
“Dat belooft niet veel goeds!”
Met deze woorden haalt Iman Jacob van den Bosch zijn jongste zoon weg bij het raam van het hotel in Hamburg. Daar logeren ze op weg naar een vakantie in Denemarken. Het is een vroege zondagochtend. S.A.-troepen (de knokploegen van Hitler) marcheren luid zingend en met veel lawaai langs het hotel. Dat maakt op zijn negenjarige zoon veel indruk. Het is de zomer van 1934 en Nazi’s zijn al anderhalf jaar aan de macht in Duitsland. Deze door Iman Jacob van den Bosch uitgesproken woorden worden dan door nog maar weinig mensen begrepen. Maar hij zag het goed: een paar jaar later, in 1939, zou de Tweede Wereldoorlog uitbreken. En hij voorzag ook dat Nederland niet gespaard zou blijven.
Dit verzetsportret is geschreven door zijn kleinzoon Iman van den Bosch.
Iman Jacob van den Bosch
- Voornaam
- Iman Jacob
- Achternaam
- van den Bosch
- Geboortedatum
- 30 mei 1891
- Geboorteplaats
- Groningen
- Sterfdatum
- 28 oktober 1944
- Sterfplaats
- Kamp Westerbork
Jonge jaren
Op 30 mei 1891 werd Iman Jacob in Groningen geboren. Hij is de derde van de vier zonen uit het huwelijk van Arnolda Gezina Anna Koppius en Isaac van den Bosch. Zijn drie broers overleden al op jonge leeftijd. De vader van Iman Jacob is marineofficier en zit op het moment van zijn geboorte in Nederlands-Indië (nu Indonesië). Als Iman Jacob al ruim twee jaar oud is komt zijn vader voor het eerst weer naar Nederland en ziet zijn jonge zoon voor het eerst. “Wie ben jij?”, vraagt Iman Jacob aan zijn vader. Waarop zijn vader vol trots antwoordt: ”Ik ben je vader!”. Het is dan even stil en dan zegt Iman Jacob: ”Nee, dat kan niet, want mijn vader heeft geen benen”, terwijl hij wijst naar een foto van zijn vader op de schouw waarop hij alleen maar met zijn bovenlijf staat afgebeeld.
Iman Jacob van den Bosch
(collectie familie Van den Bosch)
Er is wel een innige band tussen Iman Jacob en zijn vader. Dat blijkt uit een brief die vader aan zijn zoon schrijft. Daarin staat de zin ”Als ik nu thuis zou zijn dan zou ik U op mijn schoot nemen en dan zouden wij stoeien.” Op zijn tiende verjaardag krijgt Iman Jacob een fiets van Groningse makelij, een heuse Fongers en krijgt daarbij ook een aantal fietslessen cadeau.
Iman Jacob met zijn nieuwe fiets
(collectie familie Van den Bosch)
Marine
Iman Jacob groeit op in Groningen en op de Marine etablissementen (vestigingen) in Hellevoetsluis en later Amsterdam. Daar is zijn vader in die dagen commandant en gaat Iman Jacob naar de middelbare school, de H.B.S. Evenals zijn vader kiest hij voor een carrière bij de Marine.
Iman Jacob als adelborst (1915)
(collectie familie Van den Bosch)
Aan het einde van zijn adelborstentijd, de opleidingstijd bij de marine die hij evenals zijn vader als beste van zijn jaar afrondt, maken ze een bootreis aan boord van het pantserdekschip Gelderland naar Aarhus in Denemarken. Deze reis begint op 29 april 1912 vanuit Den Helder en eindigt daar ook op 30 mei van dat jaar, de dag waarop hij 21 wordt. In Aarhus worden Iman Jacob en zijn mede student Feike de Boer ontvangen door de eigenaar van een machine- en stoomlocomotievenfabriek, een belangrijke Deense industrie in die dagen. Bij die gelegenheid leren hij en Feike hun toekomstige echtgenotes kennen.
Iman Jacob van den Bosch met zijn grootouders
(collectie familie Van den Bosch)
Tussen Ebba en Iman Jacob ontstaat een intense briefwisseling en zij zoeken elkaar ook op. Na in 1912 te zijn beëdigd tot officier vertrekt hij naar Nederlands-Indië. Maar daar blijft hij niet lang: het klimaat daar, warm en vochtig, is niet goed voor zijn gezondheid. Om weer beter te worden gaat hij een tijd naar een kuuroord in Noorwegen. Daar zoekt Ebba hem ook een aantal keren op. Op 17 juni 1916 trouwen Iman Jacob en Ebba in Den Haag en op 26 april 1917 wordt in Den Helder hun eerste kind, een zoon geboren. Hij krijgt de naam van zijn vader: Iman Jacob.
Iman Jacob en Ebba
(collectie familie Van den Bosch)
Burgermaatschappij
In januari 1919, een paar maanden na het einde van de Eerste Wereldoorlog, gaat Iman Jacob op eigen verzoek met eervol ontslag en maakt de overstap naar de burgermaatschappij. Het gezin verhuist vanuit Den Helder naar Rotterdam. Daar gaat hij werken voor de rederij van N.V. Van Nievelt Goudriaan & Co Stoomvaartmaatschappij, eerst als afdelingschef en vervolgens als directiesecretaris. Zo blijft de band met de zee toch bestaan. Daar wordt op 17 april 1922 hun dochter Ingeborg geboren. Op 7 juni 1925 wordt hun jongste zoon Hilmar geboren in Eekeren in België. In België is Iman Jacob vanaf 1 maart van dat jaar werkzaam is als adjunct-directeur van het Agence Maritime Baltique Peltenberg te Antwerpen. Kort daarna gaat hij werken op de afdeling Expeditie en Invoerrechten van Philips in Eindhoven waar hij al spoedig chef van wordt.
Iman Jacob van den Bosch met zijn gezin
(collectie familie Van den Bosch)
Philips
Als procuratiehouder en chef van de afdeling Expeditie en Invoerrechten reist Iman Jacob veel naar de havens van Antwerpen, Vlissingen, Rotterdam en Amsterdam om erop toe te zien dat alle zendingen van Philips goed worden geladen en gesjord. Behalve naar zeehavens reist hij ook door Europa, zoals naar Engeland, Frankrijk Oost-Europa en ook Duitsland. Vanaf het moment dat de Nazi’s in Duitsland de macht grijpen ziet hij wat daar allemaal gebeurt en op ons af gaat komen. Hij spreekt over deze zorgwekkende ontwikkelingen in kringen van de Rotary, waar hij lid van is en met vele van zijn voormalige collega officieren. Ook met mensen van Philips praat hij over zijn zorgen. In 1940 blijkt - helaas - hoezeer hij het gelijk aan zijn kant had! De bestuurders van Nederland vragen hem toch vooral zijn mond te houden: Duitsland was tot 1940 een 'bevriend land'.
Iman Jacob had een 'rechtdoorzee’ mentaliteit. Dat betekent eerlijk zijn, duidelijk je mening geven. Dat botste weleens met Anton Philips, de directeur van Philips. Ook een collega en goede vriend van Iman Jacob, Dré Gelderblom, die ook bij de marine had gediend, had die eigenschap. Toch wilde Anton Philips hen niet kwijt, ze waren veel te belangrijk voor het bedrijf. Hij noemde Iman Jacob en Dré 'Les deux Napoleons', naar de vroegere Franse keizer: ze waren allebei net zo klein en net zo koppig, vond Anton Philips.
Als je in je leven maar een mens hebt kunnen helpen heb je iets onsterfelijks tot stand gebracht, want over de grenzen van je leven heen blijft dit goede bestaan in diegeen die je hebt geholpen en diens omgeving; al is jouw naam in die kring al lang vergeten.
Directiefunctie
Kort voor het begin van de oorlog wordt Iman Jacob gevraagd lid te worden van de directie van Philips. Hij moet dan wel zwijgen over de dingen die hij niet goed vindt gaan, zoals dat wat de Nazi's in Duitsland allemaal doen. Dat weigert Iman Jacob en hij komt niet in de directie.
Iman Jacob van den Bosch met de directieleden van Philips
(collectie familie Van den Bosch)
Bezetting en verzet
Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers Nederland binnen. De oudste zoon van Iman Jacob, die ook Iman Jacob heet, en ook marineofficier is geworden net zoals zijn vader en grootvader, vertrekt die avond met het marineschip de Jacob van Heemskerk vanuit Amsterdam via IJmuiden naar Engeland, waar hij in 1941 overlijdt. Zijn dochter en jongste zoon logeren op dat moment bij hun grootmoeder in Den Haag en zien hoe Duitse parachutisten rondom de stad afspringen. Op 13 mei, de dag voordat Nederland zich overgeeft, vertrekt de Philipsdirectie aan boord van een Engelse torpedobootjager. Ze bereiken veilig en wel Londen en reizen in juni door naar New York. Zowel Iman Jacob als Dré Gelderblom zijn nauw betrokken bij deze operatie.
