Op 19 mei 2019 opende in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork de grote publiekstentoonstelling 'Opgejaagd. Vervolging van Sinti en Roma tijdens de Tweede Wereldoorlog'. Meer dan 100.000 mensen bezochten de tentoonstelling die tot begin februari 2020 in het Herinneringscentrum te zien was en in nauwe samenwerking met vele vertegenwoordigers uit de Sinti en Roma gemeenschap werd samengesteld.
Gastconservatoren van 'Opgejaagd' waren de voorzitter en secretaris van de Stichting O Lungo Drom, Beike Steinbach en Peter Jorna. Beike Steinbach was zelf dochter van twee kampoverlevenden. De oorlog had diepe sporen bij haar en haar familie achtergelaten. ‘Ik heb mijn grootouders niet meer mogen meemaken. Ze zijn niet meer teruggekomen, net als veel andere familieleden.’
Beike Steinbach
Jeugd
'We leven nu net als de burger in de stad. Nu nog de laatste stap. Als je zo kunt leven, pas je toch ook in een huis? Daar willen ze ons uiteindelijk hebben. Verschrikkelijk!’
Aan het woord is Beike Steinbach, in een interview met Huib de Vries van het Reformatorisch Dagblad in oktober 2016. Toen Beike in 1952 als jongste dochter in een gezin met twee kinderen geboren werd, was het voor Sinti en Roma nog enigszins mogelijk om rond te reizen. Als dochter van een Sintimuzikant trok Beike in haar jeugdjaren van plaats naar plaats. ‘Wanneer er geen kamp was en we de wagen langs de weg parkeerden, hadden we gelijk politie aan de deur. Gestuurd door de bevolking. “Er staan zigeuners.” Dan ging je maar weer verder. Mijn vader speelde in cafés, met broers, neven, ooms... . Net wie toevallig in de buurt was.’
Het reizende leven zou Beike altijd met zich blijven meedragen. Aan het gevoel van vrijheid in haar jeugd, dacht ze jaren later nog met veel weemoed terug. ‘Ik zwierf de hele dag buiten rond’, zo sprak Beike over de eerste jaren van haar leven in het interview met Huib de Vries. ‘Je kon doen en laten wat je wou.’
Eind jaren zestig kwam er voor het gezin Steinbach een definitief einde aan hun reizend bestaan. Met de Woonwagenwet van 1968 werd het Sinti, Roma en woonwagenbewoners in Nederland onmogelijk gemaakt om rond te trekken. Er werden vaste kampementen ingericht. Beike kwam met haar familie terecht in Den Haag. Ze is er te zien als jonge vrouw op een foto uit de jaren zeventig, toen kroonprinses Beatrix het Haagse woonwagenkamp bezocht. Later verhuisde Beike naar Rijswijk, waar ze uiteindelijk tot het einde van haar leven zou blijven wonen.
Gevolgen van de oorlog
‘Mijn moeder had een nummer van een concentratiekamp in haar arm en dat zag ik elke dag. Maar ik heb nooit gevraagd waarvoor dat was. Dat vroeg je niet.’
Beike groeide op als kind van twee kampoverlevenden. Haar vader had kamp Amersfoort en kamp Vught overleefd. Haar moeder was op 16 mei 1944 bij een van de vele razzia’s die dag opgepakt en vanuit Den Bosch naar kamp Westerbork overgebracht. Na een verblijf van drie dagen in Westerbork was ze op 19 mei 1944 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. Ze zou ook nog Ravensbrück en Flossenbürg overleven, voordat ze in de zomer van 1945 naar Nederland wist terug te keren. Van de 245 Sinti en Roma die op 19 mei 1944 uit Westerbork werden weggevoerd – onderweg werden nog twee kinderen geboren – overleefden uiteindelijk slecht 31 de oorlog. Waaronder Beike’s moeder.
De oorlog had grote gevolgen voor Beike’s ouders. Ze zouden er de rest van hun leven last van blijven houden. En met hen, ook Beike, aan wie het trauma onbewust werd overgedragen. ‘Vooral mijn moeder was zwaar beschadigd. Ze was anti alles. Dat heeft ook op mij een stempel gezet. Toen we op de grote kampen terechtkwamen, mocht ik niet naar school. Dat was gevaarlijk. Ik mocht ook niet naar een dokter. Dat was nog gevaarlijker. De grootste vijand was de overheid. Ik vroeg niet waarom, maar nam gewoon aan wat ze zei.’
Settela
Op maandag 16 mei 1994, precies 50 jaar nadat haar moeder was opgepakt en naar Westerbork was weggevoerd, keek Beike met haar moeder naar de televisie. De VPRO zond de documentaire ‘Gezicht van het verleden’ uit, over de zoektocht van de Haagse journalist Aad Wagenaar naar de identiteit van het ‘meisje tussen de wagondeuren’, een bekend beeld uit de Westerborkfilm, opgenomen in mei 1944 in kamp Westerbork.
