Gabriel Italie werd geboren op 13 december 1895 in Rotterdam. Zijn vader was Enoch Italie (1867-1922), zijn moeder Heintje ’t Hart (1869-1939). Gabriel had 3 broers, Nathan (1890-1943), Arthur (1891-1940) en Herman (1904-1943), en een (aangenomen) zus, Matle Moscovici, later Gretha Italie genoemd. De Roemeense ouders van Matle waren onderweg naar Amerika, echter Matles moeder stierf twee maanden na haar geboorte in Rotterdam. Enoch en Heintje hebben Matle/Gretha als hun eigen kind opgevoed. De familie was Joods-Orthodox, het Joodse geloof en de Joodse levensstijl speelden een grote rol in het dagelijks leven van de familie Italie. Gabriels gehele leven bleef in het teken staan van zijn diepe geloof. Vader Enoch was het hoofd van de ‘Israëlietische kostelooze Godsdienstschool’ in Rotterdam. Deze baan bracht echter nauwelijks genoeg inkomen met zich mee. Naast zijn werk was Enoch zeer actief in de Rotterdamse Joodse gemeenschap als bestuurslid, penningmeester, medeoprichter van meerdere Joodse verenigingen, schrijver van Thorarollen en besnijder. Ook verdiepte hij zich in een studie Hebreeuws en in de Joodse geschiedenis van zijn woonplaats, waar hij artikelen en boekjes over schreef. Het gezin was klein behuisd en woonde in het hart van de Joodse gemeente van Rotterdam. De sociale controle was groot, de kinderen van de hoofdmeester dienden zich dan ook onberispelijk te gedragen.
Gabriel Italie
- Voornaam
- Gabriel
- Achternaam
- Italie
- Geboortedatum
- 12 december 1895
- Geboorteplaats
- Rotterdam
- Sterfdatum
- 28 januari 1956
- Sterfplaats
- Den Haag
Na het afronden van het Gymnasium in Rotterdam in 1913 ging Gabriel Klassieke Letteren aan de Universiteit te Leiden studeren. Hij volgde naast de verplichte vakken vrijwillig colleges Nieuw Grieks en Egyptisch. In 1918 behaalde hij cum laude zijn doctoraalexamen. Gabriel deed daarna ervaring op als leraar klassieke talen in Leeuwarden, later aan het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium in Amsterdam.
In 1918 had hij zijn toekomstige vrouw Rose Hausdorff (1894-1986) leren kennen. Zij was de dochter van Jacob Hausdorff (1858-1933) en Paula Bondi (1864-1933). Zij had nog 3 zussen en 1 broer. Rose kwam uit een redelijk welvarend gezin. Ze rondde de HBS voor meisjes af, ze had van haar grootmoeder niet naar het gemengde gymnasium gemogen. Daarna studeerde ze Frans en gaf ze les. De familie van Rose woonde verspreid over de hele wereld en Rose had in haar jeugd haar familieleden geregeld bezocht. Rose had een onafhankelijk en rebels karakter. Zij had zich, 21 jaar oud, opgegeven als onderwijzeres in Palestina, maar haar ouders hadden, zonder dat hun dochter dat wist, geschreven dat Rose afzag van de baan. Tegen de toen geldende regels in, reisde ze in 1918 met haar verloofde Gabriel naar Wenen om hem aan haar aldaar wonende familie voor te stellen.
In 1920 trouwden Gabriel en Rose. Een jaar later werd hun dochter Ida geboren en nog een jaar later zoon Paul Marcel. Hun derde kind Raphael (Ralf) werd in 1929 geboren.
Het gezin vestigde zich in Den Haag, waar Gabriel als docent Klassieke Talen lesgaf aan het Lyceum aan de Bildersstraat in het Benoordenhout, het latere Maerlant Lyceum. Hij was een strenge, maar door zijn gevoel voor humor geliefde leraar.
Naast zijn baan werkte hij aan zijn wetenschappelijk onderzoek. Hij promoveerde in 1923 met de dissertatie Euripidis Hypsipyla. Hij werd echter nooit hoogleraar, zijn strenge Joodse levenswijze was een belemmering hiervoor. Met name Rose vond dat erg jammer.
In de periode 1923-1924 maakte Gabriel een studiereis van zeven maanden naar Italië en Griekenland, het laat zien dat hij zijn ontwikkeling op wetenschappelijk vlak heel belangrijk vond.
De opvoeding van de kinderen van Gabriel en Rose stond in het teken van de Joodse leer. De kinderen studeerden samen met hun vader Hebreeuwse teksten en er werd veel aandacht aan Joodse feestdagen besteed.
