Emanuel Bloemendal is de vijfde van in totaal acht kinderen van Mozes Levie Bloemendal (29-09-1840, Groningen), vleeschhouwer, en Saartje de Groot (16-01-1841, Groningen), pettenmaakster. Emanuel wordt geboren op 5 oktober 1875 te Groningen. Het gezin Bloemendal verhuist in 1889 van Groningen naar Amsterdam waar ze gaan wonen in de Korte Amstelstraat. Na zijn opleiding werkt Emanuel als slagersknecht en later slager, net als zijn vader en grootvader voor hem.
Emanuel Bloemendal (1875)
- Voornaam
- Emanuel
- Achternaam
- Bloemendal
- Geboortedatum
- 05 oktober 1875
- Geboorteplaats
- Groningen
- Sterfdatum
- 14 september 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Geboorteacte Emanuel Bloemendal (Groninger Archieven)
Op 11 november 1914 trouwt hij in Zaandam met Anna Roselaar. Zij is geboren op 13 mei 1881 in Amsterdam. Het echtpaar krijgt geen kinderen. Emanuel Bloemendal werkt in Amsterdam als slager. Emanuel en Anna wonen op verschillende adressen in de wijk de Nieuwe Pijp. Hun laatste adres is Tweede Jan Steenstraat 29/1.
Tweede Jan Steenstraat in Amsterdam tegenwoordig (google.nl).
De broer van Anna, Moses Roselaar woont daar tijdens de oorlog bij hen in. Moses woonde met zijn vrouw in Antwerpen en na haar overlijden in 1939 komt hij naar Amsterdam.
Na zijn opleiding werkt Emanuel als slagersknecht en later slager, net als zijn vader en grootvader voor hem.
Op 1 oktober 1941 is Emanuel met twee anderen door de Amsterdamse politie aangehouden op verdenking van handelen met vervalste vetbonnen. In afwachting van het onderzoek zijn zij vastgezet, zo is op te maken uit het politierapport van die dag. Als beroep bij Emanuel staat vleesverkoper genoteerd. Hoe dit incident afgelopen is, is onbekend.
Uit het politierapport van 1 oktober 1941 (Stadsarchief Amsterdam)
Voor de Amsterdamse Joden wordt het leven steeds verder ingeperkt en angstiger. In de zomer van 1942 vertrekken de eerste grote groepen Joden die zijn opgeroepen uit de stad. Als dan in de nazomer steeds minder mensen zich melden beginnen de nazi’s de mensen op te halen uit hun huizen. Bijna altijd na 8 uur ’s avonds als de mensen verplicht thuis zijn. In zijn boek ‘Ondergang’ schrijft Dr. Presser daarover:
“Enige aantekeningen -niet meer- over het ophalen, over de ‘nieuwe methode’ in haar toepassing. De Duitsers hebben haar in die periode hier en daar verfijnd en moesten soms met plaatselijke omstandigheden en andere voorwaarden rekening houden, maar in ’t algemeen kwam het wel daarop neer, dat practisch iedere Jood of Joodse familie elke avond de bel kon verwachten, het signaal voor de wegvoering. Dat betekende, dat elke auto in de straat dè auto kon zijn, vooral wanneer ze leek te stoppen; dat betekende ook bij de onverschilligste, ook bij de dapperste, het klaarzetten, elke avond weer, van al was ’t maar kleinigheden, maar niet zelden ook van de gevulde rugzak, gevuld volgens de voorschriften, door de Joodse Raad grondig en nauwkeurig verstrekt. Men vergete ook niet, dat de vensters naar de straat verduisterd waren, kierloos dicht, wat het gevoel moet hebben vergroot van de noodlottige dreiging, die van buiten kon komen, een avond, wanneer ook, moèst komen, onafwendbaar. Men mag het uitspreken: voor de Joden waarde van september 1942 elke avond de dood door de donkere straten van Amsterdam; men kan het zich nu, zoveel jaren later, haast niet meer voorstellen, maar het was toen de werkelijkheid in haar onuitsprekelijke verschrikking.”
Emanuel, Anna en Moses zijn waarschijnlijk op 8 september 1942 opgehaald en via het verzamelpunt op het Adama van Scheltemaplein per trein naar kamp Westerbork gebracht waar ze op 9 september aankomen. Al na 2 dagen volgt vertrek naar Auschwitz met een transport van in totaal 874 personen. Direct na aankomst worden Emanuel, zijn vrouw Anna en zwager Moses op 14 september 1942 in dit vernietigingskamp vermoord.