Aharon Salomon Brest is geboren op 4 mei 1890 in Lochem. Aharons vader was Joseph Salomon Hartog (1848-1921), zijn moeder was Anna Bet Hartog-Polak (1856-1933). Voor zover is na te gaan was Aharon de vierde van de zes kinderen uit dit gezin. De oudste was Salomon (1884), daarna kwamen Bernardus (1886) en Alexander (1888). Na Aharon werden er twee meisjes geboren, Grietje (1892) en Branca (1895). Een aantekening in het bevolkingsregister van Lochem meldt dat Aharon, net als zijn vader, slager was.
Aharon Salomon Hartog
- Voornaam
- Aharon Salomon
- Achternaam
- Hartog
- Geboortedatum
- 03 mei 1890
- Geboorteplaats
- Lochem
- Sterfdatum
- 21 oktober 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
In 1933 verloofde Aharon zich met Branca Brest. Branca werd geboren op 27 april 1895 in Zwartsluis. Ze was het oudste kind van Salomon Brest (1863-1918) en Anna Brest-Polak (1866-1940). Na haar kwam Benjamin op 19 september 1896, vervolgens Alexander op 8 november 1898. Het vierde kind was Rebekka Helena (Betsy), zij kwam op 3 oktober 1900 ter wereld en de jongste was Leonard, geboren op 18 maart 1903. De familie Brest was een ondernemersfamilie. Ze hadden eerst een manufacturenzaak in Zwartsluis. Na het overlijden van Branca’s vader Salomon Brest in 1918 zette zijn weduwe Anna Brest-Polak, tezamen met haar zonen, de zaak voort.
In 1928 verhuisde het gezin Brest naar de Diezerstraat 122 in Zwolle. Ze namen daar een manufacturenzaak en handel in goud en zilver over en vestigden zich onder de naam van Firma Wed. Salomon Brest-Polak. Naast de verkoop van manufacuren, confectie, goud en zilver werd de firma ook een groothandel in ruwe wol.
Uit berichten van de Burgerlijke Stand is op te maken dat Branca pas in 1930 naar de Diezerstraat 122 in Zwolle is verhuisd.
Er is een foto van Branca uit 1919, zij was kantoorbediende op het Post en Telegraafkantoor in Zwartsluis.
Post en Telegraafkantoor in Zwartsluis, met Branca Brest.
Branca en Aharon trouwden op 13 maart 1934 en ze gingen wonen op de Zuiderwal 15 in Lochem.
Op 2 oktober 1942, tegen middernacht, werden de Joodse dwangarbeiders zo onopvallend mogelijk naar het station van Lievelde gebracht en van daaruit doorgevoerd naar kamp Westerbork.
Branca’s moeder Anna Brest-Polak overleed in 1940. Haar broers konden de zaak aan de Diezerstraat in Zwolle niet voortzetten door de steeds stringentere maatregelen tegen de Joodse bevolking, in augustus 1942 moesten ze de winkel sluiten.
Branca’s man Aharon werd tewerkgesteld in het Joodse werkkamp Lievelde, dat net zoals Lochem in de Achterhoek ligt. De tekst hieronder beschrijft de situatie in dit werkkamp:
In Lievelde werden in vergelijking tot andere kampen pas laat Joodse dwangarbeiders ondergebracht. Op dinsdag 18 augustus 1942 kwam een bericht op het gemeentehuis dat de volgende ochtend met de trein van 10.57 een aantal Joodse arbeiders op het station aan zou komen. De mededeling, ondertekend door kok/beheerder J. Bötcher, gaf verder aan dat de dwangarbeiders uit Dinxperlo, Lochem en Silvolde, Raalte, Deventer en Amsterdam zouden komen. Vanuit Lievelde moesten de mannen aan het werk op een gemeentelijke zandweg.
Op 19 augustus 1942 schreef S.J. Vromen vanuit Lochem: 'De toestand is altijd nog hetzelfde. Hedenmorgen zijn hier 4 Joodsche kennissen van mij vertrokken naar een werkkamp in Lievelde (…). Mijn zwager uit Lochem is ook naar het kamp in Lievelde.' Deze mannen behoorden tot de eerste groep van Joodse dwangarbeiders, die naar Lievelde werden toegestuurd.
De gemeentelijke zandweg waaraan gewerkt moest worden, was de Huttendijk in de buurt van boerderij 'De Kamper'. Tijdens de werkzaamheden werd de weg voor al het verkeer afgesloten. De Joodse dwangarbeiders moesten de weg 'omputten' om de diepere grindlaag aan de oppervlakte te krijgen en zo de afwatering te verbeteren. Boeren uit de directe omgeving voorzagen de Joodse mannen tijdens het werk van extra voedsel.
Op een gegeven moment deed burgemeester Theo A. Lamers een verzoek de openbare wegen rond het kamp af te sluiten, omdat hem gebleken is dat de Joden de inwoners van zijn gemeente lastigvielen en vroegen om eieren, boter en het verrichten van diensten. Tijdens een bezoek van dezelfde burgemeester kreeg de kok/beheerder nog meer klachten. Volgens Lamers waren verschillende Joden niet aan het werk omdat ze zogenaamd ziek waren. De kok/beheerder zette hen gelijk aan het werk. Ook was volgens de burgemeester allerlei verboden lectuur in het kamp aanwezig. Verder klaagde Lamers over het feit dat er zoveel pakjes naar het kamp werden gestuurd, dat de postbode een driewieler nodig had om de sigaretten, wasgoed, boter en fruit aan het kamp af te leveren. Volgens de burgemeester was het verboden fruit per de post te versturen. De kantoorhouder van de P.T.T. kreeg daarom te horen dat de pakketten teruggestuurd moesten worden naar de afzenders. Maar de kantoorhouder nam het niet zo nauw: voortaan haalde een aantal burgers de poststukken op en bezorgde deze bij het kamp.
Op 2 oktober 1942, tegen middernacht, werden de Joodse dwangarbeiders zo onopvallend mogelijk naar het station van Lievelde gebracht en van daaruit doorgevoerd naar kamp Westerbork.
Bron: Lievelde - Joodse Werkkampen
Tussen 3 en 5 oktober kwam Aharon dus aan in kamp Westerbork. Maar ook Branca en haar broers Benjamin en Alexander werden opgepakt tijdens de razzia’s. Zij behoorden tot de ruim 10.000 mensen die in die dagen aankwamen. Het kamp was overvol.
In de weken daarna reed de trein vanuit kamp Westerbork naar Auschwitz twee keer per week. Branca en Aharon Hartog-Brest moesten mee met het transport van 19 oktober 1942. Ze werden meteen na aankomst in Auschwitz, op 21 oktober 1942, vermoord. Branca was toen 47 en Aharon 52 jaar oud.
Branca’s broers werden op 16 februari 1943 op transport gesteld naar Auschwitz, waar ze op 19 februari 1943 werden vermoord. Benjamin was 46 en Alexander 44 jaar oud.
Plaquette op de Synagoge van Lochem. Ook genoemd is het gezin van de broer van Aharon: Alexander Joseph Hartog en zijn vrouw en twee zonen.