Betje Bloemendal werd op 13 augustus 1872 geboren in Groningen. Zij was het vierde kind van Mozes Levie Bloemendal (Groningen, 17 september 1840) en Saartje de Groot (Groningen, 16 januari 1841). Haar vader was vleeschhouwer en slachter van beroep en haar moeder had gewerkt als pettenmaakster. In 1889 kwam het gezin vanuit Groningen naar Amsterdam waar ze enige maanden woonden op verschillende adressen om daarna weer terug te keren naar Groningen.

Betje de Vries-Bloemendal

Betje trouwde op 11 oktober 1894 in Groningen met Salomon de Vries (Groningen, 10 augustus 1867). Hij was muzikant en de zoon van Herman Levie de Vries, barbier, en Aaltje Dwinger. Salomon en Betje kregen twee zonen. Herman werd geboren 21 november 1894 en Mozes op 3 november 1896. Beiden werden in Groningen geboren. Een flinke tijd later, op 21 november 1912 werd nog een dochter geboren: Aaltje Keetje. Het meisje overleed jong op 23 september 1931. In datzelfde jaar woonden Betje en Salomon in Amsterdam waar ze in de jaren daarna op verschillende adressen verbleven. Vanaf begin 1939 was hun adres Sint Willibrordusstraat 28/1 te Amsterdam.

In Amsterdam werkte Salomon als borstelmaker.

Salomon en Betje kwamen op 15 mei 1943 aan in kamp Westerbork met een transport van bijna 300 personen uit Amsterdam. Betje ging naar barak 85. Hun zoon Herman en zijn gezin kwamen diezelfde dag aan. Salomon, en ook Herman, kregen een plek in barak 60. Al op 18 mei 1943 volgde voor allen transport naar Sobibor.

Op de dag van aankomst, 21 mei 1943, werden alle 2511 gedeporteerden vermoord. De andere zoon, Mozes, ging twee maanden later dezelfde weg.