Ze hadden overwogen om onder te duiken maar omdat ze gezien Aaltjes slechte gezondheid andere mensen niet tot last wilden zijn en niet in gevaar wilden brengen, en omdat ze hoopten Julia en Hanna, van wie ze al acht maanden niets meer hadden gehoord, ergens weer te treffen, besloten ze om maar te gaan.
Aaltje Woudstra
- Voornaam
- Aaltje
- Achternaam
- Woudstra
- Geboortedatum
- 28 november 1881
- Geboorteplaats
- Rotterdam
- Sterfdatum
- 14 mei 1943
- Sterfplaats
- Sobibor
Aaltje Woudstra werd geboren in Rotterdam op 28 november 1881 als jongste kind in het grote gezin van David Jacob Woudstra (Noordwolde, 31 juli 1833 – Rotterdam, 19 juni 1882) en Judik Leefsma (Gorredijk, 26 februari 1838 – Den Haag, 3 december 1916).
Rotterdams Nieuwsblad 1 december 1881, dit betreft de geboorte van Aaltje
Er werden 15 kinderen geboren in dit gezin, van wie zeven als baby of klein kind stierven; drie waren al voor de oorlog overleden, drie werden in de oorlog vermoord en slechts één was er nog na de oorlog (zie *1). Aaltjes ouders waren in 1859 getrouwd in Gorredijk. David handelde in allerlei goederen, maar het was armoe en in juni 1871 ging hij failliet. Hij besloot zijn geluk in de grote stad te gaan zoeken, en in 1872 verhuisde het gezin daarom naar Rotterdam. Daar verdiende hij de kost als venter, en later had hij een uitdragerij. David overleed in 1882 op 48-jarige leeftijd, toen Aaltje nog maar zeven maanden oud was.
Rotterdams Nieuwsblad 22 juni 1882
David J. Woudstra zou een maand later 49 geworden zijn.
In mei 1889 verhuisde Judik (ook wel Judith genoemd) met Jacob, Abraham, Schoontje, Isaac, Leentje en Aaltje naar Amsterdam. Vanaf 1899 tot haar trouwen in 1917 woonde Aaltje bij haar broer Joseph aan de Prinsengracht 224. Aaltjes moeder, die in haar laatste levensjaren in Den Haag bij haar dochter Leentje en schoonzoon David Woudstra woonde, overleed een jaar voor Aaltjes huwelijk.
Rotterdams Nieuwsblad
Haar 70ste verjaardag was nog feestelijk gevierd met de hele familie, die zich over het land had verspreid: ze werd 78 jaar.
Op 6 december 1917 trouwde Aaltje in Amsterdam met Abraham Woudstra (Noordwolde, 18 maart 1884).
Abraham Woudstra was de zoon van Herri Mordechai Woudstra (Noordwolde, 19 december 1840 – 1920) en Mietje de Groot (Leeuwarden, 18 september 1845 – Noordwolde, 28 augustus 1914). Hij had een zus, Schoontje, en twee halfbroers, kinderen van zijn vader en diens eerste vrouw, Sippera Kramer. (zie *2). Abraham’s vader Herri Mordechai Woudstra en Aaltjes vader David Jacob Woudstra waren broers, dus Abraham en Aaltje waren neef en nicht.
Aaltje en Abraham. Misschien bij hun huwelijk. (foto uit familiebezit)
Vanaf haar huwelijk in december 1917 woonde Aaltje in Noordwolde, in Friesland. Abrahams vader werkte als inspecteur in de boterfabriek in Frederiksoord. Daarnaast was hij imker en handelde hij in verschillende agrarische zaken. Het gezin had het niet ruim, maar kennelijk kreeg Abraham een goede schoolopleiding, want in 1904 werd hij geplaatst in het Regiment Grenadiers en Jagers in Den Haag en voor dit elite-regiment, dat tot taak had het Koninklijk Huis te beschermen, bestonden strenge selectiecriteria. Na de korte oefening, die ruim een jaar duurde en nog een herhalingsoefening, kreeg Abraham groot verlof tot 1912. Daarna werd hij reservist tot het einde van zijn diensttijd in 1918. In hetzelfde jaar dat hij met Aaltje trouwde, richtte hij met een collega, Eliazar van der Kaars uit Gorredijk, een vennootschap op, een firma met als doel “den handel in honing en was, het houden en exploiteren van bijenstallen, en het drijven van een handel in huiden, vellen, vee en elk daarmee in verband staand artikel”. De firma Van der Kaars en Woudstra was gevestigd in Gorredijk, maar gaandeweg breidden de zaken zich uit. De firma had een pakhuis in Leeuwarden en kocht honing in plaatsen door het hele land. In februari 1922 kocht Abraham zijn medevennoot uit; zo was hij eigenaar van zijn eigen firma, A. Woudstra.