Gabriel Italie met vrouw en kinderen
Gabriel begon in 1936 een dagboek. Hij bleef schrijven toen de oorlog uitbrak en hij met vrouw en kinderen in Barneveld, Westerbork en Theresienstadt terechtkwam.
Italie beschrijft hoe de Duitse maatregelen het leven van de joden steeds meer inperkten en met welke zorgen en angsten dat gepaard ging. Zijn dagboek bevat de directe weergave van de deportatie naar de verschillende kampen, de aankomst, de procedures, het leven en werken aldaar, de bevrijding van Theresienstadt, de terugtocht naar Nederland en het oppakken van het 'gewone' leven.
Een zo uitgebreide geschiedenis is niet vaak te boek gesteld om de eenvoudige reden dat de meeste gedeporteerden niet terugkwamen en met hen ook hun aantekeningen verdwenen.
In 2009 verscheen dit dagboek in boekvorm: Het oorlogsdagboek van dr. G. Italie, door Wally M. de Lang.
In de aanloop naar de oorlog namen de anti-Joodse maatregelen in Duitsland en Oostenrijk toe. Rose maakte zich veel zorgen over de situatie in (West-)Europa. Het was haar wens om naar Amerika te vertrekken. Gabriel stond echter niet achter deze maatregel en daarom bleef het gezin toch in Den Haag. In het najaar van het eerste oorlogsjaar nam de bezetter het besluit dat Joodse leraren niet meer mochten lesgeven. Daardoor werd op 28 november 1940 Gabriel Italie ontslagen.
Toen de anti-Joodse maatregelen toenamen, heeft Rose ervoor gezorgd dat haar man op de zogenaamde Barneveld-lijst kwam. Dat was een lijst met namen van Joden die vrijgesteld waren van Arbeitseinsatz. De betrokkenen op deze lijst waren Joden en hun families die zich in bijzondere mate verdienstelijk hadden gemaakt ten behoeve van de Nederlandse gemeenschap.
Om die reden werd Gabriel Italie met zijn vrouw en jongste twee kinderen op 27 februari 1943 overgebracht naar Huize ‘De Biezen’ in Barneveld. ‘De Biezen’ was een van de twee huizen in Barneveld waar de Joden van de ‘Barneveld-lijst’ geïnterneerd werden. Het gezin leefde in dit huis samen met zo’n 250 andere Joden. In zijn dagboek beschrijft Italie ‘De Biezen’ als een ‘ideaal verblijf voor een rustige zomervakantie’. Gabriel is overwegend positief over deze tijd, hij kan hier weer lesgeven. Hierdoor hoeft hij minder lichamelijk werk te verrichten. Soms sluit de school voor een paar weken, dat komt omdat er meer mensen nodig zijn als arbeiders om op het land bijvoorbeeld te helpen bij het oogsten. Hij toont veel bewondering voor de natuur rondom ‘De Biezen’. En natuurlijk weet hij dat hij veiliger is in Barneveld dan in Den Haag, vooral als hij berichten hoort van alle plekken waar Joden worden opgepakt.
Vrijheid had Italie in zekere mate. Hij mocht vrij wandelen in de bossen, onder begeleiding van een ‘Arische controleur’. Er mocht soms ook bezoek komen. In de loop der tijd worden Italie en de andere mensen die in ‘De Biezen’en het andere huis ‘De Schaffelaar’ verbleven steeds meer beperkingen en verplichtingen opgelegd. In maart 1943 is er bijvoorbeeld ingesteld dat iedereen tussen de 16 en 40 jaar dagelijks aan gymnastiek moest doen. In diezelfde maand kwam er ook een regel dat versnaperingen-kaarten alleen nog werden uitgereikt aan kinderen beneden de 14 jaar, en voor rookkaarten gold dat alleen mannen boven de 18 deze in bezit mochten hebben.
Op 28 september 1943 schrijft Gabriel in zijn dagboek: ‘Er is een flink aantal arbeiders gekomen om op het land te werken; volgende week kan de school weer beginnen.’ Dit moment zal echter nooit komen, want op woensdag 29 september 1943 worden Gabriel en zijn gezin afgevoerd naar kamp Westerbork. Aan het begin van de middag kwamen er enige Duitsers, die het bevel gaven handbagage in te pakken, de rest zou nagezonden worden. Rond twee uur vertrokken de alle Joden uit ‘De Biezen’ en ‘De Schaffelaar’ naar Westerbork.
Gabriel en zijn gezin verbleven vanaf 29 september 1943 tot 3 september 1944 in Westerbork. Bij aankomst werden de persoonsbewijzen van de gezinsleden afgenomen en vervangen door een zogenoemde ‘Lagerkarte’. Hun geld moesten zij afgeven en ze werden onderzocht op ongedierte, wat, in de kou, urenlang duurde.
