
"Op 31 maart, Vrijdagavond, werd er een spoed operatie verricht op een Joodsen jongen man, die een schotwond had. Hij was ondergedoken en uit Meppel hierheen gebracht. Na de operatie werd hij op ons zaaltje in een bed gelegd, maar hij stierf na enkele minuten. Men wist niet wie hij was.” (uit Oorlogsdagboek van Dr. G. Italie)
Foto links: het graf van Bram Gans in Assen (collectie HcKW: https://collecties.kampwesterbork.nl/werk/https%3A%2F%2Fdata.kampwesterbork.nl%2Fwork%2FHCIS.00025432)
Bram Gans
- Voornaam
- Abraham
- Achternaam
- Gans
- Geboortedatum
- 07 september 1921
- Geboorteplaats
- Groningen
- Sterfdatum
- 31 maart 1943
- Sterfplaats
- Kamp Westerbork
Op deze foto is Abraham ongeveer 20 jaar. - Joods Monument - privécollectie mw. G. Gans-Sinkgraven
(https://www.joodsmonument.nl/nl/page/29993/abraham-gans)
Abraham Gans, die Bram werd genoemd, werd geboren in Groningen op 7 september 1921 als middelste van de drie zoons van Meinhard Jacob Gans (Aduard, 3 april 1890) en Jennie Heilbron (Dinxperlo, 18 augustus 1891). De oudste zoon David (Daan) Gans was geboren in Assen op 29 oktober 1919 en de jongste, Johan (Joop), in Assen op 17 juni 1924. (*1 voor ouders en broers van Meinhard Jacob Gans en *2 voor ouders en zussen van Jennie Heilbron en noot 3 voor de broers van Abraham)
Meinhard en Jennie waren op 30 mei 1917 getrouwd in Dinxperlo:
Getuigen bij het huwelijk van Meinhard Gans en Jennie Heilbron in Dinxperlo op 30 mei 1917 waren Izaak Gans,
de broer van Meinhard en Izaak Herschel, de zwager van Jennie. (Bron: Gemeentearchief Dinxperlo)
In september 1921 woonde Jennie een tijdje in Groningen, waarschijnlijk bij haar schoonouders aan de Meeuwerderweg 6, waar Bram werd geboren. Meinhard Gans kon zijn kind niet aangeven omdat hij afwezig was, zo staat in de akte; mogelijk was hij op reis voor zijn schoenenhandel. In de geboorteadvertentie staat Assen als woonplaats.
Geboorteakte Abraham Gans. Aangegeven door zijn grootvader David Gans, door afwezigheid van zijn vader.
Geboren aan de Meeuwerderweg 6 in Groningen (allegroningers.nl).
Familiebericht. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 09-09-1921, p. 6.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010860172:mpeg21:p006
Meinhard en Jennie hadden in Assen een schoenenzaak aan de Varkensmarkt 1, hoek Gedempte Singel. Door de jaren heen verschenen er veel advertenties in de regionale kranten in Drenthe:
M. J. GANS,. "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 23-07-1921.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000110300:mpeg21:p004
M. J. Gans,. "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 31-08-1921.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000110387:mpeg21:p004
M. J. GANS. "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 04-01-1927.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMDA03:000111906:mpeg21:p008
Abraham doorliep de Rijks-H.B.S. aan de Beilerstraat in Assen. In die periode vroeg hij een bewijs van Nederlanderschap aan:
Bron: Joodsmonument.nl - Uit de collectie van mevr. G. Gans-Sinkgraven:
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/29993/abraham-gans
Uit de Duitse registratie van de in Nederland wonende Joodse bevolking, die in oktober 1941 tot stand kwam, bleek dat Bram ingeschreven stond op het ouderlijk adres aan de Varkensmarkt 1 als landbouwer. Hij had zijn familie al eens verteld, dat hij voor zichzelf een toekomst zag in Palestina; het was zijn grote droom. In het begin van de oorlog ging hij dan ook als Palestina-pionier aan het werk in het ontginningsgebied Zeijerveld (gemeente Vries). Waarschijnlijk zag hij hierin een mogelijkheid om aan de vervolging te ontkomen, omdat Palestina-pioniers soms werden uitgewisseld tegen Duitsers die geïnterneerd waren in Palestina. Vanaf mei 1940 was een uitwisseling echter al bijna onmogelijk en in 1942 was het te laat om naar Palestina te vertrekken.
