Benjamin geloofde dat de Duitsers in Oost-Europa een Joodse staat wilden oprichten. “Daar kan ik dan weer schrijver worden. Als ik me meld, laten ze mijn vrouw en kinderen misschien met rust”.
Benjamin Broekema
- Voornaam
- Benjamin Heiman
- Achternaam
- Broekema
- Geboortedatum
- 12 augustus 1904
- Geboorteplaats
- Warffum
- Sterfdatum
- 17 augustus 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Benjamin Heiman Broekema werd geboren op 12 augustus 1904 in Warffum als enig kind van Jozef Broekema (Muntendam, 9 augustus 1866) en Reina van Dam (Warffum, 29 november 1864). Jozef Broekema had een slagerij in Warffum; hij bracht het vlees op de fiets bij zijn klanten. Het gezin woonde aan de Oosterstraat, waar ook de winkel was. Jozef was socialist, wat de goedkeuring van zijn familie in Muntendam niet kon wegdragen, met als gevolg dat hij weinig contact had met zijn broers en zusters.
Geboorteakte Benjamin. (Groninger Archieven)
Benjamin was een goede leerling op de Openbare Lagere School in Warffum. Hij leerde makkelijk en snel, en was leergierig. Daarom praatte hij graag met de oudere kinderen op school om te horen wat ze geleerd hadden. Op een dag vertelden ze dat ze les hadden gehad over Nederlands-Indië, en dat het woord voor eiland daar pulau was. Het lukte Benjamin niet dat woord te onthouden, en hij had het steeds over poere, tot grote hilariteit van de kinderen. Het woord poere is aan hem blijven kleven, het was de bijnaam die iedereen kende, en die hij later ook zelf gebruikte als nom de plume.
Oosterstraat 7 Warffum. Het huis heet nog steeds Poere. (Stolpersteinewarffum.nl)
Toen Benjamin 12 jaar werd en klaar was met het lager onderwijs, probeerde het schoolhoofd zijn ouders ervan te overtuigen dat Benjamin verder zou moeten leren, maar zij vonden dat niet nodig; ze konden hem goed gebruiken in de winkel. Benjamin kreeg de fiets van zijn vader, en hij was nu de bezorger van het vlees. Hij fietste naar de boerderijen in de omgeving en genoot van de natuur. Twee jaar later leerde vader Jozef hem het slagersvak, zodat Benjamin ook kon slachten en in de winkel kon helpen. Het ging zo goed met de zaak, dat Jozef een paar jaar later de panden Schoolstraat 5 en 7 kon kopen.
Na het werk voetbalde Benjamin graag. Zijn vrienden en hij richtten de “Voetbalvereniging Warffum” op. Na drie jaar verscheen er ook een clubblad, waarin Benjamin stukjes schreef en gedichtjes publiceerde. Het team speelde in de competitie in de provincie en werd door een grote schare supporters aangemoedigd.
Omdat hij veel bij boerenarbeiders thuiskwam met zijn vlees, en vaak aan de praat raakte onder het genot van een kop koffie, hoorde hij over misstanden, over uitbuiting door boeren en schippers, over kinderarbeid. Hij zag hoe de rijke boeren hun arbeiders vaak slecht behandelden, en dat zette hem aan het denken. Hij werd lid van de SDAP, de Sociaal Democratische Arbeiderspartij en was betrokken bij de oprichting van de arbeiderszangvereniging, de fanfare, waarin hij ook meeblies, en de bond voor staatspensionering.
In 1927 ging hij naar Den Haag om mee te lopen in de demonstratie voor vrede en ontwapening.
In 1928 werd in Warffum voor het eerst 1 mei gevierd, de Dag van de Arbeid. De toneelvereniging VOS (Voorwaarts is ons Streven) voerde onder leiding van Benjamin een stuk op dat ook door hem was geschreven, zijn eerste toneelstuk; er zouden vele volgen, ruim 40. Dit stuk, De Stem van het Geweten, was geschreven in het Nederlands, het Hollands zoals ze in Warffum zeiden, maar de spelers hadden moeite met het onthouden van de teksten. Daarom schreef Benjamin al zijn volgende toneelstukken in het Gronings; voor de spelers een stuk makkelijker.
Toneelvereniging VOS in Warffum. Vooraan midden Benjamin. (Paulinebroekema.nl)
Op zondagen gingen de jongelui op de fiets naar de stad, naar Groningen, waar ze eerst in de Folkingestraat gingen winkelen en een broodje pekelvlees aten; de Joodse winkels waren immers open op zondag. Daarna gingen ze via Haren naar het Paterswoldsemeer. Of ze gingen naar de waddenkust, naar Noordpolderzijl om daar te picknicken.
De radio deed zijn intrede, eerst in het plaatselijk café, waar de mensen graag naar de VARA luisterden. Benjamin werd lid van deze omroep, en in begin jaren ’30 kocht hij zelf een radio, net als de meeste gezinnen in het dorp.
