Op 26 juli 1942 lazen Rooms-Katholieke geestelijken op verzoek van de toenmalige aartsbisschop De Jong een herderlijke brief voor in de kerken met een protest tegen de voorgenomen deportatie van tienduizenden Joden. In de brief stond:
'De wetenschap dat deze maatregelen tegen het diepste zedelijk besef van het Nederlandse volk strijden en bovenal het indruisen van deze maatregelen tegen hetgeen van Godswege als eis van gerechtigheid en barmhartigheid gesteld wordt, nopen de kerken tot u (Seyss-Inquart, rijkscommissaris in bezet Nederland) de dwingende bede te richten aan deze maatregelen geen uitvoering te geven.'
Deze openlijke veroordeling leidde een week later tot represailles van de bezetters. De Duitsers pakten 213 katholiek gedoopte joden op. Van hen werden er 44 na korte tijd weer vrijgelaten, de rest werd gedeporteerd. Onder hen was ook Edith Bock, tezamen met haar moeder Hermine en haar twee zusters Resi (zuster Charitas) en Leni.
Edith Bock
- Voornaam
- Edith
- Achternaam
- Bock
- Geboortedatum
- 29 augustus 1907
- Geboorteplaats
- Wenen
- Sterfdatum
- 30 september 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Edith Bock werd op 29 augustus in 1907 in Wenen geboren, als oudste dochter van Hermine Grünbaum en de Tsjechische Samuel Bock, een advocaat. Haar jongere zussen heetten Theresa (Resi) en Helene (Leni). Het huwelijk van de ouders was niet gelukkig. Er volgde een echtscheiding, en de kinderen herinnerden zich later weinig of niets meer van hun vader.
Mevrouw Grünbaum kwam in 1920 naar Nederland. De drie dochters volgden in 1922. Op 29 augustus van dat jaar werden moeder en dochters gedoopt in de parochiekerk van St. Elisabeth in Rotterdam en opgenomen in de katholieke kerk. Nederlander verhuisden.
Na het tweede huwelijk van haar moeder met de Nederlander Willem van Merkelbach van Enkhuizen verhuisde Edith naar het internaat van de zusters Franciscanessen in Roosendaal waar ze begon met haar opleiding aan de kweekschool. Na het behalen van haar akte werd ze onderwijzeres in Rotterdam. Ze bleef net als haar jongste zus thuis wonen, aan de Katendrechtse Lagedijk 231A in Rotterdam
Edith en haar moeder waren de kostwinners van het gezin, en toen moeder enkele keren langdurig ziek was, werd duidelijk hoe zwaar het onderhoud van de familie op de schouders van de jonge onderwijzeres Edith drukte.
Edith was zeer actief in het jeugdwerk, met name op het gebied van handenarbeid, muziek, toneeluitvoeringen en tentoonstellingen. Haar kennis en ervaring deelde ze enthousiast met haar zus Resi, die in 1927 als zuster Charitas was ingetreden in de congregatie van de zusters van het Heilig Hart in Moerdijk, en net als Edith onderwijzeres was.
Uit de correspondentie met Resi bleek onder meer dat er zware zorgen op het gezin in Rotterdam drukten. Edith en haar moeder waren de kostwinners van het gezin, en toen moeder enkele keren langdurig ziek was, werd duidelijk hoe zwaar het onderhoud van de familie op de schouders van de jonge onderwijzeres Edith drukte.
De anti-Joodse maatregelen die haar in november 1940 verboden nog langer op haar school les te geven, verergerden de financiële problemen. Edith gaf daarna les aan Joodse kinderen.
Eind november 1941 werden zij en haar zussen stateloos verklaard. Moeder Hermine behield de Nederlandse nationaliteit door haar huwelijk met haar Nederlandse man.
Op 2 augustus 1942 werden Edith, Leni en hun moeder Hermine als reactie op de protestbrief van de bisschoppen gearresteerd en via Breda naar kamp Amersfoort overgebracht. Daar volgde een hereniging met Resi, ofwel zuster Charitas, die op dezelfde dag vanwege dezelfde maatregel uit Moerdijk was weggevoerd.
De drie zussen werden op 4 augustus naar kamp Westerbork vervoerd. Moeder Hermine bleef nog ruim een week achter in kamp Amersfoort.
Resi stuurde twee telegrammen naar de kloosterzusters van Moerdijk, ze vroeg hulp: voedsel, kleren, schoenen en medicijnen. Ze noemde haar adres: barak 36, kamer 4. Ze schreef ook de woorden: ‘Hier is men een nummer.’ Twee kloosterzusters reisden naar kamp Westerbork en bezochten Resi en haar zussen kort ’s avonds op 5 augustus. Op 6 augustus hadden ze meer tijd voor een ontmoeting. De zusters zouden later opmerken dat Edith en Resi ‘Sterk waren en een bemoediging voor velen die hulp nodig hadden.’ Ze hadden gezien dat de jongste zus Leni erg bedroefd was.
Heel vroeg in de morgen van 7 augustus moesten de gezusters Bock, tezamen met alle andere opgepakte katholieke Joden, lopen naar het station in Hooghalen. Daar vertrok hun transport naar Auschwitz. Ook de Joods-Duitse filosofe en in 1998 heiligverklaarde karmelietes Edith Stein zat in dit transport. De sterfdatum van Edith, Resi en Leni is vastgesteld op 30 september 1942.
Moeder Hermine Merkelbach van Enkhuizen-Grünbaum werd in kamp Amersfoort nog meerdere keren bezocht door haar man. Zij kwam op 15 augustus aan in kamp Westerbork en ging op 17 augustus op transport naar Auschwitz, waar zij op 19 augustus werd vermoord.