Abraham Härtz

Abraham Härtz is geboren op 26 september 1910 in Harderwijk als zoon van Hartog Härtz en Jetje Conen. Toen Abraham bijna 28 jaar oud was trouwde hij, op 10 augustus 1938, in Nijkerk met Grietje van der Hoeden. Grietje was op 28 november 1911 in Nijkerk geboren. Haar vader was Simon van der Hoeden, haar moeder was Johanna Turksma. Grietje had tot 22 mei 1931 in Hilversum gewoond. Na hun trouwen gingen Abraham en Grietje op de Weisteeg 11 in Harderwijk wonen. Net als zijn vader en de andere broers trok Abraham er elke dag op uit om in Harderwijk en omgeving zijn textiel en manufacturen te verkopen. Grietje en Abraham kregen een dochtertje. Op 22 januari 1940 werd de kleine Jetje geboren.

Abraham Härtz

Voornaam
Abraham
Achternaam
Härtz
Geboortedatum
26 september 1910
Geboorteplaats
Harderwijk
Sterfdatum
31 augustus 1943
Sterfplaats
Breslau

Dochter Jetje  met haar grootvader Hartog

Op de persoonskaart van Abraham staat de aantekening dat hij vanaf 25 september 1942 in werkkamp ‘het Wijde Gat’ in Staphorst zat. Samen met zijn broer Lewie en zijn achterneef Aäron waren zij die dag in het werkkamp aangekomen. Aäron heeft, kort na aankomst in het kamp, een brief geschreven naar zijn ouders. In die brief schrijft hij o.a over de "drie Härtzen" en over Harry van der Hoeden, de zwager van Abraham en de broer van Grietje van der Hoeden. Aäron schrijft in die brief aan zijn ouders dat er ongeveer 100 man in het kamp zijn, bijna allemaal mensen uit Groningen.

Na een paar dagen kwam het bevel dat op 1 oktober alle mannelijke Joden in de kampen aanwezig moesten zijn. In alle kampen verscheen op vrijdagmiddag 2 oktober de Ordnungspolizei. Om geen argwaan te wekken vertelden de Duitse agenten het verhaal dat de nabij gelegen kazerne vol was en dat zij slechts een nacht in het werkkamp zouden doorbrengen. Het werd de Joden wel verboden die nacht hun barakken te verlaten. In de vroege morgen van 3 oktober, omstreeks half zes, veranderde de 'Grünen' in ruwe, schreeuwende bruten en iedereen werd gedwongen om zich, met zijn bagage in de hand, in rijen op te stellen.

De mannen moesten, onder bewaking, stevig doorlopen en velen waren niet in staat hun bagage langer mee te dragen en gooiden hun koffers weg.

Om ongeveer zeven uur klonken de commando's en zette de stoet zich in beweging richting de oude rijksweg. De mannen moesten, onder bewaking, stevig doorlopen en velen waren niet in staat hun bagage langer mee te dragen en gooiden hun koffers weg. Overal langs de weg lagen hun bezittingen. De marcherende, hinkende, soms strompelende mensen kwamen Meppel binnen. Gestompt, getrapt en geslagen ging de colonne richting het station. De Duitsers werkten zeer grondig. Een schema van 3 oktober 1942 laat zien hoe laat de treinen, met aan boord de uit de werkkampen gehaalde Joden, op het station in Hooghalen aankwamen.

Op de kaart van Aäron Härtz, die in Westerbork is gemaakt, staan ook de namen van Abraham en Lewie Härtz vermeld. De kaart is gemaakt op 4 oktober 1942. Lang zijn zij niet in kamp Westerbork gebleven. Reeds op 23 oktober 1942 zijn zij van kamp Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Na aankomst in Auschwitz zijn slechts 20 mannen en 32 vrouwen uitgekozen om te werken. Alle andere mensen zijn onmiddellijk na aankomst in Auschwitz omgebracht. Abraham, Lewie en Aäron werden door de Duitse artsen geselecteerd om te werken.

Vanuit Auschwitz werden ze verder getransporteerd naar Breslau (Wrocław in het Pools). De mannen werden als dwangarbeiders in werkkamp Breslau tewerkgesteld. Dit werkkamp was een klein kamp met een steengroeve en 12 barakken. Het werk in die steengroeve was zo onmenselijk zwaar en gevaarlijk dat er elke dag wel een paar mensen bezweken. Ook Aäron, Abraham en Lewie moesten in die groeve werken. Zij hebben het werk, de slechte voeding en de verdere ontberingen negen maanden vol gehouden. Alle drie zijn zij op 31 augustus 1943 als overleden opgegeven.

Het is waarschijnlijk dat de opgegeven datum van overlijden niet de werkelijke datum was. Uit onderzoek na de oorlog blijkt dat de mannen zeer waarschijnlijk op die dag al niet meer leefden en in de periode ervoor zijn bezweken. De drie Härtzen zijn dus waarschijnlijk niet op deze dezelfde dag overleden. Aäron is 19 jaar oud geworden, Lewie 28 jaar en Abraham 32 jaar.

Abrahams’ vrouw Grietje is met zijn dochter Jetje ondergedoken op een boerderij in de omgeving van Ermelo. Daar zijn zij later opgepakt. Vanuit kamp Westerbork zijn ze op 25 mei 1943 naar Sobibor gedeporteerd en direct na aankomst omgebracht. Grietje was toen 32 jaar en Jetje 3 jaar oud. Ook de zwager van Abraham, Henri of Harrie van der Hoeden, heeft de oorlog niet overleefd. Hij is ook op 23 oktober 1942 doorgestuurd naar Auschwitz. Hij kwam in een Extern Kommando Dyhernfurth terecht en is 20 september 1943 omgekomen.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.