Trompfonds
Iman Jacob blijft, nadat de bezetting een feit is, werken op de afdeling expeditie van Philips. Stilzitten doet Iman Jacob zeker niet. Want op het moment dat Duitsland Nederland binnenvalt bevinden zich meer dan 700 koopvaardijschepen buitengaats en blijven uit handen van de bezetter. Dat geldt ook voor de schepen van de Koninklijke Marine en hun bemanningen. Veel gezinnen van de Nederlandse opvarenden die nu in geallieerde dienst varen krijgen het steeds moeilijker om financieel rond te komen; ook door maatregelen van de bezetter. Iman Jacob zet in de nazomer van 1940 het ‘Trompfonds’ op om geld in te zamelen voor deze gezinnen.
In diezelfde tijd neemt kapitein Abraham Filippo in Rotterdam net zo’n initiatief met de door hem opgerichte ‘Zeemanspot’. Zijn organisatie financiert tot 1942 ook de zeemansgezinnen in Amsterdam. Dan richt Walraven van Hall, een commissionair in aandelen, in Amsterdam de Amsterdamse Zeemanspot op. Omdat in Eindhoven en omgeving nauwelijks of geen zeemansgezinnen wonen brengen Iman Jacob en zijn medewerkers het ingezamelde geld naar de verschillende havenplaatsen waaronder ook Amsterdam. Daar komen ze in contact met de mensen van de Amsterdamse Zeemanspot en zo komt er een ontmoeting tot stand tussen Iman Jacob, Walraven van Hall en kapitein Filippo die aan het roer staat van de ‘Zeemanspot’.
NSF
Al snel blijkt dat niet alleen gezinnen van zeelieden in de problemen zitten. Daar willen Iman Jacob en Walraven van Hall iets aan doen. Dat doen ze eerst samen met kapitein Filippo, maar die wil, bang voor maatregelen van de Duitse bezetter, toch liever het geld van de Zeemanspot alleen voor gezinnen van zeevarenden gebruiken. Iman Jacob en Walraven van Hall richten dan het 'Landrottenfonds' op. Die naam wordt al snel veranderd in Nationaal Steun Fonds, het NSF.
Philips
In 1940 werken er in Nederland 15.000 mensen bij het bedrijf. En net zoals tal van andere industrieën in de door Duitsland bezette gebieden moet ook Philips produceren voor de Duitse oorlogsindustrie. De productie wordt snel opgevoerd en eind 1942 werken er al 24.000 mensen bij Philips. Philips is voor Duitsland een belangrijk bedrijf dat bijdraagt aan de Duitse oorlogsproductie. Philips wordt dan een “Rustungswirtschaftliches Betrieb”. Met andere woorden: een onderneming die voor de uitrusting van de Duitse legeronderdelen onmisbaar is. ‘Kriegswichtig’ wordt het ook wel genoemd: belangrijk voor de oorlogsvoering. Het gaat dan vooral om de productie van radiobuizen, toen een belangrijk onderdeel in radio’s maar zeker ook in radarapparatuur. De oorlogsproductie neemt grote vormen aan. Van alle radiobuizen die in Duitsland worden gebruikt, komt dertig procent uit Eindhoven. Dat zit het Amerikaanse Congres niet lekker, zodat ze een onderzoek instelt. Buiten bezet Nederland levert Philips aan de geallieerden, maar de Europese Philipsbedrijven leveren ook aan de Duitsers. Philips eet dus van twee walletjes, vinden de kritische Amerikanen. De directie in New York weet in eerste instantie het Congres te overtuigen van haar goede bedoelingen maar kan uiteindelijk niet voorkomen dat de Philipsfabrieken doelwit gaan worden voor geallieerde bombardementen.
