Op zaterdag 11 april 1942 ‘s avonds om 7 uur werden tien Joodse ingezetenen van Leeuwarden gearresteerd als represaille voor het verwijderen van het bordje ’Verboden voor Joden’ dat was aangebracht op een bank in het Vossepark. Zij werden naar kamp Amersfoort overgebracht. Abraham de Jong was één van hen.
Foto links: Monument in het Vosseparkje
Abraham de Jong
- Voornaam
- Abraham
- Achternaam
- de Jong
- Geboortedatum
- 28 september 1893
- Geboorteplaats
- Lemmer
- Sterfdatum
- 17 augustus 1942
- Sterfplaats
- Auschwitz
Abraham de Jong is geboren op 28 september 1893 in Lemmer. Hij was de zoon van Salomon de Jong (1845-1922) en Sara de Jong-van der Hak (1858-1938). Abraham was het derde kind van vijf. Het valt aan te nemen dat zijn oudste zus Hester jong overleed, vijf jaar na haar geboorte werd er als jongste weer een meisje geboren, ook zij heette Hester.
In 1918 verhuisde Abraham naar de Camminghastraat 32 in Leeuwarden. Daarvoor woonde hij in Sneek. Op 2 augustus 1922 werden ook zijn moeder Sara en zijn broers Levie en Heiman op dit adres ingeschreven. Dat was 4 maanden na het overlijden van Salomon, de vader van Abraham. Op deze registratie staat bij het beroep van zowel Abraham als Heiman: ‘vellenblooter’. Ook handelde hij in huiden. Later staat als Abrahams beroep genoteerd: houthandelaar.
Abraham trouwde op 24 december 1928 op 35-jarige leeftijd met Rebekka Cohen. Rebekka is geboren in Gorredijk op 30 september 1891, zij was de oudste van de vier dochters in dit gezin. Zij was 37 toen zij trouwde. Abraham en Rebekka gingen wonen aan de De Ruyterweg 21 in Leeuwarden.
Drie jaar eerder was Abrahams jongere broer Heiman getrouwd met Rebekka’s jongere zus Esther. Zij gingen wonen aan de Leeuwerikstraat 37.
Abrahams broer Levie overleed in 1928.
In ’t Kleine Krantsje van 1 augustus 1987 staat dat Abraham en Heiman afwisselend hun moeder Sara in huis hadden.
’t Kleine Krantsje, 1-8-1987
Rebekka was verloskundige, ze vestigde in 1932 haar praktijk aan huis.
1936
In 1937 verhuisden Abraham en Rebekka, waarschijnlijk samen met moeder Sara de Jong naar de Bleeklaan 155 in Leeuwarden.
Waarschijnlijk leefde Hester de Jong, de jongste zus van Abraham, in 1938 al niet meer. Zij staat niet vermeld in de advertentie die Abraham, Heiman en hun vrouwen plaatsten na het overlijden van moeder Sara de Jong-van der Hak.
Op dit transport kwamen ‘Joden tekort’.
Om half twee ’s nachts werden 333 Joodse kampbewoners naar station Amersfoort gebracht, waar ze in allerijl in een trein van de Nederlandse Spoorwegen werden geduwd, in Westerbork op de gereedstaande Duitse goederenwagons overgeladen en direct naar Auschwitz gedeporteerd.
In de nacht van 10 op 11 april 1942 haalde een onbekende alle vier ‘Voor Joden verboden’-bordjes weg uit het Vosseparkje. Dit zou voor Abraham de Jong en negen anderen grote gevolgen hebben.
Op 11 april stond de diefstal in het politierapport en er werd een onderzoek naar de dader opgestart. De Sicherheitsdienst (SD) wachtte het onderzoek niet af en arresteerde tien vooraanstaande Joden. De tien werden opgesloten en op 14 april werden ze op transport gezet naar het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort.
Een van de gevangenen, Aron Cats de directeur van zuiverfabriek Lijempf werd vrijgelaten, hij kon de bezetter nog van nut zijn. Voor hem in de plaats werd Emile van der Heijden opgepakt en afgevoerd.
Bij de Sicherheitsdienst heeft na de arrestaties de vader van de dader zich gemeld, hij probeerde de SD’ers ervan te overtuigen dat het een streek van een kwajongen was, niets meer en niets minder. Maar het mocht niet helpen. In hun ogen was het een daad van verzet tegen de anti-Joodse maatregelen en deze daad moest bestraft worden.
Ook een verzoek tot vrijlating van opperrabbijn Abraham Salomon Levisson (25-04-1945, Tröbitz) werd ter zijde geschoven door de SD. De tien mannen bleven onder arrest, wel werd de toezegging gedaan dat de gevangenen over niet al te lange tijd weer thuis zouden komen. Maar terwijl Leeuwarden wachtte op hun terugkomst werd duidelijk dat dit een valse belofte is geweest. Niemand van de tien gearresteerde Joden zou Leeuwarden terugzien.
Een van de gearresteerden overleed aan een hartstilstand tijdens een van de uitputtende exercities in kamp Amersfoort. De andere negen werden op 16 juli, via kamp Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz.
Op dit transport kwamen ‘Joden tekort’, ze werden daarom overgebracht uit kamp Amersfoort. Om half twee ’s nachts werden 333 Joodse kampbewoners naar station Amersfoort gebracht, waar ze in allerijl in een trein van de Nederlandse Spoorwegen werden geduwd, in Westerbork op de gereedstaande Duitse goederenwagons overgeladen en direct naar Auschwitz gedeporteerd.
Abraham de Jong zou, volgens de Sterbebücher van Auschwitz op 17 augustus 1942 om het leven zijn gekomen. Hij was 48 jaar oud.
Pas in november 1942 was de treinverbinding tussen station Hooghalen en kamp Westerbork gereed. Tot die tijd vertrokken de treinen vanaf Hooghalen.
Rebekka de Jong-Cohen en haar zus en zwager Esther en Heiman de Jong-Cohen overleefden de oorlog. Van Heiman en Esther is bekend dat ze onderdoken in Nijehorne. Op de kaart van de Joodse Raad van Abraham de Jong wordt R. de Jong-Cohen genoemd als degene die na de oorlog informatie over hem vraagt.
Bronnen: