Op donderdag 12 oktober 1944 werd er in het zuiden van Nederland nog verwoed tegen de Duitsers gevochten. De Slag om de Schelde was zijn tiende dag ingegaan en in het gebied rondom Overloon waren de Britten met hun Operatie Constellation gestart om de Duitse troepen ten westen van Venlo te verdrijven. Boven de rivieren was het een inktzwarte dag. In Enschede (vliegveld Twente), Groningen, Utrecht (fort de Bilt), Kampen en bij de spoorwegovergang in het Friese Nijeholtwolde werden negen Nederlanders doodgeschoten door de Duitsers. Albert Konrad Gemmeker (1907-1982) had op deze dag precies twee jaar de leiding over het Polizeiliches Durchgangslager Westerbork en had inmiddels vele tienduizenden gevangenen zien vertrekken uit zijn kamp. In het verre Auschwitz werd Philip Mechanicus, één van die gedeporteerden – met zijn boek In Depôt de belangrijkste chroniqueur van het doorgangskamp op de Drentse heide – doodgeschoten. En in het kamp waar commandant Gemmeker de leiding had stonden op 12 oktober 1944 vlak bij het crematorium zeventien verzetsmensen voor een Duits vuurpeloton. Het was de grootste fusillade van de zeven executies die daar, bij kamp Westerbork, tussen september en oktober 1944 zijn voltrokken. De 35-jarige Tonnis Pieter Oosterhoff is een van hen.
Tonnis Pieter Oosterhoff
- Voornaam
- Tonnis Pieter
- Achternaam
- Oosterhoff
- Geboortedatum
- 09 maart 1909
- Geboorteplaats
- Saaksum (gemeente Oldehove, Groningen)
- Sterfdatum
- 12 oktober 1944
- Sterfplaats
- kamp Westerbork
Tonnis Pieter Oosterhoff was de oudste zoon van Albert Tonnis Oosterhoff (1878-1956) en Sybrich Egberts Wieringa (1883-1966). Hij werd op 10 maart 1909 geboren in Saaksum (gemeente Oldehove, Groningen). Na hem werden nog vijf kinderen geboren in dit gereformeerde gezin. Op 21 april 1938 trouwde Tonnis in Ezinge met Hendrika Mul (1911-1995) en in korte tijd kregen zij drie kinderen. In de huwelijksakte staat als zijn beroep administrateur vermeld, uit andere bronnen blijkt dat hij ook verzekeringsagent, hoofdopzichter van de landbouworganisatie Crisis Controle Dienst en inspecteur bij het plaatselijk bureau van het ministerie van landbouw geweest is.
In het verzet
Hoe Oosterhoff bij verzetsactiviteiten betrokken raakte, is niet bekend. Hij maakte deel uit van de groep Pannekoek van de Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO-Oldehove) en was districtscommandant van de Ordedienst (OD) in het Westerkwartier (district III). Voornamelijk hield Oosterhoff zich bezig met het verstrekken van bonkaarten aan onderduikers en het zoeken naar schuilplaatsen. Omdat zijn laatste baan hem veel bewegingsvrijheid gaf, maakte hij daarvan graag gebruik om Joden naar onderduikadressen te brengen en voedselbonnen te distribueren waar dat nodig was.
Op 24 september 1944 werd hij door de Sicherheitsdienst gearresteerd nadat deze eerder de student en OD-lid Johannes Moerman in hechtenis had genomen. Over Tonnis’ arrestatie hangt een waas van verraad. Dat Moerman na zware mishandelingen Oosterhoffs naam genoemd heeft, is niet waarschijnlijk. In het boek ‘Represailles in Groningen. In de schaduw van het Scholtenhuis 1940-1945’ van Kooistra en Brinks is te lezen dat de arrestatie van beide verzetslieden het gevolg zou zijn van een onderzoek, dat werd ingesteld na een - in eerste instantie anonieme - brief waarin de SD de suggestie werd gegeven om met name genoemde reserveofficieren op te pakken. Ettje Kole vertelt op haar website dat haar vader samen met Tonnis in het verzet zat. In haar familie deed het verhaal de ronde dat iemand in de directe omgeving van beide verzetslieden hen verraden zou hebben. Op de vraag wie dat dan gedaan zou kunnen hebben, werd nooit een antwoord gegeven. Kooistra heeft haar verzekerd dat er in het geval van Oosterhoff geen verraad is gepleegd. Zowel Moerman als Oosterhoff werden naar het Scholtenhuis in Groningen overgebracht. Zeker is dat de laatste tijdens de verhoren hevig gemarteld is. Een andere lezing, ditmaal van The Righteous Among the Nations Database van Yad Vashem suggereert, dat Oosterhoff door de Duitsers gevangen genomen werd bij een inval van de ondergrondse in een stadskantoor om wapens te bemachtigen.