Het Joodse leven in de Groningse dorpen werd vooral door de oudere mannen en de vrouwen gaande gehouden. De jonge mensen vonden het niet meer zo belangrijk. Benjamin ging soms naar de huissjoel, vooral op de feestdagen en af en toe om een dienst, waarvoor minimaal tien mannen nodig zijn, mogelijk te maken. Hij at kosjer – hij verkocht wel varkensvlees maar at het niet - en hield zich aan de sjabbat.
Hij scheef steeds meer toneelstukken, die vooral gingen over armoe, staatspensioen en dergelijke serieuze zaken, wat niet altijd in de smaak viel bij het publiek, dat deze onderwerpen saai vond. Daarom besloot hij vaker kluchten te schrijven over dingen die in de dorpen speelden, herkenbare toestanden, zoals hoe jongeren stonden tegenover de ouderwetse ideeën van hun ouders.
In de jaren ’30 schreef hij tientallen toneelstukken, gedichten en korte verhalen, vaak in de landelijke krant Het Volk. In Groningen hadden lezers van die krant behoefte aan een regionale editie, met meer lokaal nieuws. In 1931 verscheen voor het eerste de Gronings-Drentse editie. Benjamin schreef daarin elke zaterdag een stukje, Nieuws van het Platteland, in het Gronings, waarin hij onderwerpen aansneed die de mensen bezighielden. Hij schreef bijvoorbeeld over anticonceptie en over de daarvoor strijdende Nieuw Malthusiaanse Bond, die na de Tweede Wereldoorlog doorging als NVSH. De armoede, de uitbuiting van mensen, het drankmisbruik dat ruzies in de gezinnen tot gevolg had, het waren onderwerpen die hem raakten. “We moeten naar een wereld zonder hebzucht, waarin mensen ook eens een ander aan de beurt laten komen”, schreef hij. Iedere week weer keken de mensen op zaterdag naar het vertrouwde hoekje in de krant en zeiden: 'Even kijken waar Poere nu weer over schrijft.'
De hoorspelen die Benjamin schreef werden uitgezonden door de VARA. Dit alles maakte hem tot een regionale beroemdheid.
Op 11 februari 1932 overleed Jozef Broekema in het ziekenhuis in Groningen. Hij was al een tijd ziek. Benjamin nam de zaak van zijn vader over.
Het Volksblad, 12 februari 1932
In Appingedam had Benjamin een meisje ontmoet op wie hij verliefd werd. Het was Sara Mina van der Klei (Appingedam, 1 januari 1908), de dochter van Heiman van der Klei (Appingedam, 16 april 1864) en Rachelina de Vries (Appingedam, 4 juni 1867 – 15 juni 1916)). Ze had een oudere broer, Michiel (Appingedam, 13 juni 1904). Toen Sara 8 jaar oud was overleed haar moeder. Haar vader hertrouwde. Sara ging na de lagere school naar het Voortzettingsonderwijs (later heette dat ULO), waar ze Frans, Duits, Engels en Wiskunde kreeg.
Op 10 juli 1935 trouwden Benjamin en Sara in Appingedam, voor de burgerlijke stand en in de synagoge aan de Broerstraat in Appingedam.
Huwelijksakte Groninger archieven.
Benjamins moeder Reina en Sara’s broer Michiel, een veehandelaar, waren getuigen.
Synagoge van Appingedam
Het jonge stel ging wonen in het ouderlijk huis van Benjamin. Na wat verbouwing kon Reina in een gedeelte van het huis blijven wonen.
Op 27 april 1936 werd de oudste dochter van Benjamin en Sara geboren, Reina Rachelina Rosa, genoemd naar haar beide grootmoeders en naar Rosa Luxemburg, voor wie Benjamin grote bewondering had.
In deze periode kwamen er veel Duits Joodse vluchtelingen naar Groningen, die vertelden over de anti-Joodse maatregelen in Duitsland. Benjamin en Sara namen tijdelijk een jonge vluchteling in huis. Hun zorg om wat er komen ging nam toe naarmate ze meer hoorden over de toestanden in Duitsland en over de NSB die steeds meer leden telde en steeds meer anti-Joodse taal bezigde.
In 1939, op 1 mei, werd Rachelina Rosa geboren. Ook zij kreeg de naam Rosa, naar Rosa Luxemburg, en dat ze op 1 mei werd geboren zal daar misschien ook mee te maken hebben gehad. Ze noemden haar Lineke.
Nieuwsblad van het Noorden, 2 mei 1939
Reina op de kleuterschool in Warffum, derde rij van onderen, helemaal rechts, 1940. (Stolpersteinewarffum.nl)
'Als men door het geroezemoes vergeet dat men een lieve vrouw en een paar schatten van kindertjes thuis heeft, en een oude moeder van 78 jaar, enfin, dan is het alles nog zeer meegevallen.'
In april 1942, nadat door de bezetter al veel anti-Joodse maatregelen waren genomen, moesten alle Joden hun winkels sluiten. Om toch werk te hebben en om te voorkomen dat hij naar een werkkamp zou worden gestuurd, ging Benjamin als boerenarbeider werken bij boer Harrenstein in de buurt van Warffum. Benjamin maakte zich grote zorgen over wat er te gebeuren stond. Zijn buurman, Gerrit Kuilder, een politieman, sprak vaak met hem en hij was het die voorstelde om een foto te laten maken van het gezin Broekema. Benjamin draagt op de foto een bril, en ziet er daardoor veel ouder uit dan hij was.
