Henri Heertje

‘Ondanks zijn jeugdige leeftijd bewoog hij zich gemakkelijk onder de veel ouderen collega’s, bij wie hij veel waardering ondervond. Hij was een geziene leraar voor wie niets te veel was, ook buiten de school.’

Afbeelding links:  het gezin Heertje, vlnr Josua, Meijer, Celien, Engeltje en Henri
(struikelstenenzeeland.nl)

Henri Heertje

Voornaam
Henri
Achternaam
Heertje
Geboortedatum
15 augustus 1913
Geboorteplaats
Amsterdam
Sterfdatum
23 juli 1943
Sterfplaats
Sobibor

Henri Heertje werd geboren in Amsterdam op 15 augustus 1913 als oudste zoon van Meijer Heertje (Amsterdam, 5 april 1888) en Engeltje Croonenberg (Amsterdam, 14 december 1889). In 1915 werd zijn broer Josua geboren, en in 1923 zijn zusje Celien (*1). Ze woonden aan de Pretoriusstraat 18 I, verhuisden in 1927 naar het adres Tugelaweg 17 II, vanwaar ze op 25 juni 1934 verhuisden naar de Waalstraat 99 II.
Meijer was van 1918 tot 1938 vertegenwoordiger bij de firma Lelie, groothandel in sponzen en zeemleder. Hij was de zoon van een marktkoopman in hoeden en petten op het Waterlooplein en had acht broers en zussen van wie twee de oorlog hebben overleefd.

briefhoofd van de firma Lelie

Henri was een intelligente jongen. Hij volgde de HBS met 5-jarige cursus, zoals dat toen heette, en omdat hij zo’n goede leerling was, kreeg hij na zijn eindexamen in 1930 een beurs om te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam.

Centraal Blad voor Israelieten in Nederland, 27 juni 1930

Hij koos de studie sociale geografie, en slaagde op 21-jarige leeftijd cum laude voor het doctoraal examen.

Algemeen Handelsblad, 1 december 1934

Tijdens zijn studie gaf hij bijlessen, om wat geld te verdienen.

Telegraaf, 15 april 1934

Twee jaar na zijn doctoraal promoveerde hij op het proefschrift De Diamantbewerkers van Amsterdam, dat ook in boekvorm verscheen.

Centraal Blad voor Israelieten in Nederland, 9 juli 1936

Haagse Courant, 27 juli 1936

'Het eerste deel van het proefschrift handelt over de geschiedenis van de diamanthandel te Amsterdam en de techniek van de diamantbewerking. Het tweede deel vertelt over de leefomstandigheden van de diamantbewerkers.
Het deel over de geschiedenis laat de komst zien van de Portugese (Sefardische) Joden in Amsterdam, daarna de Hoogduitse Joden, op de vlucht voor vervolging, en de Poolse Joden vanaf 1648, die vreesden voor pogroms in hun land.
Omdat veel ambachten verboden waren voor Joden, zien we hen onder andere in de diamantindustrie en kledinghandel, maar ook als arts en apotheker. In de achttiende eeuw breidde de diamanthandel in Amsterdam zich uit, en toen eind negentiende eeuw de diamanten in Zuidelijk Afrika waren ontdekt, zorgde dat voor een grote opleving in Amsterdam. De lonen gingen omhoog, maar de arbeidsomstandigheden waren rijp voor verbetering. Er werd vanuit een stakingscomité een vakbond opgericht door Henri Polak en Jan van Zutphen: de Algemene Nederlandse Diamantwerkers Bond (1894-1958). De glorietijd van de diamantindustrie vertaalde zich in een pretentieus bondsgebouw waar de stijl van de architect H. Berlage zowel buiten als binnen duidelijk te herkennen is.
Naast deze pracht en praal, die gegund werd aan gewone arbeiders, heeft de vakbond zich vooral ingezet voor betere arbeids- en leefomstandigheden. De contributie maakte het mogelijk om een weekblad te laten verschijnen waarvan H. Polak de hoofdredacteur was. Eind 1898 telde de vakbond 8000 leden. Er werd een 10-urige werkdag gerealiseerd, later een 8-urige werkdag, er werden verzekeringen aangeboden tegen ziekte, ongevallen en werkloosheid. Ook zette de bond zich in voor ontwikkeling op cultureel gebied en opvoeding. In het gebouw was een bibliotheek gevestigd.'
Uit een artikel van Neeltje van Doorn, de huidige bewoonster van het huis in Middelburg.