Bij het zien van de documentaire trok Beike’s moeder wit weg. In de beelden van het meisje herkende haar moeder Settela Steinbach waarmee ze samen op 19 mei naar Auschwitz-Birkenau was gedeporteerd. Met de beklemmende documentaire herbeleefde Beike’s moeder haar eigen oorlogsleed. Haar eigen trauma.
‘Wat Wagenaar in 1994 openbaar maakte wisten wij allang, maar daar praatte je niet over. Ook een zusje van mijn moeder is op 12-jarige leeftijd vergast. Dat is voor mij niet minder erg. Mijn moeder zat toevallig naar de televisie te kijken toen die documentaire werd uitgezonden. Ineens zag ze die beruchte trein, en het graf van de vader van Settela. Ze kreeg een shock en is opgenomen op de intensive care.’
Weten
‘Ik ontdekte dat veel mensen niet weten dat zigeuners tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd en vergast. Ook ambtenaren bij gemeenten niet. Ik vind dat mensen moeten weten wat onze ouders en voorouders hebben meegemaakt. Ook omdat we nog steeds niet worden geaccepteerd in een groot deel van de samenleving. Ik ken veel Sinti die op hun werk niet durven te zeggen dat ze zigeuner zijn. Want dan krijgen ze die baan of promotie niet.’
Trauma
Ongeveer een jaar naar haar ziekenhuisopname overleed Beike’s moeder. Haar dood, en de gebeurtenissen voorafgaand aan haar dood, drongen het oorlogstrauma dat haar ouders onbewust aan haar hadden overgedragen bij Beike naar de voorgrond. In 1995 kwam ze in contact met de Vereniging Lau Mazirel, een belangenvereniging die opkwam voor Sinti, Roma en andere nomadisch levende mensen. Beike kreeg de nieuwe coördinator aan de telefoon, Peter Jorna, die later haar beste vriend en steun en toeverlaat zou worden.
Aanleiding van het telefoontje naar de Vereniging Lau Mazirel was een artikel getiteld ‘Recht en Krom’. Beike was boos, over het onrecht dat de tweede generatie werd aangedaan sinds de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers (WUV) in 1993 gesloten was. Beike had opeens geen recht meer op een oorlogspensioen. De aanvraag was al wel gedaan, maar afgewezen. De tweede generatie had voortaan alleen nog recht op psychotherapie, ‘een doekje voor het bloeden’.
Ondanks haar aangeleerde antipathie voor therapeuten en dokteren, besloot Beike uiteindelijk wel in therapie te gaan. Ze kwam terecht bij Centrum 40-45, in Oegstgeest. De gesprekken met Dirk Wepster brachten haar rust.
In 2016, toen Dirk Wepster met pensioen ging, sloot Beike haar behandeling na meer dan twintig jaar af. Ze had onder andere geleerd om haar boosheid om te zetten in positieve zaken. In haar geval een eigen tentoonstelling, met als doel om de kennis over Sinti en Roma in de samenleving te vergroten en het negatieve beeld rond de groep te doorbreken.
‘Ik ontdekte dat veel mensen niet weten dat zigeuners tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd en vergast. Ook ambtenaren bij gemeenten niet. Ik vind dat mensen moeten weten wat onze ouders en voorouders hebben meegemaakt. Ook omdat we nog steeds niet worden geaccepteerd in een groot deel van de samenleving. Ik ken veel Sinti die op hun werk niet durven te zeggen dat ze zigeuner zijn. Want dan krijgen ze die baan of promotie niet.’
Tentoonstelling
In 2006 opende in het stadhuis van Den Haag Beike’s tentoonstelling 'Sinti en Roma door de eeuwen heen'. Ze was er zes jaar mee bezig geweest, met haar maatjes Ben Fama en Peter Jorna. In 2002 was zelfs een stichting opgericht, O Lungo Drom, ‘de Lange Weg’. Tien jaar na opening werd de tentoonstelling vervolgens in een nieuw jasje gestoken. Er kwam ook een website. Beide gelanceerd in opnieuw De Haag, in mei 2016, in het Atrium.