Nieuwsblad vh Noorden 1927
Aaltje en Abraham kregen in Noordwolde drie dochters. Julia Wilhelmina werd geboren op 11 januari 1919.
NIW, 17 januari 1919
Mirjam Judith op 20 augustus 1921. Zij werd Mia genoemd.
NIW, 26 augustus 1921
Op 29 januari 1923 werd de jongste dochter geboren, Hanna Schoontje:
Opregte Steenwijker Courant, 3 februari 1923
In Noordwolde was geen synagoge en ook geen Joods onderwijs. Daarom nam Aaltje, die een traditioneel Joodse en dus koshere huishouding voerde, waarbij de feestdagen in het gezin werden gevierd, de taak op zich om haar dochters op te voeden met de Joodse wetten en tradities, de verhalen over het Joodse volk, en het Hebreeuws. Zij zorgde ervoor dat de Joodsche Jeugdkrant, die vanaf 1928 wekelijks verscheen aan de vooravond van de shabbat door de meisjes werd gelezen en bestudeerd.
Julia, toen 9 jaar, stuurde briefjes aan de redacteur van de krant, rabbijn M. de Hond, en vertelde hem dat Mia en zij “al heel goed Joodsch kunnen leeren. Op Sjabbos leest Moeke ons uit het boekje voor en helpt ons bij het leeren. Het is wel jammer dat we niet in de stad wonen, dan konden we meer van het Joodsche leven zien”.
Deze laatste verzuchting werd verhoord, want in 1930 verhuisde het gezin naar Groningen, waar Abraham de huidenhandel van een collega voortzette. Bedrijf en woonhuis waren gevestigd aan Schoolholm, eerst op nummer 14 A, en vanaf 1935 op nummer 24 B, een pand dat tegelijk met het Joodse Oudenliedenhuis Beth Zekenim in 1932 was gebouwd.
Nieuwsblad van het Noorden 1930
De meisjes schreven in de Jeugdkrant vol enthousiasme over de verhuizing:
26 september 1930
Uit verdere correspondentie die in de Jeugdkrant verscheen, blijkt dat ze het alle drie goed deden op school. Ze waren ook lid van de turnvereniging Attila, gingen na schooltijd naar de Joodse School en logeerden in de vakanties bij familie in Amsterdam of in Den Haag. Tijdens een van deze bezoeken, in 1930, lieten ze zich fotograferen in de studio van een fotograaf:
Joodsche Jeugdkrant, 5 juni 1930
Uit het volgende briefje blijkt dat de zusjes bat mitswa werden, wat bij meisjes gebeurt rond hun twaalfde verjaardag, bij jongens rond hun dertiende:
Joodsche Jeugdkrant, 29 januari 1931
In 1933 zaten Julia en Mia op de Mulo en ging Hanna over naar de zesde klas van de lagere school. In 1932 en 1933 waren de berichten korter. Er was veel werk op school, met goede resultaten. In oktober 1932 schreef Julia dat ze thuis bijen hielden op het balkon. De meisjes stuurden rabbijn de Hond een doosje van hun eigen honing. Honing speelde een belangrijke rol in het gezin; de meisjes moesten altijd eerst een boterham met honing eten voor ze ander beleg mochten nemen.
Na de Mulo ging Julia naar de middelbare handelsavondschool. Haar vader stond iedere dinsdag op de kippenmarkt in Groningen en zij ging met hem mee om de boekhouding te doen. In het boek Terug van weggeweest, van Johan van Gelder lezen we wat eierhandelaar Nanko Postumus zich nog van die tijd herinnert: “De huidenhandel, dat waren vellen van koeien, van paarden, de huiden en wol van schapen, vellen van katten. Woudstra zat aan de Schoolholm, daar bracht ik altijd de huiden aan. Hij woonde naast Monie Israël, de poelier, en daarnaast stond het oude jodentehuis van ouden van dagen. Hij had drie dochters, leuke meiden….. Iedere dinsdag dan was Woudstra op de kippenmarkt. Al die kooplui kwamen uit de provincie. Die vellen hadden, gingen allemaal naar Woudstra. Woudstra’s dochter ging mee, de oudste, had een boekhouding op de markt, stond gewoon te schrijven. Woudstra bekeek de vellen en zei hoeveel ze waard waren. Sommigen vonden het te min. Dan zei Woudstra dat ze het maar even bij een ander moesten proberen. Maar dan kwamen ze toch met de vellen weer bij hem terug. De man gaf de waarde. Hij was zo’n serieuze jood, dat is de waarde, dan hoefde je niet verder te gaan. Tja, die man is ook weggeraakt, met zijn vrouw en beide dochters. Een dochter is overgebleven.”
