Abraham van Rhijn is geboren op 17 februari 1868 in Hoogeveen. Hij was een zoon van Emanuel van Rhijn en Judith Nijstad. Abraham werkte een aantal jaren in Rotterdam en trouwde daar in 1894 met Eva de Groot (30 november 1869). Het echtpaar kreeg zes kinderen. Hun oudste dochter Henriëtte (1895-1943) werd in Rotterdam geboren. De andere vijf in Assen: Meijer Emanuel (1896-1943), Hartog (1898-1944), Ida (1903-1942), Emanuel (1905-1943) en Rozalina (1908-1942).
Abraham van Rhijn
- Voornaam
- Abraham
- Achternaam
- van Rhijn
- Geboortedatum
- 16 februari 1868
- Geboorteplaats
- Hoogeveen
- Sterfdatum
- 19 februari 1943
- Sterfplaats
- Auschwitz
Abraham richtte in 1895 een bakkerij op in Assen. Waarschijnlijk huurde hij eerst een pand aan de Rolderstraat, voor hij zich vestigde aan de Brinkstraat in Assen.
Waarschijnlijk stond de bakkerij in 1910 aan de Brinkstraat 5: A. van Rhijn, bakker te Assen vroeg toen een vergunning aan voor ´Verkoop van alcoholvrijen drank anderen dan sterken drank in de kamer (achter den winkel) van het perceel Brinkstraat no. 5´.
In 1916 vroeg Abraham een vergunning aan voor een heteluchtoven. Het is niet duidelijk of hij toen al op zijn latere adres Brinkstraat 21 (nu 79) woonde.
De bakkerij in Assen floreerde. De gehele week, maar zeker op zondag, trok men veel klandizie. Bekend waren de bolussen van het bedrijf, met gember of spijs. Daarnaast werd het brood met een handkar rondgebracht.
In 1935 trad de inmiddels 67-jarige bakker uit het bedrijf, dat werd voortgezet door Henoch Cohen. Het gezin ging wonen op Marktstraat 13. Blijkbaar was de overname geen succes, want in 1938 nam Abraham de zaak weer over.
Het valt aan te nemen dat Abraham de bakkerij tezamen met zijn zoon Meijer, ook bakker, voerde.
Meijer woonde van 1925 tot 1931 met zijn eerste vrouw Mina in bij zijn ouders op de Brinkstraat 21. Mina overleed in 1930, ze hadden toen twee dochters. Met zijn tweede vrouw Sera ging hij wonen op de Javastraat 43. Samen kregen zij drie dochters.
Vanaf februari 1942 staat Meijer en zijn gezin weer ingeschreven op Brinkstraat 21.
Dat de oorlogsdreiging in eerste instantie de bedrijfsvoering van de bakkerij niet hinderde, blijkt uit de aanvraag voor uitbreiding van de bakkerij met een ‘deeg-kneedmachine, gedreven door een electro-motor van 2 p.k.’
Dat de oorlogsdreiging in eerste instantie de bedrijfsvoering van de bakkerij niet hinderde, blijkt uit de aanvraag voor uitbreiding van de bakkerij met een ‘deeg-kneedmachine, gedreven door een electro-motor van 2 p.k.’, die Abraham had aangevraagd bij de gemeente Assen. Op 28 april 1940, een week voordat de oorlog zou losbarsten kreeg hij hiervoor toestemming.
De maatregelen van de bezetter tegen de Joden begonnen in 1941 en werden in de loop van 1942 steeds uitgebreider. Op 12 juni 1942 kwam het verbod aan de Joden om groenten uit niet-Joodse winkels te kopen. Uit de berichten van de Gemeentepolitie van Assen:
Donderdag 23 Juli 1942. 9. 20 uur. Deelt de heer Buursma, Commandant der WA, telefonisch mede dat door hem is geconstateerd dat een groenteboer (naam onbekend) achtereenvolgens groente heeft afgeleverd bij de joden: Elshof, ter Berg, Gans, van Rhijn. Tijdens de aflevering bij van Rhijn passeerde Hoofd agent IJtsma ter plaatse, zonder van een en ander iets te zeggen. Signalement van de groenteboer: niet groot, jong persoon met bruine teint plm. 20 jaar, blootshoofds, rijdende met groentekar zonder opzet waarvoor kleine licht bruine hit is gespannen.