Spionage
Eind 1941 wordt Iman Jacob door Mr. Harry Linthorst Homan, directiesecretaris bij Philips, gevraagd om informatie te geven over dat wat Philips levert aan de Duitse oorlogsindustrie. Linthorst Homan is ook actief in de OD. (Orde Dienst, tot half 1943 een belangrijke verzetsorganisatie in het bezette Nederland, onder andere bezig me het verzamelen van informatie voor de Nederlandse regering in ballingschap in Londen). Iman Jacob doet wat hem gevraagd wordt en vraagt zijn secretaresse, Tini de Wilde, kopieën te maken. Die gaan via Linthorst Homan naar Engeland. Vermoedelijk door verraad gaat dit in september 1942 mis en de ‘Verwalter’, de Duitse toezichthouder bij Philips, eist van Iman Jacob dat hij uitzoekt wie er achter deze sabotage zit. Dat doet hij niet: hij waarschuwt Tini de Wilde, die meteen onderduikt, en meldt bij de Philipsdirectie dat het niet is gelukt te achterhalen wie erachter zit. Iman Jacob blijft in de ogen van de ‘Verwalter’ verdacht en hij neemt ontslag en duikt onder in de Wieringermeer waar ook Tini de Wilde zit. Daarna gaan ze eind december naar Groningen en duiken ook daar onder. Iman Jacob neemt dan de schuilnaam Jan van den Berg aan. Hij wordt onder die naam inspecteur bij de Nederlandse Spoorwegen en zo kan hij gemakkelijk door heel Nederland reizen.
Ondanks verraad heeft een deel van de papieren toch Engeland bereikt en vormen voor de Britten aanleiding om de Philipsfabrieken te bombarderen. Dat gebeurt op zondag omdat er dan niet wordt gewerkt. Bij dit bombardement, dat plaatsvindt op zondag 6 december 1942, komen 138 burgers om het leven en raken 1250 mensen dakloos.
Harry Linthorst Homan, die na de oorlog Commissaris van de Koningin wordt in Friesland, blijft nog in Eindhoven, maar slaapt niet langer meer thuis. Als uiteindelijk de vloer onder zijn voeten te heet wordt, weet hij vlak voor zijn arrestatie onder te duiken. Het is dan maart 1943. Hij en Iman Jacob blijven ondanks het feit dat ze beiden zijn ondergedoken contact met elkaar houden. Dat was niet onbelangrijk bij het verkrijgen van de machtigingen uit Engeland waardoor het NSF omvangrijke leningen kan aangaan.
Machtigingen
Vanaf het allereerste begin van het ontstaan van het verzet in 1940 zijn daaraan kosten verbonden die eerst uit eigen zak en met giften worden gefinancierd. Dat is in het begin ook het geval bij het NSF. Maar al snel zijn die giften niet genoeg en moet er geleend worden. Zoveel dat er zekerheid moet zijn dat die leningen ook terugbetaald zullen worden. De enige die dat kan doen is de regering in Londen.
Om de regering in Londen zover te krijgen reizen Linthorst Homan en Charles van Houten, allebei lid van de O.D., namens het NSF in de zomer 1943 naar Londen. Daar komen zij met grote omwegen, via Spanje of Zweden aan. Zij hebben vooraf gesproken met Iman Jacob en Walraven van Hall over de hoeveelheid geld die nodig is om het verzet te financieren. De Nederlandse regering in ballingschap in Londen denkt aan bedragen tussen de 25.000 en 50.000 gulden per maand. Dat is absoluut niet genoeg. Het bedrag wordt verhoogd tot 200.000 gulden, ook veel te weinig. Pas als Linthorst Homan in Engeland aankomt en een gesprek heeft met minister-president Gerbrandy komt er een garantie van 30 miljoen gulden waarvan 10 miljoen meteen beschikbaar wordt gesteld. Het is dan 10 januari 1944.
Machtiging (collectie familie Van den Bosch)
De garantie gaat meteen naar Nederland op een microfiche (heel kleine foto) met een speciaal agent die diezelfde nacht per parachute afspringt nabij Breda. Het duurt dan even voor deze speciaal agent de microfiche aan Iman Jacob kan overhandigen. In augustus komt ook de tweede garantie van 20 miljoen gulden in handen van het NSF. Met deze garanties kan het NSF grote geldbedragen gaan lenen.
Collectie familie Van den Bosch
Memorandum
Omdat het NSF steeds meer gaat functioneren als bankier en financier van het verzet is naast deze organisatiestructuur ook behoefte aan een duidelijke werkprocedure. Daartoe maakt Iman Jacob in de nazomer van 1943 een document met als titel: ‘Landelijke organisatie van steunfondsen met het doel steun te verleenen aan hen respectievelijk het gezin van hen, die ten gevolge van constructief vaderlandse daden in nood verkeeren’. Dit document, ook wel het ‘Memorandum van 1943’ genoemd, begint met het benoemen van de vier kernactiviteiten.