'De tentoonstelling zie ik als een boek waar je door heen kunt lopen. In 34 panelen biedt de tentoonstelling kennis en informatie met unieke foto’s en teksten. Een uitdaging aan jong en oud om de geschiedenis en het heden van Sinti en Roma in Nederland te onderzoeken. Op die manier wil de Stichting O Lungo Drom een bijdrage leveren aan meer wederzijds begrip, verbeteringen in de relaties met instanties en aan juiste beeldvorming in de media. De Lange Weg is niet alleen letterlijk ‘De Reis’ die Sinti en Roma door de eeuwen heen gemaakt hebben: de migraties, door vele landen heen. Sinti en Roma bedoelen daarmee ook nog iets anders: de weg die wel oneindig lijkt. Dan hebben we het over de acceptatie van ons in de samenleving. Deze Lange Weg is nog steeds niet op zijn eind. De tentoonstelling laat de Lange Weg zien, die Sinti en Roma in Nederland zijn gegaan. Het is bijzonder dat kinderen en jongeren een stukje met ons mee willen lopen. Om de verontwaardiging over onrecht te delen, te genieten van de muziek en de cultuur en te leren samen onderweg te zijn.’
Gemengde gevoelens
Beike deed haar werk voor de stichting met gemengde gevoelens. Het tonen van het verhaal ging soms moeilijk samen met de ongeschreven wetten van de Sinti en Roma, met haar eigen afgeschermde opvoeding.
'De eerste vraag was: „Wat laat je zien?” Ik kan geen foto’s van overleden Sinti tonen. Die tentoonstelling had wel honderd keer mooier kunnen zijn. Ik koester de Sintiwaarden, maar had graag meer foto’s van onszelf gebruikt... Het leven van Sinti ís dubbel. Heel dubbel. Ik heb mijn kinderen gestimuleerd om te gaan werken in de burgermaatschappij. Tegelijk heb ik hen gewaarschuwd niet te zeggen dat ze Sinti zijn. Waarom zou je? Als burgers horen dat je op een zigeunerkamp staat, kijken ze ineens met andere ogen naar je. In ieder geval voor mijn gevoel. De vernieuwde tentoonstelling is geopend door burgemeester Van Aartsen van Den Haag. Ik kreeg alle medewerking bij het samenstellen. Dat deed me heel goed. Tegelijk dacht ik: Straks krijg ik de rekening in de bus. Daar heb je weer dat wantrouwen.’
Toch overheerste bij Beike al die jaren het gevoel dat het noodzakelijk was om ‘burgers’ beter te informeren, hoe ‘schandelig’ ze het ook vond dat dit überhaupt nodig was. Om de vooroordelen weg te nemen die nog altijd in de maatschappij aanwezig zijn.
Trotse vrouw
Mensen die Beike hebben gekend zeggen dat ze een onafhankelijke vrouw was. Met humor. Geëmancipeerd. Iemand die slecht tegen onrecht kon. Die, om dat te bestrijden zelfs haar eigen gevoelens opzij wilde zetten. Het werk in de archieven voor haar tentoonstelling maakten haar soms misselijk. Maar toch ging ze door. Ook kwam ze uiteindelijk naar Westerbork toe, iets was ze nooit gedurfd had. Omdat ze belangrijk vond dat het verhaal door verteld werd.
Bovenal was Beike Steinbach een trotse vrouw. Een trotse vrouw die ook ontzettend trots kon zijn. Op haar tentoonstelling natuurlijk, die inmiddels in tientallen plaatsen duizenden bezoekers heeft getrokken. Maar ook op de monumenten waar ze aan meegewerkt had, aan de Bilderdijkstraat in Den Haag en de namenplaquette in Den Bosch, onthuld op 26 januari 2020, waar ook de naam van haar moeder's zusje op staat. Op de catalogus van de tentoonstelling, die in 2019 gereed kwam, haar eigen boek, en dat van haar ouders en grootouders. Het gaat in de toekomst aangeboden worden aan de voorzitter van de Tweede Kamer, een nadrukkelijke wens van Beike.
Beike koesterde ook de vriendschappelijke relaties die in de loop der tijd door haar werk ‘voor de stichting’ ontstaan waren. Met Jozias van Aartsen, voor wie ze veel bewondering had. En meer recentelijk met staatssecretaris Paul Blokhuis, die ze trof in de stromende regen in het Wertheimpark, bij de Auschwitz Herdenking van januari 2019. En met wie ze nogmaals sprak op 4 mei, in Amsterdam. Met deze staatssecretaris voelde ze een band, verbondenheid in persoonlijk leed. Zijn zeer persoonlijk handgeschreven kaart in november 2019 deed haar zo goed in het ziekenhuis, toen ze de schok van de diagnose moest zien te verwerken.
Veruit het meest trots was Beike echter op haar familie, op haar twee dochters. Dat zij het zo ver hadden geschopt in het leven, maar toch trouw waren gebleven aan de Sinti cultuur.
'Ik vond het heel belangrijk dat zij gingen leren. Waar het moet, zijn ze geïntegreerd, maar in hun denken blijven ze Sinti.’
Op 2 maart 2020 overleed Beike Steinbach, 67 jaar oud, in het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft.