Ernest Alfred Frijda

In een brief die Ernest nog uit Westerbork naar zijn vrouw stuurde waren zijn laatste woorden aan haar: “Laat onze dochters niet met haat opgroeien.”

Ernest Alfred Frijda

Voornaam
Ernest Alfred Henri Philip Willem
Achternaam
Frijda
Geboortedatum
19 februari 1909
Geboorteplaats
Arnhem
Sterfdatum
06 maart 1944
Sterfplaats
Auschwitz

Ernest Frijda werd op 19 februari 1909 geboren in Arnhem als oudste zoon van Willem Michel Frijda (Den Bosch, 1 januari 1884 – Sobibor 28 mei 1943) en Paula Anschel (Bochum, 20 februari 1885 – Sobibor 28 mei 1943).

 
Willem Michel Frijda en Paula Anschel

Het gezin verhuisde als snel naar Utrecht. Willem Frijda was handelsagent. Hij bemiddelde bij de verkoop van groenten tussen Nederlandse en Russische handelaren. Voor zijn werk was hij veel onderweg. In Utrecht werden nog twee dochters geboren, Lotti Auguste Henriette Paula op 9 oktober 1915 en Ilse Yvonne Beatrice op 11 oktober 1925.

Lotti

Ernest ging naar de gemeentelijke HBS in Utrecht, waar hij in 1927 met succes eindexamen deed.

14 juli 1927

Daarna ging hij in Utrecht wis- en natuurkunde studeren. In oktober 1931 behaalde hij zijn kandidaats en in 1936 legde hij zijn doctoraalexamen in de wis- en natuurkunde af, met als specialisatie fysische astronomie, een onderwerp dat hij later voor zijn proefschrift koos.

6 oktober 1931

1 december 1936

Hij woonde al die tijd bij zijn ouders thuis, in Utrecht, en vanaf 1937 in Maartensdijk (provincie Utrecht), op het adres Regentesselaan 40. De broer van Ernests moeder Paula, Kurt Anschel (Dortmund 13 maart 1902), woonde bij hen in.

In de tijd dat Ernest in Utrecht woonde was hij actief bij de padvinderij maar toen hij naar Maartensdijk verhuisde stopte hij als hopman bij de groep De Scheepsjongens, onderdeel van de Padvinders Vereeniging Nederland. Hij was ook een fervent schaker.

18 september 1939

In september 1939 trouwde Ernest vanuit zijn ouderlijk huis in Maartensdijk met Henriëtte Albertine Boot (Utrecht 9 juli 1913), de dochter van Jan Hendrik Boot en Alberdina Hendrika Wilhelmina Spruijt. Zij was niet Joods. Een poosje woonde het jonge echtpaar bij de ouders van Ernest in. Hij was korte tijd bedrijfsleider geweest op de instrumentenfabriek G. de Koningh in Arnhem, maar hij besloot leraar te worden en werkte achtereenvolgens bij het Middelbaar Onderwijs in Den Haag, Groningen en Utrecht. Korte tijd woonden Ernest en zijn echtgenote in Schiedam, waar Ernest lesgaf. De oorlogssituatie in en rond Schiedam werd echter door Ernest en Henriëtte als gevaarlijk ervaren, en daarom besloten ze in 1940 om te verhuizen naar het veiliger geachte Wassenaar, waar zij gingen wonen in de Crocusstraat, nummer 27. Ernest ging lesgeven op het Rijnlands Lyceum in Wassenaar. In het boek In Memoriam - Gevallen Leraren in de Periode 1940 – 1945 lezen we over hem: Frijda was in het algemeen een weinig opvallende figuur op school, in die zin, dat hij zichzelf niet op de voorgrond plaatste en ook bij de besprekingen niet gauw het woord nam. Hij deed echter zijn werk met een grote liefde en bijzondere toewijding, waardoor zijn lessen in helderheid en duidelijkheid uitmuntten. Er ging van hem een zekere rust uit, die gepaard ging met een blijmoedigheid en opgewektheid die weldadig aandeden. Hij verloor niet gauw zijn kalmte en was daardoor voor zijn collega’s en zijn leerlingen vaak een rustpunt in opwindende tijden. Zijn woorden waren steeds weloverwogen en naar zijn oordeel werd ook altijd met belangstelling geluisterd.