In juli 1942, toen veel Joodse mannen naar werkkampen werden afgevoerd, voelde Meinhard Gans dat het te gevaarlijk werd voor zijn zonen. Hij moest op zoek naar onderduikadressen. De bevriende schoenmaker Siep Wiltjer uit Assen, die veel reparatiewerk voor hem deed, hielp hem hierbij. Er werden adressen gevonden voor Jopie, die naar Groningen ging en voor Daan, die door Wiltjer naar de afgelegen boerderij van de familie Sinkgraven in Smilde werd gebracht. Meinhard vroeg aan een boer in het Zeijerveld of Bram er als Palestina-pionier kon werken en tevens kon onderduiken. Deze boer had echter al twee Palestina-pioniers aan het werk, maar wilde graag helpen om een andere oplossing te vinden. Binnen zijn Nederlands Hervormde Gemeenschap deed de boer een beroep op een verzetsgroep in Assen waar ook Max Assies, die Bram kende van de Rijks HBS, toe behoorde. Max was de jongere broer van boswachter Gerrit Assies uit Appelscha.
Bram werd in juli 1942 door Gerrit Assies in diens huis opgenomen. Bij zijn aankomst regelde Gerrit een vals persoonsbewijs voor Bram op naam van Jean Eppema met een valse geboortedatum en bouwde Gerrit een schuilhut voor hem. Hij was zijn eerste Joodse onderduiker. Voor het eerst in zijn leven was Bram alleen, zonder familie en in grote onzekerheid over hun lot. De beroving van zijn vrijheid, de vele uren in eenzaamheid en zijn introverte aard maakten het er op zijn zachtst gezegd niet gemakkelijker op. Om een oogje op hem te kunnen houden had Gerrit de schuilplaats in de grond tussen de frambozenstruiken in zijn groentetuin gemaakt, zodat Bram in het geval hij hulp nodig zou hebben, snel en onopvallend de boswachterswoning binnen kon lopen. Op de schuilhut lag een glasplaat, waardoor er overdag licht naar binnen kwam. Het toenmalige buurmeisje van Gerrit, Janny Weerman, herinnert zich Bram in zijn schuilhut: “Op een zondagochtend gingen mijn broertje en ik stiekem frambozen plukken in de tuin van de boswachter. Ook al was het ons nadrukkelijk verboden naar de tuin te gaan, deden we het toch. Plotseling keek ons vanachter een glazen plaat op de grond een paar ogen aan. Mijn broertje en ik schrokken ons helemaal wezenloos en renden huilend naar onze moeder. Zij zei dat we ons er niet druk over moesten maken want het was Brammetje Gans maar: "hij is een onderduiker, maar je mag het aan niemand vertellen”.
Na een tijdje kwamen er meer onderduikers, voornamelijk Amsterdamse Joden. Ze verrichtten diverse klusjes in het bos. Al vrij gauw vonden toen ook de eerste geallieerde piloten, die door Max Assies gebracht werden, een onderkomen in het bos. De mogelijkheden die de bossen boden, kregen bij de verzetsbeweging steeds meer bekendheid en halverwege 1943 zat er een zeer gemengde groep: een aantal studenten van de VU in Amsterdam en van de Rijks HBS in Assen, jonge mannen die aan de arbeidsinzet wilden ontkomen en leden van de ondergrondse. Met het groter worden van de groep groeide ook het netwerk van helpers: veel landbouwers en bewoners uit de buurt. Gerrit, die deze verzetsmensen coördineerde, kwam steeds minder vaak thuis. Hij ging eropuit en pleegde met anderen overvallen op distributiekantoren om aan de groeiende vraag naar voedselbonnen te kunnen voldoen.