Julia, Hanna, Mia
Er verschenen in de jaren ’30 veel advertenties van de Firma A. Woudstra in het Nieuwsblad van het Noorden:
Mia verhuisde na de Mulo te hebben afgemaakt in augustus 1939 naar de Joods psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch in Apeldoorn waar ze ging werken als leerling-verpleegster.
Aaltje deed huisbezoeken voor de Joodse Raad.
Toen de oorlog uitbrak woonden Julia en Hanna nog bij hun ouders thuis. Op een gegeven moment vertrok Julia naar Den Haag, waar ze als hulp in de huishouding werkte bij een Joods gezin. Daar in Den Haag leerde ze Paul Italie kennen,
op wie ze verliefd werd, en hij op haar, en bij wie ze regelmatig thuis kwam. Toen de deportaties van Joden begonnen, beraamden Julia en Paul een plan om naar Zwitserland te vluchten. Ze besloten om Hanna mee te nemen. Het drietal reisde via België met behulp van een tussenpersoon die hun had beloofd dat hij hen veilig door België zou loodsen. Dat bleek kwade opzet te zijn; hij verraadde hen en ze werden opgepakt en naar kazerne Dossin in Mechelen gebracht, op 21 augustus 1942. Hun namen werden op de deportatielijsten geschreven en hun spullen werden geconfisqueerd door het Duitse leger. De gevangenen in Dossin liepen veelal het risico op mishandeling en vernederingen; met name vrouwen werden slecht behandeld.
Op 25 augustus werden Julia, Hanna en Paul met het vijfde transport uit Dossin naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze werden vermoord. Julia’s sterfdatum is 11 september 1942, zij werd 23 jaar. Hanna’s sterfdatum is 28 augustus 1942, zij werd 19 jaar. Paul Italie werd vermoord op 11 september 1942, hij werd 19 jaar.
Julia en Hanna. Deze portretten staan op de herdenkingsmuur in het museum van kazerne Dossin in Mechelen.
Het leek er eerst op dat de nazi’s Het Apeldoornsche Bosch ongemoeid zouden laten; in Apeldoorn sprak men van de "Jodenhemel". Veel mensen probeerden er werk te vinden in de hoop dat ze er veilig zouden zijn. Op woensdag 20 januari 1943 verscheen echter de Ordedienst van Kamp Westerbork en op het station van Apeldoorn werd een goederentrein met 40 wagons gereed gemaakt. De helft van het personeel is in de nacht van 21 op 22 januari 1943 gevlucht en ondergedoken, onder wie Mia. In die nacht werden alle patiënten in vrachtwagens naar de gereedstaande goederentrein gebracht. De trein vertrok de volgende ochtend en bracht bijna 1100 patiënten en 51 personeelsleden rechtstreeks naar Auschwitz, waar de patiënten bij aankomst direct zijn gedood. Het resterende, in Apeldoorn gebleven personeel, is samen met de laatste ruim honderd Joodse Apeldoorners in een gewone trein naar Kamp Westerbork gebracht en werd vandaaruit gedeporteerd. In totaal zijn meer dan 1400 mensen die op 21 januari op het terrein van de instelling aanwezig waren weggevoerd en vermoord.
Mia was gewaarschuwd, en toen de Duitsers het terrein op kwamen sprong zij uit een raam, rende het bos in en verschool zich in een greppel tot iedereen weg was. Toen liep ze naar Apeldoorn, en ging met hulp van een betrouwbare notaris naar haar onderduikadres. Ze wist waar ze naartoe moest, een vriendin had haar al gezegd dat ze, mocht het nodig zijn, bij haar een veilig onderkomen zou hebben. Tot de bevrijding bleef ze ondergedoken, op verschillende plekken.
In verband met zijn werk kreeg Abraham een sperre, vrijstelling van deportatie voor hem en Aaltje. Hij moest leer leveren aan het Duitse leger, waar ze laarzen en tassen van maakten.