Eerder al, op 19 juli 1942 werden 29 Joden uit Assen opgeroepen voor het werkkamp in Orvelte. Onder hen bevond zich Meijer van Rhijn. Het politierapport vermeldt:
Zondag 19 Juli 1942. 16 ½ uur Is door ondergeteekende aan de navolgende personen een oproeping uitgereikt om morgen, Maandag 9. 45 uur te verschijnen voor het Station der Nederlandsche Spoorwegen, om in het werkkamp Orvelte te worden geplaatst.
20 Juli 1942. 10 uur. (potlood: Joden transport) Zijn de navolgende personen op het emplacement der Nederlandsche Spoorwegen alhier voor transport naar het werkkamp Orvelte overgegeven aan den Wachtmeester der Marechaussee Goudswaart te weten: (zie lijst met aantal 19 Juli)
Tijdens de grote razzia van Assen, in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werd het grootste deel van de Joden in Assen opgehaald door Duitse vrachtwagens en naar kamp Westerbork vervoerd. Onder hen het gezin van Meijer van Rhijn en zijn ouders Abraham en Eva van Rhijn-de Groot. Op diezelfde dagen werden ook de Joodse werkkampen ontruimd en is Meijer waarschijnlijk vanuit het werkkamp in Orvelte in kamp Westerbork terechtkomen.
Ze zouden daar ongeveer vier maanden blijven.
De bakkerij werd in december 1942 ontruimd. Het politierapport vermeldt hierover:
Zaterdag 12 December 1942. (geschreven: jodenpand ontruimd) Van perceel Brinkstraat 21 (bakker van Rhijn) is de inboedel in de schuur achter de woning geborgen. De winkelinventaris is nog in den winkel en de bakkerij-inventaris nog in de bakkerij, Sleutel hierbij.
Waarschijnlijk is het feit dat Abraham enige tijd in het ziekenhuis van het kamp lag de reden dat het gezin niet meteen op transport gesteld is. Maar op 16 februari 1943 moest het gezin Van Rhijn toch weg naar Auschwitz. Naast Abraham en zijn vrouw Eva, vertrokken ook zijn zoon Meijer met zijn vrouw Sera en hun vijf dochters. Ook Abrahams zus Henriette Stern-van Rhijn en haar man Aron Stern zaten in deze trein. Abraham moest zijn 75e verjaardag in de trein doorbrengen, evenals zijn kleindochter Rika die 16 werd. Op 19 februari 1943 werden Abraham en al zijn familieleden in Auschwitz vermoord.
Een overlevende van dit bewuste transport, de heer Herzberg uit Amsterdam verklaart hier na de oorlog het volgende over:
Op een dinsdag, ik meen 16 februari 1943, werd ik van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Ik en mijn lotgenoten bevonden ons in een personenrijtuig; de gehele trein heb ik niet gezien. de inzittenden bestonden uit z.g. "gereclameerden", d.w.z. uit lieden, die in Westerbork de een of andere functie vervulden. (...) Naar ik vermoed zou het transport hebben bestaan uit ongeveer 1200 personen. Er zullen nogal wat ouderen tussen gezeten hebben en ook vrouwen en kinderen.
Welke de route van de trein door Duitsland was, weet ik niet. Wel is mij bekend, dat we via Breslau zijn gereden. Van ontvluchtingen of overlijden onderweg heb ik niets bespeurd; de trein stond eenmaal stil om ons in de gelegenheid te stellen water te halen. Uit elke wagon mocht één man naar de pomp tot dat doel. Ik heb het idee dat op het perron van Breslau de Grüne Polizei werd vervangen door de S.S. In Auschwitz aangekomen, moesten wij alleen uitstappen; de bagage moest achtergelaten worden in de coupé, of voor zoveel men er reeds in was geslaagd die naar buiten te werken, op de spoordijk. Eerst werden de mannen van de vrouwen gescheiden. Aan de mannen werd naar hun leeftijd gevraagd. Ik had de indruk, dat de leeftijden van de geselecteerden zich bewogen tussen de 18 en de 40 jaar. Alle anderen verdwenen op vrachtauto's. De aankomst speelde zich in het donker af. Uit Westerbork vertrokken we op de 16e tegen de middag; in de vroege ochtend van de 18e kwamen wij in Auschwitz aan. Wat er met de vrouwen is geschied, is mij onbekend. Ik ben met ongeveer 200 man uitgezocht.
Ik ken dit aantal van de appèls (...) Mijn gevangennummer was 103579. Getuigenis van de heer Herzberg, chemisch candidaat, wonende te Amsterdam.
In 1943 werd de bakkerij geliquideerd. In 1955 riep de notaris Kroon uit Assen schuldeisers op ter ‘verantwoording van de nalatenschappen van Abraham van Rhijn en Eva de Groot.’