Dat zijn:
1. het bijeenbrengen van het benodigde geld
2. het opsporen en onderzoeken van degenen die in aanmerking komen voor deze steun en het vaststellen van het bedrag.
3. het uitbetalen van deze bedragen.
4. een eenvoudige administratie.
Deze kernactiviteiten worden in meer detail in dit memorandum verder uitgewerkt in een aantal richtlijnen met bijbehorende taakomschrijvingen. Daarbij komt ook de opbouw van de organisatie aan de orde evenals de categorieën van mensen die voor steun in aanmerking komen. Ook staan er aanwijzingen in hoe de plaatselijke steunfondsen ingericht moeten worden en ook een speciale aanwijzing voor de hoofden van de plaatselijke steunfondsen. Dan volgt er een beschrijving van de taken van de districtshoofden en sluit het af met het beschrijven van de taak en de rol van de landelijke organisatie.
Augustus 1944
Eind augustus 1944 schrijft Iman Jacob zijn laatste brief aan het thuisfront. Daarin laat hij weten uit te kijken naar de bevrijding. Door de opmars van de geallieerden lijkt het dat die snel zal komen. Hij schrijft dat hij hoopt samen met zijn gezin kerst te kunnen vieren. Hoe anders zou het lopen!
Op 17 september 1944 begint de slag om Arnhem onder de codenaam operatie ‘Market Garden’, waarbij de geallieerden proberen bij Arnhem een doorbraak te forceren over de grote rivieren in hun opmars naar Berlijn. Deze slag om Arnhem eindigt in een mislukking voor de geallieerden en dat betekende langer wachten op de bevrijding. Die kwam voor de noordelijke helft van Nederland pas in mei 1945. Op de dag waarop de operatie Market Garden begint roept de Nederlandse regering in Londen de spoorwegstaking uit. Daarmee komen nog eens 30.000 spoorwegmedewerkers in de ‘voeding’ bij het NSF en dat vraagt om extra geld. Gelukkig slaagt het NSF erin met behulp van de machtigingen uit Londen een groot aantal schatkistpromessen die in de kluizen van de Nederlandse Bank liggen om te wisselen voor nagemaakte schatkistpromessen. Door de op deze wijze verkregen echte schatkistpromessen te gelde te maken krijgt het NSF nog een bedrag van 51 miljoen gulden ter beschikking.
Arrestatie en executie
Op 18 oktober 1944 wordt Iman Jacob gearresteerd op een bijeenkomst waarbij ook vertegenwoordigers van andere verzetsorganisaties aanwezig zijn. Doordat de Duitsers eerder een slordig weggegooid papier met daarop de datum en plaats van deze bijeenkomst hadden gevonden wisten ze van deze bijeenkomst. Vroeg in de morgen overvallen ze de woning aan de Parkweg in Groningen waar de bijeenkomst gaat plaatsvinden. Op die bijeenkomst worden onder andere Iman Jacob en Tini de Wilde, met de schuilnaam “Miep”, verwacht. Iman Jacob, die wat verlaat is, krijgt van ‘Miep’, zijn rechterhand in het verzet, die bij binnenkomst al is gearresteerd, een teken dat het niet pluis is. Hij ziet dit en loopt door, maar ook een van de aanwezige SD’ers ziet dit en schiet door de ruit Iman Jacob in zijn schouder. Die strompelt een nabijgelegen fietsenmakerij binnen waar hij zich weet te ontdoen van voor hem belastende papieren. Na te zijn gearresteerd wordt hij overgebracht naar het beruchte Scholtenhuis, het hoofdkwartier van de SD in Groningen.
Daar ondergaat hij enkele zware verhoren. Door zijn verwonding kan hijzelf moeilijk meer eten. Om hem te helpen maken zijn medegevangenen uit een stuk hout van een tafelpoot een klein lepeltje dat bewaard is gebleven en zich in de privécollectie bevindt van de familie van Iman Jacob. De SD treft geen belastende documenten aan bij Iman Jacob maar omdat hij op een verdachte plaats is aangetroffen wordt hij aangemerkt als ‘Todeskandidat’.