Nog tot in 1942 verschenen er advertenties in het Nieuwsblad van het Noorden
Aaltje deed huisbezoeken voor de Joodse Raad. Aangezien ze naast het Joods bejaardenhuis woonde, zou het heel goed kunnen dat ze daar hielp. In maart 1943 werd dit bejaardenhuis door de Duitsers leeggehaald en werden de 32 oude mensen via Westerbork naar Sobibor of Auschwitz gedeporteerd waar ze allen werden vermoord.
In 1943 hadden de Duitsers Abrahams diensten niet meer nodig – het bedrijf werd voortgezet door een door de bezetter benoemde bedrijfsleider en in het naziprogramma om de Joden te vernietigen betekende uitstel geen afstel - en in april van dat jaar werden hij en Aaltje opgepakt. Ze hadden nog overwogen om onder te duiken, maar omdat ze gezien Aaltjes slechte gezondheid andere mensen niet tot last wilden zijn en niet in gevaar wilden brengen, en omdat ze hoopten Julia en Hanna, van wie ze al acht maanden niets meer hadden gehoord, ergens weer te treffen, besloten ze om maar te gaan.
Op 9 april 1943 werden ze per trein naar kamp Vught gebracht, samen met Aaltjes oudere zus en zwager, Hanna en Benjamin Tof uit Veendam. Hanna Tof - Woudstra stierf in kamp Vught. Abraham, Aaltje en Benjamin werden op 9 mei 1943 naar Westerbork gevoerd, waar ze twee dagen in barak 58 zaten. Met het transport van 11 mei 1943 werden ze naar Sobibor gedeporteerd, waar Aaltje Woudstra bij aankomst op 14 mei meteen werd vergast. Zij werd 61 jaar.
Overlijdensakte Aaltje Woudstra Gemeentearchief Groningen
Benjamin Tof werd ook meteen vermoord, op 14 mei 1943.
Abraham werd doorgestuurd naar werkkamp Dorohucza, niet ver van Sobibor, waar hij moest turfsteken, zware arbeid onder zeer slechte omstandigheden. Op zijn Joodse Raad kaart staat dat er van hem nog een laatste bericht kwam op 7 september 1943. Om die reden is dat zijn officiële sterfdatum; Abraham Woudstra werd 59 jaar.
De bezetter had de Firma A. Woudstra door een bewindvoerder laten voortzetten. Na de bevrijding ging Mia, die later liever Mirjam werd genoemd, naar Groningen om het bedrijf terug te krijgen, wat uiteindelijk lukte. Het werd toegewezen aan David Woudstra in Amsterdam, zoon van Aaltjes broer Abraham. Na het overlijden van David Woudstra in 1955 werd de firma voortgezet door diens weduwe en zoon. Daarna ging de firma nog twee keer in andere handen over, de laatste keer naar de Amsterdamse Huiden Club.
Aaltje en Abraham hadden huisraad in bewaring gegeven bij een werknemer van het bedrijf. Toen Mia na de oorlog probeerde dat terug te krijgen, bleek dat er niets meer was. De man had niet verwacht dat er nog iemand van de familie zou terugkeren, en had alles verkocht.
Mia trouwde in Groningen in 1950 met Maurits Troostwijk. Zij kregen drie kinderen, zes kleinkinderen en tot op heden vijf achterkleinkinderen. Mirjam Troostwijk – Woudstra overleed op 20 december 2012 in Amstelveen op 91 jarige leeftijd.
Vlnr Abraham, Julia, Hanna, Aaltje, Mia (foto uit familiebezit)
Op 2 mei 2022 werden deze stolpersteine onthuld op de stoep voor Schoolholm 24 B door kleinkinderen, achterkleinkinderen en een achterachterkleinzoon van Aaltje en Abraham Woudstra.
Monument voor de Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Noordwolde, Friesland. De naam van Aaltje staat hier niet op omdat zij niet in Noordwolde was geboren. Abraham, Julia en Hanna worden hier, met vele andere slachtoffers uit Noordwolde, herdacht.