In 1942 waren de drie jongens Gans dus redelijk veilig, maar door alle spanningen over de familie en over zijn zaak werd hun vader in juli van dat jaar met ernstige hartklachten opgenomen in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. Zijn vrouw Jennie dook niet onder maar bleef thuis wonen, omdat zij haar man zoveel mogelijk wilde bezoeken. Dit heeft haar uiteindelijk het leven gekost. Op 26 oktober 1942 werd zij opgepakt en naar Westerbork gebracht, waar ze in barak 41 zat. Vanuit Westerbork heeft ze haar man nog in het ziekenhuis bezocht, onder begeleiding. Er was zelfs een vluchtplan voor haar geregeld, maar dat weigerde ze, wetende dat er in het kamp represaillemaatregelen zouden worden genomen als zij niet zou terugkeren. Met het transport van 10 november 1942 werd ze naar Auschwitz gedeporteerd. Bij aankomst op 12 november 1942 werd ze daar meteen vermoord. Jennie Gans - Heilbron werd 51 jaar.
Jennie Gans - Heilbron ( Collectie HcKW)
'Eenige oogenblikken later hoorde ik boven een schot vallen.'
Na zijn herstel bleef Meinhard nog een tijdje ondergedoken in het ziekenhuis. De geneesheer-directeur dr. H.W. Mook gaf hem een fiets waarmee hij naar de Achterhoek fietste. Hij dook onder in Varsseveld bij boer Johan Hiddink, waar ook al twee van zijn vier schoonzussen en een paar neven en nichten ondergedoken zaten.
Begin maart 1944 hoorde Gerrit Assies van buurman Albert Weerman, dat hij rekening moest houden met een huiszoeking. Weerman had gehoord dat een andere buurman, boer Uldrichs, de onderduikers had verraden. Dat had te maken met onvrede, omdat Gerrit Assies als boswachter hem geen vergunning voor de jacht had gegeven. Op 19 april kwam dan ook een huiszoeking, die gelukkig geen belastende feiten opleverde, omdat iedereen al was verplaatst. De luitenant die de huiszoeking leidde, gaf Gerrit de kans om het huis te ontvluchten; na de inval was het voor hem beter om zich in Appelscha niet meer te laten zien. Hij verdween voorgoed in de illegaliteit van Steenwijk, waar hij leider van de knokploeg werd. Zijn broer Max was een paar dagen voor de inval, op 28 februari, in Assen gearresteerd. Hij werd later, op 6 juni 1944 (D-day), in de duinen bij Overveen gefusilleerd.
Broers en zus Assies. V.l.n.r.: Gerrit, Jan, Albert (Ap), Marcus (Max) en Aaltje Marchien (Alie), foto ca. 1939
Bron: Joods Monument - collectie A.M. Buitenhuis-Assies (https://www.joodsmonument.nl/nl/page/29993/abraham-gans)
Voor Bram werd een nieuw onderduikadres geregeld, in Kalenberg, in de buurt van Steenwijk.
Het was begin maart 1944 toen Aaldert Jubbega hem in zijn auto van Appelscha naar het huis van de familie Tuin aan de Kruisstraat in Oldemarkt bracht. Bram zag er slecht uit. Toen ze hem bij Tuin voor het eerst zagen, waren ze geschrokken van zijn woeste en verwaarloosde uiterlijk. Zijn haar was lang en hij had een warrige baard. Annechien Tuin, die door iedereen “moeder Annechien” werd genoemd, vroeg de verzetsman Jan Tuut, alias Joop van Wijk, om hulp. “Joop”, zei ze, “we hebben een Jood boven die er verschrikkelijk uitziet. Daar moet wat aan gedaan worden”. Ze stelde voor dat Joop zich maar als kapper moest gedragen. “Goed, goed”, zei Joop en met schaar, mes en tondeuse knipte hij Brams lange haar kort en zijn baard eraf.
De volgende ochtend werd Bram naar het boerenbedrijf van Egbert Tietema in Kalenberg gebracht. Tijdens deze reis liet Bram een dolk zien, een imposant wapen dat aan weerszijden vlijmscherp was. Hij vertelde Popke Tietema, die hem reed, dat hij zich niet zou laten oppakken maar zich desnoods dood zou vechten.
