Abraham Salomon Levison werd op 8 juni 1902 te Den Haag geboren als zoon van Salomon Abraham Levisson en Julie Bondi. Hij doorliep het Gymnasium Haganum in Den Haag en ging daarna naar de Amsterdamse Universiteit om daar het kandidaatsexamen in de Semitische talen af te leggen. Daarnaast volgde hij ook enige tijd colleges in de rechtswetenschap. Hij bekroonde zijn studie aan de rabbijnen-seminaria van Amsterdam en Berlijn met het behalen van de (voor het opperrabbinaat vereiste) moré-titel. Daarna werkte hij enige jaren als leraar aan het Nederlands Israëlitisch seminarium en het Beth Hamidrasj te Amsterdam tot hij in 1935 gekozen werd als opperrabbijn van Friesland en Drenthe.
Abraham Salomon Levisson
- Voornaam
- Abraham Salomon
- Achternaam
- Levisson
- Geboortedatum
- 08 juni 1902
- Geboorteplaats
- Den Haag
- Sterfdatum
- 25 april 1945
- Sterfplaats
- Tröbitz
Op 13 juni 1935 trouwde hij in Amsterdam met Adele de Beer (geboren op 28 december 1900). Samen kwamen ze op 3 december 1935 naar Leeuwarden. Op 21 augustus 1936 werd hun eerste kind geboren: Salomon Abraham. Later kregen ze nog een zoon en een dochter. Hij was een man die de tradities in eer hield, maar hij respecteerde ook andere levensbeschouwingen.
Toen eind jaren ’30 de vluchtelingenstroom van over de grenzen steeds groter werd, deed hij zijn uiterste best om de mensen zo veel mogelijk van hun noden te voorzien. Levisson was als opperrabbijn van Friesland en Drenthe dus ook rabbijn voor de Joodse vluchtelingen die vanaf oktober 1939 in het vluchtelingenkamp Westerbork terecht kwamen. Hij werd er, volgens Hartog Beem die een biografische schets over hem schreef, steun en toeverlaat voor de vluchtelingen die hem ook wel ‘rebbe simche’ noemden (simche betekent vreugde). Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 probeerde hij de vluchtelingen nog te laten ontkomen, maar deze evacuatiepoging strandde bij de opgeblazen IJsselbrug. De vluchtelingen werden daarna nog richting de afsluitdijk gebracht en toen ook deze uitweg doodliep, door toedoen van Levisson een korte periode opgevangen bij gezinnen in Leeuwarden voordat zij weer terugkeerden in kamp Westerbork. Vanaf 1942 werd Levisson opperrabbijn van Gelderland, maar hij bleef ook waarnemer voor Friesland en Drenthe.
Hij werd er steun en toeverlaat voor de vluchtelingen die hem ook wel ‘rebbe simche’ noemden (simche betekent vreugde)
Zelf kwam hij op 29 september 1943 als gevangene in kamp Westerbork terecht. Zijn familie liet hij onderduiken. Levisson verbleef enkele maanden in barak 84 van het doorgangskamp op de Drentse heide. Op 15 maart 1944 volgde transport naar Bergen-Belsen.
Renata Laqueur die op dezelfde dag vertrok en een dagboek bijhield schreef over dit transport: “Op 15 maart 1944 om 8 uur ’s ochtends stapten wij in de personentrein die ons naar Celle zou brengen. Wij waren niet al te treurig, want het feit dat er een personentrein voor ons klaarstond in plaats van de lugubere beestenwagens, die haast elke dinsdag in het kamp verschenen voor de transporten naar Auschwitz, stemde ons optimistisch. (…) Het is typisch voor Westerbork dat men, hoe sterk men met elkaar mee en hoe intiem men vaak bij elkaar leefde, diegenen die op transport gingen uitgeleide deed zonder zich te realiseren, dat deze mensen de Duitse grens over gingen naar volkomen afgesloten en onbekende kampen onder leiding van de vijanden. Niemand kwam in gedachten verder dan: ‘Zij gaan op transport’ en nergens werd het spreekwoord ‘Uit het oog, uit het hart’ meer waarheid dan in Westerbork.”
Levisson verbleef meer dan een jaar in Bergen-Belsen waar de omstandigheden steeds verder verslechterden en werd kort voor de bevrijding van dat kamp met ongeveer 2400 anderen met een evacuatietransport weggevoerd uit het kamp. Deze trein, bekend als het verloren transport, reed als gevolg van het oprukkende front twee weken lang kriskras door Duitsland. Uiteindelijk werden de gevangenen die nog in leven waren bevrijd door de Russen bij het dorpje Tröbitz. Ongeveer 600 personen uit dit transport overleefden het niet vanwege honger, uitputting en ziekten. Ook Abraham Salomon Levisson stierf kort na de bevrijding op 25 april 1945. Hij werd begraven in een gemeenschappelijk graf dichtbij het spoor in Tröbitz.
Namenwand op de begraafplaats inTröbitz
Gedenksteen op de plek van het massagraf