Het vaderland 10 december 1936, een lang artikel
waarin de dissertatie zeer positief wordt beoordeeld.

Henri werkte enige tijd bij het Bureau voor Statistiek van de gemeente Amsterdam. Daarnaast schreef hij artikelen en hield hij voordrachten over maatschappelijke problemen.
In 1934 was al een artikel van hem gepubliceerd in ‘Mensch en Maatschappij’ met de titel ‘Het ateliermeisje van Amsterdam’, een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden in die tijd en de gevolgen van de industrialisatie.

Algemeen Handelsblad, 11 januari 1934

Hoe komt een jonge man ertoe om op zijn 21e een artikel te schrijven over de omstandigheden van de ateliermeisjes van Amsterdam? Henri was door zijn studie natuurlijk geïnteresseerd geraakt in dit soort problemen, de sociale aspecten van het bestaan, in het bijzonder de kansen die een mens had in de samenleving.

'Hij heeft zich breed geïnformeerd om het leven van de vrouwen in deze arbeidersklasse te beschrijven. Er zijn in die jaren zo’n 11.000 jonge vrouwen op naaiateliers of fabriekjes of thuiswerkplekken aan het werk. Hij ziet de ontwikkelingskansen voor die jonge vrouwen dalen. Er zijn twee oorzaken: de rationalisatie door de industriële ontwikkeling en de levensomstandigheden van de meisjes.
Wat de industrie betreft verandert er veel. De omschakeling van handwerkmatige naar fabrieksmatige arbeid leidt tot eentonigheid. Confectie verdringt het maatwerk. In de praktijk betekent het dat de arbeidster voorheen de zorg had over een heel kledingstuk, bijvoorbeeld een colbert; nu is het een zaak van louter onderdelen: mouwen of kragen of knopen. De meisjes zijn ‘een levend deel van de machine’ geworden. Is er eerst tien minuten tijd voor een onderdeel, tegenwoordig is er maar zeven minuten meer voor hetzelfde onderdeel. De concurrentie is hoog en dat maakt de lonen steeds lager. Deze wijze van arbeid maakt eigen inzicht en vakkennis overbodig.
Voor de levensomstandigheden heeft dit een ernstig gevolg: ‘ontscholing’. Een ernstige zaak omdat de vorming en lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de nog jonge vrouwen wordt beperkt, hun fantasie geremd. Dit werkt volgens Henri de ‘puberteitsontwikkeling’ tegen. De meisjes maken geen keuze meer voor een beroep maar genieten van het verdiende geld en ze geven het uit, anders dan in de arme gezinnen waarin ze geboren waren. ‘De meisjes zijn brutaal en komen ’s avonds niet meer thuis.’ Ze hebben te vroeg een onterecht zelfstandigheidsgevoel en hebben op te jonge leeftijd erotische neigingen en geslachtsverkeer. Henri neemt beroepsziekten waar als bloedarmoede, nervositeit, stoornissen in het geslachtsapparaat door een overlading van werkzaamheden, terwijl het maatschappelijk peil daalt.'
Uit een artikel van Neeltje van Doorn, de huidige bewoonster van het huis in Middelburg.

Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland, 4 februari 1937

NIW, 16 september 1936

Op 1 september 1938 trouwde Henri in Amsterdam met Evalina Schoolmeester. Zij was geboren in Amsterdam op 24 november 1915 als oudste dochter van Nathan Schoolmeester (Amsterdam 2 augustus 1891), van beroep diamantbewerker, en Hendrika Konijn (Amsterdam 6 februari 1892). Ze kreeg nog twee zussen, Rebecca in 1917 en Nora in 1929 (*2).

Het Vaderland, 3 september 1938

Per 1 september 1937 had Henri een vaste aanstelling gekregen als leraar aardrijkskunde aan de RHBS te Middelburg, waar hij al wat langer werkte als leraar in tijdelijke dienst.

Nederlandse Staatscourant, 30 december 1937

Nederlandse Staatscourant, 24 augustus 1939

Het adres van Henri en Evalina in Middelburg was Park de Griffioen 22.

In het boekje In Memoriam Gevallen Leraren in de periode van 1940 – 1945 schrijft J.Ph. van Dalsum het volgende over Henri als leraar: Ondanks zijn jeugdige leeftijd bewoog hij zich gemakkelijk onder de veel ouderen collega’s, bij wie hij veel waardering ondervond. Hij was een geziene leraar voor wie niets teveel was, ook buiten de school. Hij organiseerde o.a. schooluitstapjes, die zeer geslaagd waren en een prettige band legden tussen leraar en leerlingen.

Henri werd lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en het Historisch Genootschap Utrecht.

NIW, 5 mei 1939

Henri en Evalina zijn lid geweest van de Joodse gemeenschap. Dat zij de sjabbat in ere hielden maken we op uit de collectantenlijst van de reclassering uit 1939. Daar staan ze vermeld op de lijst ‘niet collecteren bij Israëlieten op zaterdag’ (Zeeuws archief).

Op 21 november 1940 werd Henri uit zijn overheidsfunctie, als leraar van een RijksHBS, ontheven in opdracht van de bezetter. In maart 1942 kregen Henri en Evalina bericht dat ze op 24 maart hun huis dienden te verlaten. Samen met een groot deel van de Zeeuwse Joden werden ze verplicht per trein naar Amsterdam te gaan. Alleen een kleine koffer mocht mee. Hun spullen bleven achter in het huis. Ze vertrokken samen met zo’n 80 Joodse mensen in een stoet door de Stationsstraat naar de trein die al stond te wachten, aangekeken en nagekeken door Middelburgers. In Amsterdam trokken ze in bij de ouders van Henri aan de Waalstraat. Henri werkte nog een paar maanden als leraar op het Nederlands Israëlitsche Seminarium in Amsterdam, en op het Joods Lyceum in Amsterdam en dat in Haarlem, en hij gaf nog lessen in de avonduren die waren georganiseerd door de Joodse Raad:

Het Joodsche Weekblad, uitgave van de Joodsche Raad, 13 maart 1942 

In maart 1942 kregen Henri en Evalina bericht dat ze op 24 maart hun huis dienden te verlaten.

Op 22 oktober 1942 werd de familie Heertje - Henri en Evalina en Henri’s ouders - opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd.

Meijer en Engeltje Heertje werden met het eerstvolgende transport, dat van 23 oktober 1942, doorgestuurd naar Auschwitz, waar Engeltje bij aankomst op 26 oktober 1942 meteen werd vergast. Zij werd 54 jaar. Meijer was bij Cosel uit de trein gehaald en naar een werkkamp gebracht, waar hij dwangarbeid moest verrichten onder erbarmelijke omstandigheden. In welke kampen hij is geweest is niet bekend, maar uiteindelijk is hij tijdens de zogenoemde dodenmarsen, waarbij gevangenen van het ene kamp naar het andere werden gestuurd in westelijke richting, om te voorkomen dat ze door de oprukkende Russen bevrijd zouden worden, in de buurt van Gross Rosen door middel van een nekschot vermoord, op 7 februari 1945. Hij werd 56 jaar.

