stierf twee dagen voor haar 23e verjaardag. Onmiddellijk na aankomst in Auschwitz werd zij vermoord. Dolf stierf ruim twee maanden later op 26-jarige leeftijd. Ook de ouders van Adolf, Bernard en Betty, overleefden de oorlog niet. Zij werden vermoord in Sobibor. Ook de oudste zus van Adolf, Anita, werd vermoord. Arnold en Simona Hedda, Adolfs andere broer en zus, overleefden de oorlog. De ouders van Henriette, Leonard en Auguste, en haar broer Sally overleefden de oorlog niet.