Begin juli 1942 kreeg Harrenstein een telefoontje van het gemeentehuis, dat Benjamin zich moest melden. Harrenstein raadde hem aan zich niet in Warffum te melden, maar Benjamin vond dat hij moest gaan. Zijn overtuiging, al dan niet tegen beter weten in, was dat de Duitsers in Oost-Europa een Joodse staat wilden oprichten. “Daar kan ik dan weer schrijver worden. Als ik me meld, laten ze mijn vrouw en kinderen misschien met rust”.
Hij meldde zich, samen met zijn vriend en achterbuurman Sallie van der Hal. Ze werden naar Westerbork gevoerd, nadat ze van iedereen in het dorp afscheid hadden genomen. Er was voor Benjamin en zijn gezin al een onderduikplaats geregeld in Ureterp, maar hij had geweigerd van die mogelijkheid gebruik te maken. Op zondag 12 juli 1942 schreef hij vanuit Westerbork een brief aan Harrenstein, om hem te bedanken voor alles wat hij voor hem had gedaan. In de brief gaf hij een redelijk positief beeld van kamp Westerbork waar werkelijk alles was: werk voor iedereen, een concertzaal, een synagoge, het eten is goed maar weinig, er zijn dokters…..” als men door het geroezemoes vergeet dat men een lieve vrouw en een paar schatten van kindertjes thuis heeft, en een oude moeder van 78 jaar, enfin, dan is het alles nog zeer meegevallen”.
Op 15 juli 1942 werd Benjamin Broekema met het eerste transport uit Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Hij heeft daar nog een maand geleefd. Op 17 augustus 1942 werd hij vermoord. Hij werd 38 jaar. (Informatie uit : Pauline Broekema, Benjamin, Een verzwegen dood.)
Nieuwsblad van het Noorden, 14 november 1984
Foto bij een artikel over Jodendom binnen de Groninger taal.
Sara en haar twee dochters kwamen op 12 november 1942 aan in Westerbork en werden met het transport van 16 november 1942 naar Auschwitz afgevoerd. Zij werden daar bij aankomst op 19 november 1942 meteen vergast. Sara Mina Broekema – van der Klei werd 34 jaar, Reina werd 6 jaar en Lineke 3 jaar. Benjamins moeder Reina Broekema – van Dam ging met hetzelfde transport en werd ook op 19 november 1942 vermoord in Auschwitz. Zij was bijna 78 jaar.
Sara’s vader, Heiman van der Klei, werd in Auschwitz vermoord op 11 december 1942. Hij werd 79 jaar. Haar broer Michiel werd op 2 juli 1942 gearresteerd in Delfzijl en naar het Huis van Bewaring in Groningen gebracht. Op 6 juli werd hij doorgestuurd naar kamp Amersfoort, vanwaar hij op 16 juli via Westerbork op transport werd gesteld naar Auschwitz. Daar werd hij op 15 augustus 1942 vermoord; hij werd 38 jaar. Zijn vrouw, Jette de Jonge (Ter Apel, 27 september 1901) kwam op 28 november 1942 aan in Westerbork, waarschijnlijk samen met haar schoonvader. Zij gingen met het transport van 8 december 1942 naar Auschwitz en zij werd net als hij vermoord op 11 december 1942. Zij werd 41 jaar.
Nog tot ver na de oorlog werden de toneelstukken van Benjamin opgevoerd.
Nieuwsblad van het Noorden, 1 mei 1982
A. Doornbosch sprak in 1947 in een herdenkingsrede voor de regionale omroep over zijn vriend Benjamin Broekema: Hij was een gezellig prater, bescheiden in zijn optreden en netjes en eenvoudig. Nooit heb ik gemerkt dat hij zich liet voorstaan op zijn successen. Hij schepte nooit op. Maar hij was wel trots als een stuk van hem succes had en zijn weg vond. 'Ja,' zei hij dan, 'daar schrijf je toch eigenlijk voor. Als je schrijft, wil je het liefst ook gelezen worden. En als je voor het toneel schrijft, wil je ook gespeeld worden'.
Ter gelegenheid van Benjamins 50ste verjaardag in 1954 schreef Doornbosch in het Gronings in de Winschoterkrant: Humor en verdriet, ze zijn broertje en zusje. Broekema zag ze beide en verwerkte ze beide, maar de humor kwam altijd weer boven, door zijn heel zonnige wezen, zijn door en door goeie natuur. Honderden Groningers hebben zijn stukken gespeeld, duizenden hebben ervan genoten en zullen er nog van genieten, want steeds weer komen zijn stukken op de planken.
Stolpersteine voor het huis van de Broekema’s, Oosterstraat 7 Warffum
In de gevel van het pand aan de Oosterstraat 7 in Warffum is deze gedenksteen gemetseld.
Gedenkteken op de begraafplaats in Warffum, onthuld in 1948.