Frederik (Frits) Cohen werd geboren te Assen op 12 november 1884. Hij was een zoon van Bernhart Cohen en Sara Engers. Frederik was de helft van een tweeling, zijn zuster heette Rosalie. De tweeling trok als ukkies veel met elkaar op. Zij noemde haar broertje ‘Ittie’ en hij noemde haar ‘Talie’. Het gezin woonde in een klein huisje in Assen.
Frederik Cohen
- Voornaam
- Frederik
- Achternaam
- Cohen
- Geboortedatum
- 11 november 1884
- Geboorteplaats
- Assen
- Sterfdatum
- 26 oktober 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Een ernstig ongeval deed zich eens voor in het achterhuisje waar moeder de sjabbessoep op een klein kacheltje had gezet. De kinderen speelden tikkertje, Rosalie viel tegen Frederik aan, die greep zich vast aan een oor van de pan en kreeg 5 liter kokende soep over zich heen. Zijn hele lijf zat onder de brandwonden. De dokter heeft hem in een bak met lijnolie gelegd en toen naar het ziekenhuis gebracht. De wonden genazen voorspoedig, maar jaren later had hij bij slecht weer nog steeds last van trekkende littekens.
Na de lagere school kwam hij als jongen van 12 jaar, als hulp in de slagerij van zijn vader. Met een zware houten vleesbak op de schouders ging hij langs de klanten. Vóór de geboorte van zijn zus Cato verhuisden ze naar een echte winkel aan de Doevenkamp in Assen. Na de Eerste Wereldoorlog verhuisde het gezin naar de Paul Krügerstraat. Van zijn vader kreeg Frederik te horen: “Je kunt een eigen slagerij krijgen, maar je zult het bij vreemden moeten leren”.
Naast zijn drukke werkzaamheden gaf Frederik ook nog dansles.
Frederik vertrok toen eerst voor een jaar naar de firma Rengers aan de Pelikaanstraat in Antwerpen, daarna een jaar naar Hamburg en vervolgens nog een jaar naar Kok aan de Theresiastraat in Den Haag. Hij had later in Assen met zijn compagnon Jan Mulder een slagerij aan de Groningerstraat tegenover de oude Kloekhorststraat. Toen deze samenwerking stuk liep liet Frederik met zijn vader de voorkamer en alkoof van het pand aan de Paul Krügerstraat door aannemer de Vries tot een mooie slagerij verbouwen.
Het ontbrak daar aan niets: een toonbank met een weegschaal van ‘Van Berkel’, een zwaar vleesblok, een mooie etalage, verchroomde vleeshaken, een elektrische gehaktmolen, een worstmolen en een grote koelcel. Voor deze koelcel kwam de firma De Geeter elke donderdag grote ijsstaven brengen. Het krioelde dan van de kinderen die riepen: “Ome Frits, ma’k een stukkie ies”. Er werd koosjer geslacht in het slachthuis van slagerij Elshof aan de Rolderstraat.
Naast zijn drukke werkzaamheden gaf Frederik ook nog dansles. Deze lessen vonden plaats in zaal Wolthekker aan de Brinkstraat in Assen, in Rolde bij café Piest, in Beilen en in Loon. Overal kende men Frederik. Aan het begin van de oorlog probeerden NSB’ers hem van de dansvloer te jagen bij café Piest in Rolde. De Rolder jongelui die dansles van hem kregen hebben dat weten te voorkomen, maar na dit voorval was de glans er wel vanaf voor wat betreft de dansavonden.
Toen Frederik eens een afspraakje had met een meisje uit Smilde, waarmee hij een borreltje ging drinken in Bellevue in Assen, werd hij ’s avonds opgewacht door twee knapen uit Smilde. “We zullen die jeude wel eens aan ’t mes rieg’n,” kreeg Frederik te horen waarna de knapen de daad bij het woord voegden. Frederik werd in zijn linkeroor gesneden en een paar keer aan zijn hoofd geraakt. Uitbater Eleveld van Bellevue hoorde een vreselijk gegil en liep met een stel mannen naar buiten. Ze hebben Frederik, bloedend als een rund, naar dokter La Chapelle gebracht die zijn wonden heeft gehecht.
Later leerde Frederik Trijn Vijfschaft kennen. Hij hield van haar, maar ze stond alleen voor de opvoeding van 4 kinderen. Dat weerhield hem van een relatie. Zijn vriend Siepko ging toen met haar. Frederik bleef vrijgezel, net als zijn zus Froukje. Met haar dreef hij de slagerij aan de Paul Krügerstraat. Frederik Cohen werd vanuit het Joodse werkkamp Conrad bij Staphorst waar hij tewerkgesteld was in oktober 1942 naar kamp Westerbork overgebracht.
Frederik Cohen (rechts) in werkkamp Conrad ('Dwangarbeid in Staphorst' - G.J. Westhoff)
Na een korte periode in het kamp, werd hij gedeporteerd naar Auschwitz waar hij op 26 oktober 1942 werd vermoord. Zijn zus Froukje werd een week later in hetzelfde kamp vermoord.