Ze namen Abraham liefdevol in hun gezin op en gaven hem een fiets voor zijn verjaardag.
Abraham Behr
In het begin van 1944 bracht de toen 29-jarige Geertruida Gepkolina Hahn (1915-2009) een jongetje van tien jaar naar het huis van Tonnis en Hendrika Oosterhoff op A203 in Oldehove. Zijn naam was Abraham Behr. Dokter Behr, de vader van Abraham, was op 12 mei 1940 op de Grebbeberg doodgeschoten toen hij soldaten aan het verzorgen was. (In het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde van 1 juni 1940 werd hij herdacht: https://www.ntvg.nl/system/files/publications/1940120770001a.pdf)
Zijn vrouw, zijn twee dochters en zoon Abraham moesten tijdens de oorlog verhuizen van hun huis in de wijk Helpman in Groningen naar de Schilderswijk in die stad. Daar werden ze in oktober 1942 gewaarschuwd dat ze gedeporteerd zouden worden. Nadat ze eerst samen van plek naar plek hadden gezworven, kwamen de gezinsleden uiteindelijk in november 1942 op verschillende onderduikadressen terecht.
Geertruida Hahn en haar verloofde hadden Abraham eerst ondergebracht in Vries in Drenthe. Geertruida's vader had daar een pianowerkplaats. Geertruida regelde valse identiteitspapieren voor Abraham en veranderde zijn naam in Jan Bierta. Wanneer de schuilplaats van Abraham onveilig werd, zo'n vijftien keer in de drie maanden, bracht Geertruida hem naar een nieuw onderduikadres. Zij zorgde er ook voor dat er contact bleef bestaan tussen mevrouw Behr, die zij in Zuid-Holland had ondergebracht, en haar zoontje. Om een definitieve schuilplaats te vinden, klopte zij aan bij Tonnis en Hendrika.
Omdat de Oosterhoffs gelovige mensen waren, zagen zij het als hun plicht om mensen in nood te helpen. Ze namen Abraham liefdevol in hun gezin op en gaven hem een fiets voor zijn verjaardag. Abraham ging onder zijn nieuwe naam naar school. Als er gevaar dreigde, werd de jongen naar een boerderij in het naburige Saaksum, de geboorteplaats van Tonnis, gebracht en weer opgehaald als de situatie veilig was. Nadat Tonnis was gearresteerd, namen de Duitsers ook Abraham gevangen, of dat op hetzelfde moment is gebeurd is onduidelijk. Ook Abraham kreeg erge klappen, maar slaagde erin te ontsnappen en tot aan de bevrijding van Noord-Nederland op verschillende adressen onder te duiken en zo de oorlog te overleven.
De executie
Op basis van naoorlogse getuigenissen van zowel kampgevangenen als leden van het vuurpeloton is het mogelijk geweest een beschrijving van de executie van de zeventien slachtoffers te reconstrueren.
In de vroege ochtend van 12 oktober 1944 kreeg de 37-jarige Wilhelm Stöwsand, SS-Hauptsturmführer en tot half september 1944 leider der Sicherheitspolizei (Sipo) te Breda, van Obersturmführer Josef Anders in het Scholtenhuis te Groningen de opdracht om zeventien gevangenen naar Westerbork te brengen. Voor het welslagen van de onderneming, voegde Anders hem toe, droeg de SS-Hauptsturmführer de volle verantwoordelijkheid. Daarop ging Stöwsand om 05.30 uur naar de zolder waar de zeventien in hun cellen waren opgesloten. Hij las hun namen voor waarna de gevangenen naar beneden werden geleid en in een gereedstaande vrachtwagen geduwd. Hijzelf nam met Oberleutnant der Schutzpolizei Martin Schmidt (1903-?), de leider van het executiepeloton in de andere vrachtwagen plaats. Oberwachtmeister der Ordnungspolizei Jozef Adam en zijn collega’s J. Stölze, Thoma en Julius Nachbauer en een aantal medewerkers van de Sicherheitsdienst Ernst Paul Jendgens en een zekere Backler stapten eveneens in.