Het ondoordringbare gebied van Kalenberg leek een geschikte plaats voor Bram. Het moerassige waterrijke gebied met zijn hoge rietkragen - vervoer ging voornamelijk met bootjes (punters) - was zeer geschikt voor onderduikers, die er dan ook in groten getale zaten. Bovendien wist men dat er weinig tot geen NSB’ers in dit gebied woonden.
Na een korte onderduikperiode van 2 à 3 weken kwam er echter aan Brams veiligheid een einde. In de nacht van 30 op 31 maart 1944 kwam een vijftal landwachters in bootjes aan op het Noorderpad in Kalenberg. De landwachters kwamen uit de richting Ossenzijl, waar ze een paar mensen hadden gearresteerd. De SD wist precies bij wie ze in Kalenberg huiszoekingen moesten verrichten, zodat het er op leek dat er verraad in het spel was. Toen ze bij Egbert Tietema kwamen zetten de SD’ers en een paar landwachters hun arrestanten, die ze op hun bootjes bij zich hadden, zolang in de keuken. Egbert werd op een stoel in de voorkamer vastgebonden, terwijl ze hem met een jachtgeweer onder schot hielden. Ondertussen doorzochten ze zijn woning. Toen zij op de zolder kwamen, vonden ze Bram. Hij lag te slapen in een ledikant. Wakker geworden van het lawaai greep hij instinctief naar zijn mes om zich in deze bedreigende situatie te kunnen verdedigen. Landwachter Anne de Leeuw, alias Anne Pap, melkboer uit Giethoorn, reageerde onmiddellijk door met hagel op hem te schieten. Bram raakte ernstig gewond aan hals en schouder. Hevig bloedend zakte hij in elkaar.
De NSB-kringleider P.K. Pit uit Steenwijk gaf opdracht om hem naar beneden te slepen. In de vroege ochtend van 31 maart vertrokken twee boten met arrestanten naar de Hoogeweg, de weg tussen Ossenzijl en Kalenberg, terwijl Tietema werd gedwongen om de zwaargewonde Bram in een punter mee te nemen. Uit het dorpscafé werd nog snel een brancard gehaald, waarop Tietema om 06.00 uur met Bram in zijn punter vertrok. Om 08.00 uur vertrok het schip “de Minor” van de beurtschipper Joontjes met de rest van de arrestanten richting Hoogeweg. Kalenberg was hevig in beroering. Niemand had zoiets verwacht. Het dorp zat vol onderduikers en men wist dit van elkaar; ook dat Tietema onderduikers had. Een werkster bij de buren had een paar keer een glimp van Bram opgevangen, voldoende om te constateren dat er een vreemdeling in huis was.
Uit een dossier in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging in het Nationaal Archief komt onderstaande verklaring van Egbert Tietema:
Egbert Tietema, oud 33 jaar, veehouder, wonende te Kalenberg No. 1, gemeente Oldemarkt, die verklaarde:
In den nacht van Vrijdag 30 op zaterdag 31 maart 1944, te omstreeks 2 uur, werd er op de deur van mijn woning geklopt. Ik opende daarop de deur en zag ongeveer acht landwachters buiten staan. Van deze landwachters kende ik niemand bij naam. Zij riepen: “Handen omhoog, licht maken”. Ik had dien nacht ene jood in mijn huis en twee jongens die voor den arbeidsinzet in Duitsland waren ondergedoken. De landwachters dreven mijn vrouw, mijn moeder en mij naar de keuken van mijn woning, alwaar ik met mijn handen in mijn nek moest gaan zitten en steeds onder bewaking bleef. Ik heb gezien dat eenige landwachters naar boven gingen. Even later kwam een der landwachters weer naar beneden en hoorde ik dat hij tegen den landwachter die mij bewaakte zeide: “Je moet naar boven gaan, want het deugt daar niet”. Ook meende ik gehoord te hebben dat hij zeide” “Die vent valt aan”. De landwachter die mij bewaakte ging naar boven terwijl die andere bij mij bleef. Bij het naar boven gaan van die landwachter die mij het eerst bewaakte hoorde ik dat hij tegen den anderen landwachter zeide: “Denk goed om hem, en bij de minste beweging schiet je op hem, want hij is een jood”. Eenige oogenblikken later hoorde ik boven een schot vallen. Daarop kwam een landwachter naar beneden en ik zag dat hij bloed aan zijn handen had. Deze vroeg mij om een handdoek die mijn vrouw hem toen gegeven heeft, waarop hij weer naar boven ging. Ook heeft hij om water en verband