Arnold Koller werd geboren op 15 juli 1924 in Berlijn. Hij werd Effie genoemd.
In Nederland woonde hij enige tijd in Rotterdam, waar zijn familie ook was. Vervolgens kwam hij in het Paviljoen Loosdrechtsche Rade, waar een groep Duits-sprekende joodse jongeren verbleef die zonder ouders of andere familie na 1938 naar Nederland gevlucht waren. Zij stonden bekend als alijah-jeugd of Palestina-pioniers.
Ze behoorden bij de zionistische beweging die ernaar streefde een Joods Nationaal Tehuis in Palestina op te bouwen. Overdag werkten ze bij boeren en ambachtslieden in de omgeving om het vak te leren.
Arnold Koller
- Voornaam
- Arnold
- Achternaam
- Koller
- Geboortedatum
- 15 juli 1924
- Geboorteplaats
- Berlijn
- Sterfdatum
- 27 november 1944
- Sterfplaats
- Neuengamme
Nadat in 1942 de eerste pioniers een oproep hadden gekregen, werd voor alle pioniers uit Loosdrecht een onderduikplek gevonden door de Westerweelgroep. Arnold kwam in kamp Westerbork terecht, waar hij op een boerderij werkte.
Vanuit Westerbork ging hij op transport naar Bergen Belsen. Hij werkte er enkele weken bij de schoenen, waar hij het bovenleer van zolen moest halen in een tent met honderden andere mensen. Na twee weken kwam de voorman om twee ongetrouwde jonge mannen te zoeken voor een speciaal karwei. Arnold en Hans Horowitz wilden graag weg bij de schoenen en meldden zich aan.
Daarna moesten ze zich dagelijks melden bij de Oberscharrführer. Arnold en Hans werden in een apart hutje buiten het jodenkamp gezet, streng geïsoleerd van de overige kampbewoners in Bergen Belsen. Zij waren door de Nazi's uitgekozen om speciaal werk op te knappen dat strikt geheim werd gehouden. Beide jongens werkten in het crematorium en zaten daarom geïsoleerd van de rest.
Ik ben zeer traditioneel, dat wil zeggen ik kan dingen zoals sjabbat, of ieder ander joods feest, niet overslaan
In hun isolatie hielden ze een dagboek bij waarvan een deel gered is, ook schreven ze briefjes: “Ik ben zeer traditioneel, dat wil zeggen ik kan dingen zoals sjabbat, of ieder ander joods feest, niet overslaan. Vooral omdat ik dit van huis uit meekreeg en speciaal in 1933 in een klein Pools dorpje mee beleefd heb en wat daardoor in mij verworteld is…”
Later zaten ze niet meer bij de poort, maar in een gevangeniscel opgesloten.
“Toen ik eens bij de cel van de Feldwebel voorbij liep hoorde ik hem razen en tieren omdat hij niets te roken had. Toevallig hadden wij een paar cigaretten van de chaweriem, maar mijn verstand zei mij: ‘Nee, hij is een mof en dat zegt alles.’
Aan de andere kant ken ik dit gevoel maar al te goed hoe het is afgesloten te zijn van de andere mensen, alleen, en niets te roken, verschrikkelijk. En omdat ik een joods hart heb kon ik het niet nalaten hem een cigaret te geven, wat veel betekent, want ik had zelf sinds twee weken niets te roken gehad.”
Op 23 november 1944 werd hij vanuit Bergen Belsen op transport gesteld naar Neuengamme. Arnold Koller is daar vermoord op 27 november 1944.