In 1940 werd de oudste dochter van Ernest en Henriëtte geboren, Wilhelmina. In 1942 volgde Ernestine, en in 1943 Marjolein.

Vanwege de verregaande maatregelen tegen de Joodse bevolking werd Ernest al eind 1940 ontslagen als leraar. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien gaf hij nog een paar maanden bijlessen aan huis, totdat dit ook door de bezetter werd verboden. Dat huis werd in die periode gedeeld met een ander gezin dat niets wist van de joodse achtergrond van Ernest Frijda.

Ilse Frijda

Vanaf 1942 hield Ernest zijn jongste zusje Ilse, op dat moment 15 jaar, verborgen in huis. Als vol-joods kind liep zij immers gevaar. Omdat de ouders van Ilse en Ernest bij een razzia waren opgepakt, zorgden buren in Maartensdijk ervoor dat Ilse bij haar broer kon komen wonen.

Ernests Joodse achtergrond weerhield hem er niet van om actief te worden in het verzet. Onderduikers die op de vlucht waren, vonden bij hem een tijdelijk onderdak. Vervolgens regelde hij voor hen een permanente, veilige plek. Ondertussen vond hij ook nog tijd om sterrenkunde te studeren en aan zijn proefschrift te werken.

Bij een overval op een distributiekantoor ging het mis. Er werd een lijst met namen van betrokkenen gevonden. Iedereen op de lijst werd gearresteerd. Op 2 februari 1944 viel de politie het huis in de Crocusstraat binnen en nam iedereen die daar op dat moment aanwezig was mee. Ernest, zijn vrouw, hun drie jonge kinderen en Ilse moesten plaatsnemen in de vrachtwagen die inmiddels voor de deur stond. Met stemverheffing gaf de vrouw van Ernest aan dat zij officiële documenten had waarmee zij kon aantonen dat zij en haar kinderen niet van Joodse afkomst waren. Daarop mochten zij uitstappen en werden Ernest en Ilse als strafgevangenen afgevoerd naar het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen, waarvandaan zij drie dagen later werden overgebracht naar kamp Westerbork. Tijdens het korte verblijf daar, in strafbarak 67, vond er nog een briefwisseling plaats tussen Ernest en zijn echtgenote. De laatste woorden aan zijn vrouw waren: “Laat onze dochters niet met haat opgroeien.”

“Laat onze dochters niet met haat opgroeien.”

Op 3 maart 1944 werd Ernest als strafgeval op transport gesteld naar Auschwitz. Ernest werd daar bij aankomst op 6 maart 1944 meteen vermoord. Hij was toen 35 jaar oud.

Het is niet duidelijk wat precies het lot van de 18-jarige Ilse was. Zij is al kort na aankomst in Westerbork, op 8 februari 1944, op transport gegaan naar Auschwitz. Waarom Ilse en Ernest niet tegelijk zijn weggevoerd is onduidelijk. Ilse is na aankomst in Auschwitz geselecteerd en uiteindelijk omgekomen ergens in Midden-Europa, met als geregistreerde datum 30 juni 1944.

De ouders van Ernest werden beiden met het transport van 25 mei 1943 uit Westerbork naar Sobibor getransporteerd en daar bij aankomst op 28 mei 1943 meteen vermoord. De andere zus van Ernest, Lotti, 27 jaar, werd vermoord in Auschwitz op 11 november 1942. De oom van Ernest, Kurt Anschel, overleed in Den Haag op 22 april 1943. Volgens een reconstructie door de Duitse politie had hij getracht een door hem aangetroffen huisgenote te reanimeren, nadat ze door gasverstikking een einde aan haar leven had gemaakt, waarbij hij eveneens door gasverstikking om het leven kwam.

De echtgenote van Ernest Frijda en haar drie dochters overleefden de oorlog.
Voor zijn rol in het verzet is Ernest Frijda opgenomen in de Erelijst van Gevallenen.
(Bron: https://www.wassenaar.nl/_flysystem/media/brochure-struikelstenen.pdf)

 

Bij het huis aan de Crocusstraat 27 in Wassenaar zijn stolpersteine gelegd voor Ernest en Ilse Frijda.

Op 7 augustus 1945 zocht de vrouw van Ernest naar informatie over het lot van haar man en schoonzusje Ilse. Er was geen transport op 5 februari 1944 vanuit Westerbork naar Auschwitz, dus dat moet 8 februari 1944 zijn.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.