gevraagd. Ik moest toen een ladder, dekens en touwen aan de landwachters geven, hetgeen ik ook gedaan heb. De landwachters zijn daarmede naar boven gegaan. Even later hebben zij den jood, die op de ladder was vastgebonden, naar beneden gedragen en ik zag dat zijn linkerarm verbonden was. Door de landwacht is toen dokter Bakker uit Oldemarkt gewaarschuwd, die ook is gekomen op wiens last hij toen is vervoerd naar het ziekenhuis te Meppel, waar hij, voor zover ik weet, ook opgenomen is. Hij moest dienzelfden dag te omstreeks 3 uur des namiddags worden vervoerd naar Westerbork in opdracht van de Duitschers. En moet naar ik gehoord heb dien dag overleden zijn.---------------------------
De punter kwam aan bij het gezin van Jan Oord. Bram werd in de gang gelegd, wachtend op een auto die hem naar het Diaconessen Ziekenhuis in Meppel zou brengen. Ondertussen haalde Lies Oord een deken die ze over hem heen legde.
Tietema werd voor zover mag worden aangenomen, meegenomen naar het door de Alarmgroep Steenwijk van de Nederlandse Landwacht gevorderde Hotel Wieringa aan de Stationsstraat in Steenwijk. Zijn broer Popke was inmiddels ook al op de hoogte van de inval en stond bij Hotel Wieringa paraat om met zijn wapen in te grijpen als naar zijn mening het verhoor uit de hand zou lopen. Egbert werd voor zover bekend, verhoord door de chef-staf van het Stafbureau van de Landwacht Nederland, W. Slob. Het leek erop, dat deze Slob nog niet wist, dat er zich onder hun arrestanten een Jood bevond, want na het verhoor liet hij Egbert gaan met de mededeling zich om 13.00 uur weer op de Stationsstraat te melden, wat zoveel betekende als “maak dat je wegkomt". De boodschap was duidelijk. Egbert dook met zijn punter onder in de Kalenberger rietkragen. Niet iedereen was bestand tegen de martelende verhoormethodes van de Duitsers. Bij een eventueel tweede verhoor was hij er niet zo genadig vanaf gekomen.
Uit de twee onderstaande verklaringen blijkt dat Bram wel naar het ziekenhuis in Meppel is gebracht, en daar een nacht is gebleven, maar dat hij daar niet de behandeling kreeg die hij nodig had, omdat hij de volgende dag naar Westerbork werd gebracht. De behandeling die hij in Westerbork kreeg kwam te laat:
Uit een dossier van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging dat in het Nationaal Archief ligt komt onderstaande verklaring van Jan Hendrik Bredenrode, die Abraham Gans in het ziekenhuis in Meppel behandelde aan zijn schotwond, opgelopen tijdens de arrestatie:
Jan Hendrik Bredenrode, oud 34 jaar, chirurg, wonende te Meppel […]
In het laatst van de maand Maart 1944 werd in het ziekenhuis te Meppel een jood binnengebracht door de landwacht. Eerstgenoemde had een schotwond aan de linker bovenarm. Dit schot was van dichtbij afgevuurd en gelost met een hagelpatroon of een explosieve kogel. De wond was weliswaar levensgevaarlijk, doch met een redelijke kans op herstel indien behandeld door een specialist in een ziekenhuis. In de wond werden door mij aangetroffen delen van veeren, vermoedelijk uit een kussen, dat hij als dekking heeft gebezigd. --------
Den volgende dag kwam de politiechef van Meppel, genaamd Wijnen, bij mij en deelde mij mede dat de jood naar Westerbork moest worden vervoerd. Hiertegen werd door mij geprotesteerd, daar zijn toestand zulks niet toeliet. Van Wijnen begon hierop te schelden, in het bijzonder op de joden en zeide zich wel met den S.D. uit Assen in verbinding te zullen stellen. […]dat de SD instructie had gegeven den jood naar Westerbork te vervoeren. Dit is toen gebeurd. Ik ben er van overtuigd dat dit zijn dood heeft beteekend. […]
Dr. G. Italie, die in Westerbork in het ziekenhuis lag, schreef in zijn dagboek (Het Oorlogsdagboek van Dr. G. Italie):
"Op 31 maart, Vrijdagavond, werd er een spoed operatie verricht op een Joodsen jongen man, die een schotwond had. Hij was ondergedoken en uit Meppel hierheen gebracht. Na de operatie werd hij op ons zaaltje in een bed gelegd, maar hij stierf na enkele minuten. Men wist niet wie hij was".
