Vanaf augustus 1943 gold Venlo als centraal verzamelkamp voor alle in Noord- en Midden-Limburg woonachtige Sinti, Roma en woonwagenbewoners. Zevenendertig gezinnen werden met hun wagens gesommeerd zich op kamp Kleine Heide – nog altijd een woonwagenkamp – te melden.
Margaretha Pommée
Op 16 mei 1944 viel de Nederlandse politie het kamp aan de huidige Kaldenkerkerweg binnen. Drieëntwintig personen werden gearresteerd, waaronder ook een aantal reizigers (woonwagenbewoners). Voorafgaand aan de razzia had de politie lijsten opgesteld van alle bewoners met de termen ‘Arisch en niet-Arisch’. Het jongste slachtoffer van de razzia was slechts twee maanden oud. De ouders van Margaretha Pommée waren eind 1943 met hun zeven kinderen vanuit Maastricht naar Venlo gekomen waar Margaretha geboren werd.
Kort daarvoor was vader Pommée teruggekeerd uit het Nederlandse kamp Erica waar hij op 27 juli 1943 was heen gebracht. Erica, een strafkamp in de bossen bij Ommen werd in juni 1942 in gebruik genomen. Vanaf 1943 functioneerde Erica als opvoedingskamp voor ‘asocialen’ en ‘werkschuwen’. In deze categorie vielen veel Sinti, Roma en woonwagenbewoners, zo niet Benedictus Antonius Pommée, schilder van beroep: hij werd ingeschreven als 'recidivist-dief'.
Het originele telexbericht
In het gemeentearchief van Venlo bevindt zich een origineel telexbericht van 14 mei 1944.
Op 14 mei 1944 verstuurt de nazileiding het bericht aan verschillende Nederlandse politiekorpsen met de opdracht ‘ […] eener centrale aanhouding van alle in Nederland verblijvende personen die het kenmerk der zigeuners bezitten’. Op 16 mei 1944 vinden er in heel Nederland razzia’s plaats: in totaal 578 Sinti, Roma en woonwagenbewoners worden door voornamelijk Nederlandse politieagenten opgepakt en naar kamp Westerbork weggevoerd.
De familie Pommée en de andere op 16 mei 1944 in Venlo gearresteerde personen mochten een tas met bagage meenemen: kleding, wat beddengoed, brood voor onderweg en waardevolle bezittingen. De tocht ging naar het politiebureau aan de Lohofstraat. Onder begeleiding van twee Venlose politieagenten werd de groep vervolgens vanaf het station met de trein overgebracht naar Zwolle en daar overgedragen aan de Duitsers. Een paar uur later volgde aankomst in kamp Westerbork.
Na registratie werd de groep naar één van de grote woonbarakken gebracht, waar al een groot aantal Sinti en Roma verzameld was. De barak werd bewaakt door leden van de Joodse ordedienst die dienst deed als een soort van interne kamppolitie.
Weinberg Wijvern was lid van deze OD.
‘Het was een vreemde groep die het kamp binnengebracht werd. Wij kregen de opdracht tijdens de nacht bij de zigeuners op wacht te staan. Dus daar stonden we dan bij barak 69, met een grote zaklamp in de aanslag. Zo nu en dan kwamen er vrouwen naar ons toe die ons voorzichtig vragen stelden over wat er met hen zou gaan gebeuren. Dit waren vragen waar wij ook geen antwoord op konden geven.’
Na drie dagen in Westerbork werd de familie Pommée met ruim 200 andere Sinti en Roma op transport gesteld. Geen zou de oorlog overleven.
Wijlen Mariet Verberkt, cultuurhistorica uit Venlo, heeft het verhaal van de familie Pommée aan de hand van Margaretha in 2008 aan het licht gebracht. Sindsdien is Margaretha Pomée uitgegroeid tot een belangrijk symbool voor de ruim 330 Venlose kinderen die door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog om het leven zijn gekomen.