Henri en Evalina bleven 9 maanden in Westerbork. Op 20 juli 1943 werden zij op transport gesteld naar Sobibor. Philip Mechanicus schrijft in zijn dagboek over dit transport dat het een verschrikkelijk transport was omdat er zoveel gezinnen met kleine kinderen meegingen, zoveel rabbijnen, omdat het zo warm was, omdat er zoveel zieken werden meegestuurd …en onder hen bevonden zich zo goed als alle leraren die op Westerbork les gaven. ….. het was waarschijnlijk psychisch gesproken wel het ellendigste transport ooit van Westerbork naar het Oosten vertrokken.

Het is heel goed mogelijk dat Henri ook in Westerbork nog heeft lesgegeven.

Bij aankomst in Sobibor op 23 juli 1943 werden Henri en Evalina meteen vermoord. Henri was 29 jaar, Evalina 27 jaar.

Het gezin Heertje, vlnr Josua, Meijer, Celien, Engeltje en Henri
(struikelstenenzeeland.nl)

Henri’s broer Josua overleefde de oorlog en overleed in Amsterdam in 1985.

Over het lot van Celien Heertje bestaat verwarring. Als overlijdensdatum wordt gemeld 30 september 1942 maar de plaats is onbekend, ergens in Europa. Haar Joodse Raadkaart laat geen datum van transport uit Westerbork zien.
Algemeen Politieblad, nr 38, 24 september 1942, 1085, bericht 2037. De Commissaris van Politie, chef van het bureau kinderpolitie te Amsterdam, verzocht opsporing van de minderjarige Celien Heertje, wonende in de Waalstraat 99-II te Amsterdam. Zij werd sinds 27 augustus 1942 vermist. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken. Als signalement werd gegeven: ‘Lang ong. 1.65 m., flink postuur, bleeke gelaatskleur; gekleed met gebloemde jurk, grijzen mantel, bruine kousen, bruine lage schoenen’. (joodsmonument.nl)
Celien werd 18 jaar.

De ouders van Evalina, Nathan en Hendrika Schoolmeester, haar jongste zusje Nora, en Alida Schoolmeester, een zus van Nathan, kwamen op 1 juni 1943 aan in Westerbork, waar ze Evalina en Henri ongetwijfeld weer troffen. Deze familie werd met hetzelfde transport als waarmee Henri en Evalina werden weggevoerd, op 20 juli 1943 naar Sobibor gedeporteerd, waar allen bij aankomst op 23 juli 1943 meteen werden vermoord.


Nathan en Hendrika Schoolmeester en Nora (bron: www.joodsmonument.nl)

De tweede dochter Schoolmeester, Rebecca, kwam met haar man Joseph Gompers, die godsdienstonderwijzer was op de Talmud Toraschool in Amsterdam, en zeer orthodox, en die aanvankelijk, vanwege zijn functie, een sperre had, aan in Westerbork op 27 mei 1943.

Het Joodsche Weekblad, 4 september 1942 

Op 1 juni 1943 werden zij op transport gesteld naar Sobibor waar Rebecca op 4 juni 1943 meteen werd vermoord. Joseph werd doorgestuurd naar kamp Dorohucza, waar hij onder zeer slechte omstandigheden moest turfsteken. Zijn officiële sterfdatum is 30 november 1943. Rebecca werd 25 jaar, Joseph 28 jaar.

Stolpersteine voor het huis in Middelburg, Park de Griffioen 22.

Monument Middelburg

 

 

*1
Broer en zus van Henri Heertje

• Josua (Amsterdam 28/12/1915 – Amsterdam 8/1/1985)
• Celien (Amsterdam 18/10/1923 – Europa 30/9/1942)

*2
Zussen van Evalina Schoolmeester

• Rebecca (Amsterdam 20/11/1917 – Sobibor 4/6/1943) X Joseph Mozes Gompers (Amsterdam 29/10/1915 – Dorohucza 30/11/1943)
• Nora (Amsterdam 24/6/1929 – Sobibor 23/7/1943)

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.