In het kamp werden de Joodse feestdagen op traditionele wijze gevierd. Gabriel ondervond in deze moeilijke periode veel steun van zijn geloof. In zijn dagboek beschreef hij de regelmatige fusillades van gevangenen op grond van moordaanslagen. Het werk, wat onder andere bestond uit zware spullen verslepen, in het kamp was fysiek erg zwaar en de werkdagen waren lang.
Er heerste een ‘anti-Barneveldstemming’ in het kamp. Men zei dat de Joden in Barneveld een luxueus leven hadden geleid en er ontstond een lichtelijk afkeurende houding tegenover deze Joden. Nog meer werd neergekeken op de Duitse Joden.
Ralf was vaak ziek in het kamp, hij leed aan het zogenoemde ‘kampziekte’ waardoor hij veel moest overgeven en diarree had. In het kamp was veel ziekte door de onhygiënische omstandigheden en zware werkdagen. Er heerste kinderverlamming en Ida werd besmet.
In zijn dagboek uitte Gabriel zijn zorgen over de kinderen: ‘Ralf mocht vandaag weer opstaan. Ik ben beangst, dat de besmetting ook hem treft. Hij is de enige, die nu nog gaaf is. Omtrent Paul heb ik haast geen hoop meer. Ida is ons tweede offer.’ Zijn zoon Paul had in 1942 een vluchtpoging naar Zwitserland gedaan, hij was opgepakt in België, naar Auschwitz gebracht en daar op 11 september 1942 vergast, 19 jaar oud.
Gabriel heeft in het kamp lesgegeven. Toen dat verboden werd, moest hij aan het werk bij de ‘batterijen’, wat het vuilste en meest gevreesde werk in Westerbork was.
Maandag 4 september 1944 werd de familie met een transport van Westerbork naar Theresienstadt vervoerd. De Joden werden in veewagens vervoerd, 50 personen plus bagage per wagon. Het was er bloedheet, er was een ton met drinken en een ton waar de reizigers hun behoefte in moesten doen. ‘s Ochtends vroeg op 6 september kwamen ze in Theresienstadt aan. Gabriel en Ralf werden in de ‘Jägerkaserne’ met ruim 30 personen ondergebracht. Op het kamp was er toneel, cabaret en muziek en er waren winkels waar men met een speciale munteenheid spullen kon kopen. Het kamp was eigenlijk een soort dorp, met een plein en verschillende faciliteiten. Het eten was echter schaars. Op 23 september 1944 werd aangekondigd dat mannen tussen 16 en 55 jaar op arbeidstransport moesten, maar doordat Ralf en Gabriel op de Barneveld-lijst stonden, werden zij gespaard.
Op 8 mei werd Theresienstadt door het Rode Leger bevrijd. Op 12 juni 1945 keerden Gabriel, Rose, Ida en Ralf terug naar Nederland. Na een reis van twaalf dagen komt het gezin aan in Batadorp. Gabriel hervat in Nederland zijn dagboek en beschrijft gedetailleerd de ontmoetingen met overlevenden en oude bekenden en vrienden.
De familie was alles kwijt en moest opnieuw hun leven opbouwen. Dit kostte Gabriel grote moeite, hij was gedeprimeerd door de traumatische ervaringen, waaronder de dood van zijn zoon Paul. Ook de geestelijke afkeer van het joods-orthodoxe geloof van zijn zoon Ralf deed hem pijn. In zijn dagboek schrijft hij: ‘Eén kind verlamd, één kind vermoord en één kind geestelijk verloren.’ En: ‘Ik zal niet ophouden te treuren over Paul en ik vrees, dat ik weinig troost zal vinden in Ralf, die steeds radicaler wordt in zijn gedachteleven, terwijl Ida mij evenzeer zorgen bereidt, niet alleen wat haar lichamelijke toestand betreft. Zo is mijn leven een grote mislukking.’
In zijn dagboek schrijft hij niet over zijn vrouw Rose, de eigenzinnige, standvastige, energieke en praktische vrouw die het gezin op de rails hield en heeft gered.
Gabriel begon weer als leraar te werken en pakte ook weer wat wetenschappelijk onderzoek op. In 1945 besloot Gabriel 4 maanden naar New York te gaan, waar zijn familie hem graag wilde ontvangen. Nadat hij terugkwam uit de Verenigde Staten werkte Gabriel nog tien jaar als leraar klassieke talen op het Maerlant Lyceum in Den Haag. Op 28 januari 1956 overleed Gabriel Italie op zestigjarige leeftijd.
Rose Italie-Hausdorff overleed op 91-jarige leeftijd in Rotterdam, Ida emigreerde naar Israël en Ralf naar de Verenigde Staten.