De hulpsecretarie in het kamp registreerde zijn binnenkomst op 27 maart, doch deze datum werd gewijzigd in 31 maart, met de toevoeging “unbekannter Mann” uit Meppel, gevolgd door een vraagteken. Zo werd hij ook geregistreerd in het “crematorium betriebsbuch” van het kamp. Alleen de kaart van de Joodse Raad vermeldt nog “Eppema Jan”. Blijkbaar had Bram zijn vals persoonsbewijs bij zich. De sterfdatum was 31 maart 1944 en op 4 april werd hij gecremeerd. Zijn urn met as werd op 8 juni 1944, samen met andere urnen, uit Westerbork naar de Nederlandse Israëlitische begraafplaats in Diemen gebracht. Abraham Gans werd 21 jaar.
De contactpersoon van de familie Gans, Siep Wiltjer werd snel ingelicht over Brams lot. Hij bracht het bericht meteen naar Smilde, waar Daan ondergedoken zat in de boerderij van de familie Sinkgraven. Wiltjer moest een paar maanden later weer naar de familie om te vertellen dat Joop op zijn onderduikadres in Groningen op 30 september 1944 aan de gevolgen van longontsteking was overleden. Hij was door het verzet begraven in een Gronings dorp en na de oorlog herbegraven op de Joodse begraafplaats in Assen.
Geertje Sinkgraven, de dochter des huizes en de latere echtgenote van Daan Gans, ging begin november met lood in haar schoenen naar Oosterwolde, waar Daan nog maar pas bij accountant Feitsma een nieuw onderduikadres had gevonden en vertelde hem het vreselijke nieuws. Omdat de boerderij van Sinkgraven in de nacht van 24 op 25 oktober 1944 na een inval in brand was gestoken door landwachters en leden van het korps marechaussee, had Daan een ander onderduikadres moeten zoeken.
Na de bevrijding toen vader Meinhard en zoon Daan uit de onderduik tevoorschijn kwamen en met elkaar verenigd waren, vertelde Daan wat hij van Wiltjer over Bram en Joop had gehoord. In Westerbork heeft Meinhard zeer waarschijnlijk aan de hand van de foto op het persoonsbewijs van “Jan Eppema” Bram geïdentificeerd. Dit persoonsbewijs was toen nog aanwezig. Tot grote spijt van het huidige Herinneringscentrum Kamp Westerbork zijn er ooit persoonsbewijzen vernietigd, waardoor die van Bram er nu niet meer is. Met deze informatie kon Meinhard op 20 september 1945 de naam Jan Eppema op de overlijdensakte laten wijzigen in Abraham Gans.
Bij Brams overlijden werd zijn vals persoonsbewijs gevonden, op naam van Jan Eppema (of Ettema).
Meinhard Gans heeft de naam in het overlijdens uittreksel laten veranderen. (drentsarchief.nl)
Op 30 oktober 1946 werd de urn uit Diemen naar de Joodse begraafplaats in Assen overgebracht en in een graf, gelegen naast dat van Joop, geplaatst. De stenen zijn met elkaar verbonden, evenals hun gedeelde lot.
Voor dit verhaal is gebruik gemaakt van: Een boswachter en de zorg voor zijn eerste onderduiker.
