‘In gedachten zag ik oma Esther zitten breien in de rieten wickerstoel.
Ze breide een jurkje voor mij van zacht oranje wol met een pasje van zwart-witte olifantjes met hun slurfjes omhoog. En de pop met een slaaphoofd en als je de nachtjapon omdraaide een stralend hoofd met baljurk. […] Van alle goede mensen die een rol hebben gespeeld in mijn leven was oma Esther de eerste en meest bepalende…’
Foto links: lijst van levensmiddelen voor het transport naar Sobibor van 13 april 1943
Esther van de Kar-de Groot
- Voornaam
- Esther
- Achternaam
- van de Kar-de Groot
- Geboortedatum
- 26 oktober 1878
- Geboorteplaats
- Amsterdam
- Sterfdatum
- 16 april 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Decennia later beschrijft kleindochter Elisabeth van de Kar bovenstaande warme herinneringen aan haar grootmoeder Esther van de Kar-de Groot.
Esther van de Kar-de Groot is geboren op 27 oktober 1878 in Amsterdam. Ze woonde op het Transvaalplein 9 in Amsterdam. Ze was weduwe, haar man Simon van de Kar, overleed in 1934.
Transvaalplein 9 in de huidige tijd
Esther had drie kinderen. De oudste was Jacob, geboren op 25 november 1904, daarna kwam Dina, geboren op 2 april 1906 en als laatste kwam Emanuel Samuel, geboren op 16 mei 1908.
Jacob van de Kar. Bron: J.H. Coppenhagen. Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945.
Esther kwam veel bij haar oudste zoon Jacob over de vloer. Jacob was huisarts, hij woonde met zijn gezin aan de Pretoriusstaat 77.
Jacob was getrouwd met Celine van de Kar-Rubens, zij is geboren op 22 maart 1910 in Amsterdam.
Jacob en Celine hadden twee dochters. De oudste was Esther, geboren op 7 november 1933 en de jongste Elisabeth is geboren op 9 januari 1939. Beide meisjes zijn naar hun grootmoeders vernoemd.
Esther en Elisabeth. Foto: privé-collectie
Ik heb gezien hoe oma Esther met de overvalwagen bij de razzia in april 1943 is opgepakt en ruw in de wagen geduwd is.
Bij een grote razzia werd Esther werd opgepakt, samen met 676 andere personen uit Amsterdam kwam zij op 8 april 1943 aan in kamp Westerbork. In het onderduikportret van kleindochter Elisabeth is hierover te lezen:
Ik heb gezien hoe oma Esther met de overvalwagen bij de razzia in april 1943 is opgepakt en ruw in de wagen geduwd is. Mijn vader had met zijn gezin als arts nog een Sperre en heeft het niet kunnen voorkomen. […]
[…] Aan het begin van mijn onderduiktijd heb ik Moeke bijna verlinkt door bij een van de laatste razzia 's in Deventer aan haar hand te trekken en op hoge toon te roepen: ‘Met die auto hebben ze oma meegenomen!’ Niet op of omkijkend heeft Moeke me meegesleurd en zijn we veilig thuis gekomen.
Kamp Westerbork was overvol toen Esther met de groep Amsterdammers aankwam, er verbleven toen zo’n 10.000 mensen.
Op 13 april 1943 werd Esther, tezamen met nog 1204 andere personen, op transport gesteld naar Sobibor. Niemand van dit transport overleefde.
Esther van de Kar-de Groot is op 16 april 1943 omgebracht, ze was 64 jaar oud.
Er is een lijst van wat er met dit transport meeging aan voedsel:
Esthers dochter Dina pleegde een dag na de capitulatie van Nederland, op 16 mei 1940, pleegde, samen met haar man Bernard Aa en de ouders van Bernard, suïcide Zij moeten de ellende die de oorlog teweeg zou brengen, hebben voorzien.
Zoon Jacob van de Kar had, op grond van zijn functie als arts een onmisbaarheidsverklaring. Hij had een functie voor ‘pastorale arbeid rabbinaat in het N.I.H. Oost, (Nederlands Israelietisch Ziekenhuis) sinds 01-06-1942’. Ook zijn vrouw Celine had een Sperre. Op haar kaart staat: ‘pastorale arbeid rabbinaat N.I.H. Oost. Gesperrt wegens Wehrmachtwerk’.
De Sperre bleek in juni 1943 niets waard. Dat moeten Jacob en Celine al wel vermoed hebben, ze hadden hun jongste dochter Elisabeth kunnen laten onderduiken, zij zou als enige van dit gezin overleven. Elisabeth weet dat haar ouders met haar zus Esther ook hadden willen onderduiken, maar dat ze verraden werden.
Jacob en Celine van de Kar kwamen met hun oudste dochter Esther op 20 juni 1943 aan in kamp Westerbork. Hun transport naar Sobibor volgde op 13 juli 1943. Jacob, Celine en Esther werden in Sobibor vermoord op 16 juli 1943. Ze waren respectievelijk 38, 33 en 9 jaar oud.
Hun jongste dochter Elisabeth overleefde de oorlog in onderduik. Zij was vier en een half toen ze terechtkwam ’Papa en Moeke Bonte’ in Deventer. Dit Deventer echtpaar heeft het kind liefdevol opgevangen en hebben de ouderrol weten over te nemen.
Van Elisabeth van de Kar is op deze website een Onderduikportret te lezen.
Net als Elisabeth overleefde Emanuel Samuel, de jongste zoon van Esther van de Kar-de Groot, de oorlog. Hij was gemengd gehuwd met Margaretha (Gretha) van de Kar-Wimmer. Emanuel en Gretha hadden twee dochters: Esther (1937) en Hilde (1944). Emanuel is het verlies van zijn familie nooit te boven gekomen.
Esthers kleindochter Elisabeth woonde tijdens haar gymnasiumtijd, tussen 1952 en 1957, in het gezin van Emanuel en Gretha. Ze onderhoudt nog altijd warme banden met haar twee nichten Esther en Hilde. Elisabeth herinnert zich haar oom Emanuel als een lieve man met een groot gevoel voor humor. Hij was zeer muzikaal en speelde prachtig viool. Emanuel stierf in 1970.