In de vroege ochtend van zaterdag 28 oktober worden Iman Jacob en een aantal andere ter dood veroordeelde verzetsmensen naar kamp Westerbork gebracht. Daar aangekomen worden ze naar de plaats van executie gebracht, vlak bij het crematorium. Daar worden zij in een rij opgesteld met de rug naar het vuurpeloton toe dat zich vijf meter achter hen opstelt.
De executieplaats tegenwoordig (HcKW)
Na het voorlezen van het doodvonnis in gebroken en zo goed als onverstaanbaar Duits, maakt het vuurpeloton zich gereed voor het uitvoeren van de executie. Die executie moest nog even uitgesteld worden omdat niet iedere soldaat zijn spullen in orde heeft. Voordat het commando vuur valt, draait Iman Jacob zich om en roept zijn laatste woorden: “Leve de Koningin”. Daarna klinkt het salvo.
Namenpaneel 28 oktober 1944 (collectie HcKW)
De vermoorde verzetsstrijders worden in het crematorium in Kamp Westerbork gecremeerd. Dankzij de oplettendheid van twee Joodse kampgevangenen is bekend wie wanneer is doodgeschoten en waar hun as in de buurt van het crematorium is begraven.
Plattegrond van het crematorium met daarop aangegeven de plekken waar de as is begraven (collectie HcKW)
Op 2 november 1945 zijn de verzetsstrijders, na een ceremonie in de Martinikerk en een daaropvolgende rouwstoet door de stad Groningen herbegraven op het Esserveld in Groningen. Op 4 mei 1948 is daar een monument ter ere en herinnering opgericht.
Monument op de begraafplaats in Groningen (HcKW)
Na de oorlog worden Iman Jacob van den Bosch postuum verschillende onderscheidingen toegekend, te weten het ‘Verzetskruis’, American Medal of Freedom with Silver Palm, en de Yad Vashem penning.
collectie familie Van den Bosch
Van persoons- en heldenverering moet hij niets hebben. In de laatste brief aan het thuisfront in Eindhoven schrijft hij: “Als je in je leven maar een mens hebt kunnen helpen heb je iets onsterfelijks tot stand gebracht, want over de grenzen van je leven heen blijft dit goede bestaan in diegeen die je hebt geholpen en diens omgeving; al is jouw naam in die kring al lang vergeten.”
collectie familie Van den Bosch
Brief
Naar aanleiding van een uitzending van de serie ‘De Bezetting’ begin oktober 1963, ontvangt Gijs van Hall, dan burgemeester van Amsterdam en die evenals zijn broer Walraven ook een centrale rol heeft gespeeld voor het NSF, een brief van iemand die als jongeman van 18 jaar met Iman Jacob op de zolder van het Scholtenshuis, het hoofdkwartier van de SD in Groningen, vast heeft gezeten met de volgende inhoud: “Slechts vier of vijf dagen heb ik de heer v.d. Bosch gekend, maar in deze paar dagen is hij mij bijgebleven als een groot mens. Op achttienjarige leeftijd, deze maand precies negentien jaar geleden, werd ik door de S.D. gearresteerd en op de zolder van het “Scholtenhuis”, hoofdkwartier der S.D. gegooid. Hier trof ik meerdere lotgenoten, waaronder de heer v.d. Bosch. Hij zat in de gemakkelijkste stoel, die er daar te vinden was. Zijn arm en schouder waren verbonden. Bij zijn arrestatie was op hem geschoten en was zijn sleutelbeen gebroken. De meeste gevangenen waren zorgzaam voor hem en eenieder had een zekere achting voor hem. Als jongen van achttien jaar ben je nogal hongerig en aan het rantsoen brood had ik nauwelijks genoeg en blijkbaar merkte hij dat en heb ik meermalen een stuk van hem gekregen, want zoals hij zei, was het voor hem niet belangrijk meer. Dat begreep ik toen niet en waarom moest ik dat begrijpen. Als je een mens als meneer v.d. Bosch ontmoet, wie denkt er dan aan, dat ze hem enige dagen later ’s morgens vroeg zullen weghalen, met nog enkele anderen, om hem naar het vuurpeloton te leiden. Hij ging waardig mee, zonder een spoor van angst te tonen, moeilijk lopend vanwege zijn verwonding. Deze mens heeft zo’n grote indruk op mij gemaakt dat, toen ik zijn foto op het scherm zag verschijnen, er een schok door mij heenging en ik, na precies negentien jaar, hem herkende, al had ik hem slechts vier dagen gekend.”
collectie familie Van den Bosch