Betje Gudema-Wallaga

Vanuit Stadskanaal en de omliggende plaatsen zijn tijdens de oorlog meer dan 130 Joden weggevoerd en vermoord. Zij worden herdacht in de buurt met onder andere monumenten en struikelstenen. Er zijn ook flink wat Joden vermoord die ten tijde van de oorlog niet meer in Stadskanaal of omgeving woonden, maar er wel waren geboren en opgegroeid. Zij waren vertrokken naar andere plaatsen en werden van daar naar kamp Westerbork overgebracht en verder gedeporteerd. In dit onderzoek gingen leerlingen van Scholengemeenschap Ubbo Emmius op zoek naar de verhalen achter deze mensen.

Foto links: Jacob, Sophie en Betje Gudema. (collectie HcKW)

Betje Gudema-Wallaga

Voornaam
Betje
Achternaam
Gudema-Wallaga
Geboortedatum
17 december 1902
Geboorteplaats
Onstwedde
Sterfdatum
29 januari 1945
Sterfplaats
Midden-Europa

Betje Gudema-Wallaga was de dochter van Jacoba Wallaga-Wolff en Benjamin Wallaga. Betje Wallaga was geboren op 17 december 1902 in Onstwedde. Daarnaast waren er in het gezin Wallaga nog twee dochters, Lea en Esther en drie broertjes, Jacob, Lion en Joël. Twee andere kinderen waren kort na de geboorte overleden.

Betje was getrouwd met Jacob Gudema. Samen hadden ze een dochtertje, Sophia Jacoba, die de oorlog heeft overleefd.

Familiebericht. "Emmer courant". Meppel, 19-06-1928, p. 6.
Geraadpleegd op Delpher op 14-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMGEM01:163308049:mpeg21:p00006

Het gezin Gudema-Wallage woonde aan de Oudebrugsteeg 23 I in Amsterdam. Jacob was lompenhandelaar. Hij ging oude kleren kopen en ging deze weer doorverkopen voor de fabricage van papier. Dat verdiende in die tijd redelijk goed.

Betje en Jacob (collectie HcKW)

Ze waren gelukkig met hun drieën. Maar in 1941 kwamen de eerste gebeurtenissen die invloed hadden op het gezin van Betje. Het werd de Joden namelijk verboden in onder andere bioscopen en op heel veel andere openbare plekken te komen en er kwam een registratie voor alle Joodse inwoners. Ook waren openbare scholen verboden voor de Joden. Vanaf 3 mei 1942 moesten Betje en haar familie op elk kledingstuk een Jodenster dragen.

Betje Gudema-Wallage en haar gezin gingen in 1942 onderduiken. Veel Joden gingen onderduiken omdat ze bang waren dat ze werden opgepakt. Ze waren angstig dat ze door de Duitse bezetters naar een werkkamp werden afgevoerd. De familie Gudema-Wallage heeft best wel lang ondergedoken gezeten, maar uiteindelijk zijn ze toch gevonden.

Op 18 april 1944 moesten ze naar kamp Westerbork. De bovenbuurvrouw van Betje en Jacob heeft hen geholpen om dochter Sophia op een andere plek te laten onderduiken. Zo heeft zij de oorlog overleefd. Sophia is overleden in 2010.

Betje en Jacob werden in kamp Westerbork geplaatst in barak 67, een strafbarak. Ze hebben daar niet lang gezeten want als strafgevallen moesten ze snel weer op transport. In de tijd dat ze in Westerbork waren zijn ze vrijwel zeker tewerkgesteld. In Westerbork werd er zes dagen in de week tien uur per dag gewerkt. In de avond mochten ze weer bij elkaar zijn. Gevangenen konden in het kamp naar theatervoorstellingen die door medegevangenen waren voorbereid. Zo had je bijvoorbeeld muziekoptredens en cabaretvoorstellingen. Strafgevallen zaten afgezonderd van de rest en konden niet naar theater en kregen minder mee van de schijnwereld die kamp Westerbork was.

Een armband die strafgevallen droegen in kamp Westerbork. (collectie HcKW)


Maar toch was het in het kamp Westerbork helemaal niet fijn. Vooral de onzekerheid maakte het verblijf in het kamp verschrikkelijk. Gevangenen wisten namelijk niet wat hun stond te wachten en het was allemaal erg spannend. In Westerbork werden strafgevallen vaak kaalgeschoren of kort geknipt omdat men bang was voor luizen. Dat overkwam dus ook Betje en Jacob in de strafbarak.

Strafgevallen aan het werk, kamp Westerbork voorjaar 1944.(collectie HcKW)

Omdat ze in de strafbarak zaten werden ze met de eerstvolgende trein weggevoerd naar het volgende kamp. Betje en Jacob hebben 31 dagen in het kamp Westerbork gezeten.

Omdat ze in de strafbarak zaten werden ze met de eerstvolgende trein weggevoerd naar het volgende kamp.

Op 19 mei 1944 werden ze opgeroepen voor verder transport. Dit transport is gefilmd.

Een still uit de Westerborkfilm van het transport van 19 mei 1944. (collectie HcKW)


Toen ze in de trein zaten reden ze door naar het vernietigingskamp Auschwitz. De reis duurde ongeveer drie dagen en ze zaten in goederenwagons. De omstandigheden waren er slecht, voedsel was er niet of nauwelijks. Als ze naar het toilet moesten deden ze dat in een ton. Het stonk er dus heel erg en het was erg onhygiënisch. Omdat er zoveel mensen in de wagons zaten, zaten ze dicht op elkaar en konden ze niet goed zitten of even liggen. Je kon tijdens de reis ook niet ontsnappen want dan werd je neergeschoten door de treinbewakers.

Jacob en Betje Gudema (collectie HcKW)

Over de tijd van Betje en Jacob in Auschwitz is niets bekend. Ze moesten waarschijnlijk hard werken onder dwang. Zowel Betje als Jacob zijn kort voor de bevrijding vanuit Auschwitz weggevoerd en onderweg gegaan naar een volgend kamp. Op 29 januari 1945, kort voor de bevrijding is Betje omgekomen. Jacob kwam om op 9 mei 1945. Bij Jacob en Betje is dezelfde sterfplaats genoteerd. Ergens in Midden-Europa zijn ze vermoord.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.