Na aankomst in Westerbork werden Stöwsand en Schmidt door kampcommandant Gemmeker begroet en daarna zou de commandant de executieplaats vlak achter het crematorium hebben aangewezen en de executie ook hebben bijgewoond. Op basis van getuigenissen na de oorlog is het mogelijk geweest een precieze beschrijving van de executie van de zeventien slachtoffers te reconstrueren.
De mannen werden in twee groepen verdeeld en naar de fusilladeplaats gebracht. Daarop werden ze in een rij opgesteld waartegenover op korte afstand het executiepeloton zich opstelde. De verzetsstrijders werden met karabijnschoten gedood, waarna ze met een pistool een genadeschot kregen. Hierna werd de tweede groep mannen op dezelfde wijze en door dezelfde personen gefusilleerd. Het is niet bekend of Tonnis Pieter Oosterhoff tot de eerste of tweede groep gefusilleerden hoorde. Na afloop trakteerde Stöwsand de leden van het executiepeloton op een glas jenever.
De crematie
Na de executie werden, aldus Stöwsand, de ringen, papieren en andere waardevolle voorwerpen door iemand van de SD verzameld en aan hem overgedragen. Hij deed de eigendommen van de gevangenen in een enveloppe en stelde die ter hand aan Obersturmführer Anders, waarna hij ze op diens bevel aan Untersturmführer dr. Ernst Knorr van de SD moest afgeven.
Het bevrijdingsportret over Manus Pront geeft een andere lezing. Pront en medegevangene Selfried Fuchs zouden de opdracht hebben gekregen de lichamen van de mannen één voor één in het crematorium van kamp Westerbork te cremeren. Zij zouden veel persoonlijke bezittingen van deze mannen verzameld en in een doos in het bos begraven hebben. Op de achterkant van de deurpost van het crematorium, een plek waar het niemand opviel, hebben ze elke keer de datum en het aantal mensen dat ze moesten verbranden ingekrast, waardoor alle mannen na de bevrijding geïdentificeerd konden worden.
Naoorlogs eerbetoon
In de ochtend van 2 november 1945 begeeft een grote zwijgende menigte zich naar het Provinciehuis in Groningen. In de hal is een zwarte urn, symbool voor de stoffelijke resten van de 45 slachtoffers van het nazigeweld, opgesteld te midden van een zee van bloemen. Om twaalf uur begint een rouwdienst in de Martinikerk op de Grote Markt. Na Ases Tod van de Noorse componist Edvard Grieg volgen toespraken van de Commissaris der Koningin en een medeverzetsstrijder, waarna de dienst met de treurmars uit de derde symfonie van Ludwig von Beethoven wordt besloten.
Vier wagens met bloemen escorteren de lijkwagen, die vervolgens koers zet naar de begraafplaats Esserveld, waar de urn ten grave wordt gedragen.
Op 4 mei 1948 wordt het oorlogsmonument van de Groningse beeldhouwer Willem Valk (1898-1977) onthuld. Op de zandstenen U-vormige muur in vak S staan de namen van 43 verzetsstrijders gebeiteld, waaronder die van Tonnis Pieter Oosterhoff en Johannes Moerman.
Monument bij begraafplaats Esserveld, Groningen
In Oldehove (gem. Zuidhorn) wordt Tonnis op twee manieren herdacht. Op het oorlogsmonument in het dorp, een werk van Gosse Dam, staat zijn naam genoteerd naast die van drie andere dorpsgenoten: Erik Berding (1921 - 1945, verzetsman), Johannes Westra (1919 - 1940, soldaat, gesneuveld bij de Wonsstelling) en Tiete Lodewijk Wijdeveld, (1891 - 1945, schipper. Het beeld werd op 1 mei 1990 door burgemeester K.B. Dijkstra opnieuw onthuld.
Monument in Oldehove
Op 1 januari 1979 werden Tonnis (postuum), zijn vrouw Hendrika en Geertruida Greutink-Hahn door Yad Vashem, het officiële monument van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers van de Holocaust, opgenomen in de lijst van Rechtvaardigen onder de Volkeren.