Aäron van Moppes is geboren op 28 april 1910 in de Watergraafsmeer in Amsterdam. Hij was de zoon van Louis van Moppes (Amsterdam, 5 juli 1888- Oranienburg, 31 januari 1945) en Margaretha van Moppes-Minden (Amsterdam, 3 juni 1887 – Amsterdam, 28 oktober 1940). Aäron verbleef vanaf 22 september 1927 in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht Het Apeldoornsche Bosch.

Aäron van Moppes

Toen door de toenemende dreiging de Joodse gemeenschap in de rest van Nederland steeds verder in het nauw gedreven werd, leek Het Apeldoornsche Bosch een status aparte te genieten: de instelling werd met rust gelaten en de bewegingsvrijheid op het terrein werd niet beperkt door maatregelen van de bezetter. Totdat op 19 januari 1943 Aus der Fünten de evacuatie van het gehele complex gelaste: Het Apeldoornsche Bosch moest ‘Judenrein’ worden gemaakt.

Op 21 januari trof het overgebleven personeel voorbereidingen. Kleding en medicijnen voor de patiënten werden ingepakt in koffers, waarop ze met sierlijke letters namen en geboortedata schilderden en verder maakten ze honderden lunchpakketten die ze in witkatoenen servetten knoopten. Vanaf het moment dat op 22 januari de vrachtwagens het terrein opreden, was duidelijk dat Ferdinand Aus der Fünten en zijn mannen van de Grüne Polizei de ontruiming op beestachtige wijze zouden leiden. Met geweld en geschreeuw werden honderden patiënten in de winterse kou naar buiten gedreven, sommigen nog in hun nachtpon, anderen in dwangbuis of naakt.
Een ooggetuige verklaarde dat de ziekste patiënten op matrassen in de trein werden gelegd, met daar bovenop een volgende laag matrassen met patiënten – en zo door tot het plafond, als een gigantisch menselijk stapelbed. De wagons waren al snel zo vol dat de deuren bijna niet meer dicht konden. Deze trein reed niet via Westerbork, maar rechtstreeks naar Auschwitz. Direct na aankomst op 25 januari 1943 is Aäron van Moppes daar vermoord.