Benjamin Tof is geboren op 3 juli 1869 in Veendam. Hij was de zoon van Arent Tof en Roosje Tof-de Vries. Hij trouwde in 1903 met Hanna Woudstra (1865-1943). Ze gingen wonen aan de Molenstreek te Veendam. Het echtpaar kreeg drie kinderen. Roza was de oudste, zij is geboren op 31 januari 1904. Het tweede kind was Judik (Veendam, 13 september1907). Het jongste kind, Arent Benjamin (Veendam, 31 januari 1909) leefde maar 1,5 jaar. Benjamin was schapenslachter.
Benjamin Tof
- Voornaam
- Benjamin
- Achternaam
- Tof
- Geboortedatum
- 02 juli 1869
- Geboorteplaats
- Veendam
- Sterfdatum
- 14 mei 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Hun dochter Roza volgde in haar geboorteplaats de opleiding tot onderwijzeres. Nadat ze in 1924 haar diploma in ontvangst nam, kon ze moeilijk werk vinden, net als veel afgestudeerde leerkrachten. Ze werkte enige tijd als kinderjufrouw en huishoudster in Laren (1927) en in Amsterdam, bij de familie Lopes Cardozo aan de P. de Hoochstraat 20 (1928). Haar eerste echte aanstelling was op de lagere school in Borgercompagnie.
Omdat Roza graag voor haar ouders wilde blijven zorgen, werd ze overgeplaatst naar de Beneden Oosterdiepschool in Veendam. Dat was in 1928. Van haar salaris onderhield ze ook haar ouders.
Benjamin en Hanna, met tussen hen in dochter Roza. Daarnaast: Elly Vleesblok, de kostgangster.
In Veendam mocht ze na de inval van de Duitsers niet langer voor de klas staan. Pas in het begin van 1942, tijdens een strenge winter, was er weer werk. Roza ging in Groningen lesgeven aan Joodse kinderen. Ook daar werd ze geconfronteerd met gevolgen van nazi-maatregelen: kinderen kwamen overstuur op school vertellen dat hun vaders ‘weg’ waren en er werd honger geleden.
Dochter Roza
In de eerste maanden van de herfst besloot de onderwijzeres niet meer naar Groningen te gaan. Haar leerlingen waren toen nagenoeg allemaal op transport gesteld. Nadat op Simcha Tora, een Joodse feestdag, haar vader van de synagoge terugkeerde en vertelde dat iedereen in Veendam was weggehaald, bood buurman Schaap onderduikplaatsen aan. Maar onderduiken in dit kinderrijke en arme gezin werd door alle betrokkenen als te gevaarlijk beschouwd.
Het echtpaar Benjamin en Hanna Tof-Woudstra meende op grond van hun leeftijd geen gevaar te lopen.
Het echtpaar Benjamin en Hanna Tof-Woudstra meende op grond van hun leeftijd geen gevaar te lopen. Op 10 april 1943 moesten Benjamin en Hanna zich echter voor deportatie melden op het station van Groningen voor hun transport naar Vught. Hanna stierf daar al na zes dagen, op 16 april 1943. Ze is op 19 april in Vught gecremeerd. Benjamin Tof werd op 9 mei van Vught naar Westerbork getransporteerd. Hij kwam terecht in barak 58. Twee dagen later moest hij op transport naar Sobibor, waar hij op 14 mei 1943 werd vergast.
De tweede dochter Judik was als kind al een zangtalent. In haar puberteit zegde ze haar loopbaan als naaister vaarwel en wijdde zich volop aan haar zangopleiding. Ze had les bij Rosa Schönberg in Amsterdam, alsmede in de operaklas van Johannes den Hertog aan het Amsterdams Conservatorium. Ze behaalde haar diploma Zang aan dit conservatorium in 1934. De opleiding werd deels betaald met Roza’s onderwijzerssalaris.
Als zangeres nam Judik de artiestennaam Judith Toff aan. Ooit trad Judith op tijdens een talentenjacht in Wenen, waar iedereen verwachtte dat ze de eerste prijs zou krijgen. Dit gebeurde echter niet; volgens Judith omdat zij Joods was.
Judik studeerde ook nog een jaar bij de Opéra in Parijs. Rond 1929 vestigde ze zich blijvend in Amsterdam, waar ze later lerares Zang werd aan het conservatorium. Ze maakte carrière als mezzosopraan. Op 4 februari 1940 maakte Judith Toff haar debuut bij het Concertgebouworkest. Het was een concert onder leiding van Eduard van Beinum en zij zong aria’s van Massenet en Saint-Saens. Het was meteen haar laatste grote optreden.
Dochter Judik
Op 15 juli 1942 trouwde ze met Jacob Sluijs. Jacob is geboren op 10 april 1908. Jacob was architect, bouwkundig opzichter, tekenaar en timmerman. Sinds 1932 was hij opzichter van de begraafplaatsen van de NIHS (Nederlands Israëlitische Hoofdsynagoge) gevestigd aan de Houtmarkt. Op 29 juli 1942 kwam hij in functie bij de Joodse Raad.
Judik Sluijs-Tof en haar Jacob Sluijs werden tijdens een razzia op 26 mei 1943 in Amsterdam opgepakt. Op 1 juni volgde hun transport naar Sobibor, waar zij op 4 juni 1943 werden omgebracht.
Roza dook wel onder. Zij had tijdens haar reizen naar Groningen de transporten gezien op het station van Zuidbroek. Voor haar stond vast: nooit in die trein! Ze overleefde als enige van haar directe familie de oorlog.
Roza kreeg onderdak bij het echtpaar Remmert en Greet Aten, die in de Zaandamse Frans Halsstraat 31 woonden en meerdere Joden huisvestten. Roza kreeg er een vals persoonsbewijs en ging schuil achter de naam ‘Ans’. Zij stond ook als Roos Top bekend. Het gaf haar de nodige bewegingsvrijheid. Ze bleef bij de familie Aten tot het daar te onveilig werd. Waarschijnlijk heeft ze daarna korte tijd doorgebracht bij Jos (1899) en Margaretha (1905) van der Horst, die in de Van Ostadestraat 5 woonden. Jos jaagde wel eens met Remmert Aten en wist van diens verzetsactiviteiten.
Volgens de kinderen Van der Horst was Roza Tof niet zo handig: ‘Ze stond zo nu en dan de afwas te doen en droeg van die wijde mouwen die dan in het teiltje hingen.’
Roza bracht vervolgens nog zo’n acht maanden door bij groentehandelaar Dirk Krijt (Zaandijk, 29-6-1919), die aan de Goeman Borgesiusstraat in Zaandijk woonde. Het Nationaal Steunfonds verstrekte aan hem daarvoor, via de Zaandijkse verzetsvrouw Lena Keijzer en Zaandammer Remmert Aten, maandelijks 80 gulden.
Roza kwam heelhuids door de bezettingsjaren en bleef in Zaandam wonen.
In 1946 was haar adres Prins Hendrikstraat 125. Roza werd onderwijzeres op School 9 aan de Stationsstraat. Ze woonde jarenlang in de woning naast de synagoge op de Gedempte Gracht en fungeerde daar vaak als kosteres.
Roza Julia Tof overleed op 13 juli 1990 en ligt begraven op de joodse begraafplaats -aan de Zaandamse Westzanerdijk.