*1: broers en zusters van Aaltje Woudstra
• Jacob (Noordwolde 31/3/1860 – Culemborg 16/1/1935) X Rachel van Gelderen (Culemborgse 1855- 1942)
Johanna (Amsterdam 1898 – Rotterdam 1900)
• Joseph (Noordwolde 6/4/1861 – Arnhem 1/11/1930) X Florentia Rosenberg (Zevenaar 20/1/1859 -Arnhem 27/3/1928)
David (Amsterdam 24/5/1900 – 1956) X Betsy Rosenberg (Zevenaar 27/5/1900 – Amsterdam 29/12/1975)
Ies (Israel) (Arnhem 1927 – Amstelveen 2006)
Israel (Ies) (Amsterdam 21/12/1901 -Sobibor 2/7/1943) X Elisabeth Davids (Culemborg 23/4/1899 – Sobibor 2/7/1943)
Florentia (Amsterdam 1935 – Sobibor 2/7/1943
Andries John (Amsterdam 1936 – Sobibor 2/7/1943
• Abraham (Noordwolde 9/4/1863 – Amsterdam 4/2/1930) X Johanna Haas (Vlissingen 18/3/1875 – Amsterdam 11/5/1939)
David (Amsterdam 27/2/1899 – 1955) X Emke vd Hoek (Amsterdam 1903 – 1986)
Louis (Groningen 14/7/1900 – Baarn 1957) X Wilhelmina M Heusien (Amsterdam 1904- 1973)
Louis (Amsterdam 1932 – Blaricum 2003)
• Hanna Woudstra (Noordwolde 28/2/1865 – Vught 16/4/1943) X Benjamin Tof (Veendam 3/7/1869 – Sobibor 14/5/1943)
Rosa Julia (Veendam 3/5/1904 – Bussum 13/7/1990)
Judik (Veendam 13/9/1907 – Sobibor 4/6/1943) X Jacob Sluijs (Amsterdam 10/4/1908 – Sobibor 4/6/1943)
Arent Benjamin (Veendam 1909 – 1910)
• Schoontje (Noordwolde 19/5/1867 – Sobibor 2/4/1943) X Joseph Leefsma (Gorredijk 13/1/1866 – Amsterdam 25/2/1937)
David (Amsterdam 7/9/1898 – Sobibor 16/7/1943) X Anna Hammelburg (Amsterdam 2/12/1903 – Sobibor 16/7/19430)
Suze Ursula (Amsterdam 19/12/1928 – Sobibor 16/7/1943)
Henriette (Amsterdam 1900 – 1901)
Jacob (Amsterdam 18/4/1903 – Auschwitz 28/2/1943) X Ester van Bergen (Weesp 24/10/1907 – Auschwitz 15/12/1942)
Joseph (Amsterdam 1934 – Sobibor 4/6/1943)
Eva Beppie (Amsterdam 1936 – Sobibor 4/6/1943)
• Benjamin (Noordwolde 1869 – 1870)
• Isaac (Noordwolde 1870 – Rotterdam 1874)
• Froukje (Noordwolde 1872 – 1872)
• Marianna (Rotterdam 1873 – 1873)
• Mozes (Rotterdam 1875 – 1875)
• Isaac (Rotterdam 2/8/1876 – Amsterdam 30/3/1942) X Antje Fles (Zaandam 7/8/1872 – Auschwitz 26/1/1943)
• Froukje (Rotterdam 1877 – 1878)
• Leentje (Rotterdam 20/3/1879 – Baarn 18/1/1957) X David Woudstra (Noordwolde 17.9/1877 – Den Haag 24/12/1934)
Sophia Judith (Den Haag 29/12/1912 – Rotterdam 10/4/1979) X Israel Samuel Meijer (Assen 1910 – Breda 2002)
Judith (Den Haag 17/5/1916 – Apeldoorn 5/10/1939)
• Henriette (Rotterdam 1880 – 1883)
*2 : Broers en zus van Abraham Woudstra
Halfbroers:
• Jacob (Noordwolde 8/10/1875 – 20/8/1939) X Froukje Betje Woudstra (Gorredijk 1/3/1873 – Noordwolde 18/1/1939)
Sophia Henderina (Noordwolde 16/6/1904 – Groningen 16/5/1976) X Abraham Woudstra (Leek 26/6/1900 – Auschwitz 12/8/1942)
Froukje
• David (Noordwolde 17/9/1877 – Den Haag 24/12/1934) X Leentje Woudstra (Rotterdam 20/3/1879 – Baarn 18/1/1957)
Sophia Judith (Den Haag 29/12/1912 – Rotterdam 10/4/1979) X Israel Samuel Meijer (Assen 1910 – Breda 2002)
Judith (Den Haag 17/5/1916 – Apeldoorn 5/10/1939)
Zuster:
• Schoontje (Noordwolde 13/6/1885 – Sobibor 23/4/1943)