Gepubliceerd in het orgaan van de H.V.Steenwijk en Omstreken. © H.J. van Dijk 2010. Herzien 26 oktober 2016. (via joodsmomument.nl)
In 1948 werd de dader van de moord op Abraham Gans veroordeeld:
De handlanger van Kollen en Vaartjes. "Overijsselsch dagblad". Zwolle, 22-06-1948, p. 2.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001250069:mpeg21:p00002
Monument Rijks HBS. Op een gedenkplaat, die in 1972 verplaatst is naar de hal van gebouw Quintus van het Nassau College aan de Groen van Prinstererstraat, wordt Brams naam vermeld. (https://www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten/zoeken/1141/assen-monument-rijks-hbs)
Bij een herdenking op de Joodse Begraafplaats in Assen in 1951 sprak Meinhard Gans ter nagedachtenis aan de vele Asser Joden die de oorlog niet hadden overleefd. Onder hen waren zijn vrouw en twee zoons, zijn twee broers en hun vrouwen en een nichtje. Meinhard Jacob Gans overleed in Assen op 30 mei 1960.
Meinhard Gans (www.joodsmonument.nl)
DIEPE ONTROERING. "Provinciale Drentsche en Asser courant". Assen, 18-06-1951, p. 4.
Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB23:001562139:mpeg21:p00004
In Assen, op het adres Forum 4, zijn stolpersteine gelegd voor Jennie Gans- Heilbron, Abraham Gans en Johan Gans: https://www.tracesofwar.nl/sights/35360/Stolpersteine-Forum-1.htm
*1: Ouders en broers van Meinhard Jacob Gans:
David Gans (Aduard 14/12/1856 - Groningen 17/1/1937) X Grietje Rosenbaum (Zuidlaren 19/2/1866 - Groningen 21/1/1938)
● Izaak Gans (Aduard 27/12/1891 - Auschwitz 12/10/1942) X Saartje Meijer (Vlagtwedde 21/3/1898 - Auschwitz 12/10/1942)
● Jacob Gans (Groningen 7/8/1896 - Auschwitz 22/10/1942) X Betje Slager (Steenwijk 30/5/1895 - Auschwitz 22/10/1942)
➢ Grietje Gerda Gans (Groningen 3/5/1922 - Auschwitz 22/10/1942)
Familiebericht. "Nieuw Israelietisch weekblad". Amsterdam, 28-01-1938, p. 7. Geraadpleegd op Delpher op 19-05-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010872994:mpeg21:p007
*2: Ouders en zussen van Jennie Heilbron:
Abraham Heilbron (Dinxperlo 3/3/1851 - 2/6/1934) X Johanna Jungbluth (Dörrebach Dld 16/10/1863 - Dinxperlo 25/6/1925)
● Henriette Heilbron (Aalten 23/8/1888 - 3/9/1980) X Isac Herschel (Genemuiden 25/4/1881 - Doetinchem 1/3/1971)
➢ Abraham Herschel (Wisch 8/11/1906 - Doetinchem 5/7/1997) X Sonja Karla van Gelder (Doetinchem 11/5/1922 - Zelhem 6/1/2011)
➢ Herman Herschel (Wisch 27/3/1910 - Doetinchem 26/6/1999) X Dorothea Fruitman (Amsterdam 14/4/1915 - Amstelveen 5/7/1998)
● Lina Heilbron (Aalst 28/1/1890 - Enschede 10/5/1918)
● Francisca Heilbron (Aalst 15/1/1893 - Enschede 26/2/1975) X Lefman Louis de Jong (Haaksbergen 19/8/1884 - Enschede 21/11/1963)
➢ Izaak Mozes de Jong (Enschede 27/3/1920 - Mauthausen 6/12/1941)
➢ Johanna Lina Jeanette de Jong (Enschede 1/3/1925 - Amsterdam 11/7/2013) X Alfred de Wolf (Doetinchem 11/7/1916 - 4/8/1992)
● Regina Heilbron ( 20/11/1901 - 27/10/1984) X Henri Heijmans (Enschede 17/1/1903 - 7/12/1978)
*3: broers van Abraham Gans:
● David (Daan) Gans (Assen 29/10/1919 - 5/2/1991) X Geertje Sinkgraven (Smilde 31/8/1924 - Assen 9/8/2016) Dit echtpaar heeft kinderen
● Johan (Joop of Jopie) Gans (Assen 17/6/1924 - Groningen 30/9/1944)