Op de oude begraafplaats van het dorp Westerbork staan twee grafstenen met daarop een Davidsster. Het zijn de graven van Hans Marius Koopal en het echtpaar Alfred Schnell en Eva Schnell-Jolowicz. Samen met drie werkontduikers ondergingen zij het gruwelijke lot van een executie, die waarschijnlijk als wraakactie was uitgevoerd. Deze executie vond plaats in Zwolle op 3 oktober 1944. Met hun stoffelijke overschotten werd daarna, zacht gezegd, niet respectvol omgegaan. Uiteindelijk vonden deze drie mensen een waardige laatste rustplaats op het kerkhof van Westerbork, waar ze elk jaar op 4 mei herdacht worden.
Hans Marius Koopal
- Voornaam
- Hans Marius
- Achternaam
- Koopal
- Geboortedatum
- 14 augustus 1920
- Geboorteplaats
- Amsterdam
- Sterfdatum
- 04 oktober 1944
- Sterfplaats
- Zwolle
Hans Marius Koopal is geboren in Amsterdam op 15 augustus 1920. Zijn vader was de papierhandelaar Willem Koopal (11 april 1944 - Sobibor 2 juli 1943) en zijn moeder Marianne Koopal-van Minden (11 november 1884 - Sobibor 2 juli 1943). Zij was onderwijzeres en had vanwege deze functie een Sperre. Hans Koopal had twee broers. Een oudere broer was Stefaan Willem Koopal (26 juni 1915- Auschwitz 7 augustus 1942), getrouwd met Ruth Koopal-Fuchs (8 april 1915- Auschwitz 15 juli 1942). Van de andere broer zijn geen gegevens bekend. Hij is na de oorlog in Canada gaan wonen. Het gezin Koopal woonde aan de Zuider Amstellaan 200 I.
Hans Marius Koopal zat van april 1942 tot april 1944 ondergedoken bij de weduwe Grietje van der Linde-Flier, die met haar zoons Henk en Gerrit woonde aan het Westereinde te Oldebroek. Grietje was een zuster van de weduwe Hendrikje Blaauw-Flier die onderdak bood aan Alfred en Eva Schnell-Jolowicz, het echtpaar dat ook begraven ligt in Westerbork.
Behalve Hans was ook de Jodin Jeanne hier ondergedoken. Zij overleefde de oorlog.
Hans en Jeanne waren volledig geïntegreerd in het gezin Van der Linde. Ze hielpen mee met het boerenwerk. Ze hadden een schuilplaats in een voormalige bietenkuil, waar ze soms in sliepen.
Bron: Het boek ‘Oldebroek in oorlogstijd’
Hans Koopal deed een mislukte poging om te vluchten, zonder resultaat.
Door het toenemende aantal razzia’s in de buurt voelden de onderduikers zich niet meer veilig. Jeanne vond een nieuwe onderduikplek bij een evangelist in Zwolle en Hans kwam terecht bij de familie Tensen in het buurtschap Haerst aan de noordkant van Zwolle.
In het Politiearchief Zwolle is het volgende te lezen:
‘Hans Marius Koopal is op 30 september 1944 om 21.30 uur ingesloten in het politiebureau te Zwolle. Op 3-10-1944 is hij om 23.15 uur afgehaald door de S.D. Zwolle. ‘
Hans werd toegevoegd aan het groepje van vijf onderduikers uit Oldebroek dat op 3 oktober 1944 was opgepakt en opgesloten bij de Sicherheitspolizei aan de Potgietersingel in Zwolle. Dat waren het Joodse echtpaar Eva en Alfred Schnell-Jolowicz en de drie weigeraars van de Arbeitseinsatz Kees Bakker en Jacob Koorn uit Den Burg en Albert Brouwer uit Meppel.
Waarschijnlijk wilde de SS’er die verantwoordelijk was voor het Huis van Bewaring in Zwolle een wraakactie als vergelding voor de ontsnapping van vier gevangenen van de vorige dag. Hij besloot tot een executie van dit zestal. Kort na middernacht, van 3 op 4 oktober 1944, moesten de slachtoffers, begeleid door 12 militairen lopen naar het Engelse Werk, een verdedigingswerk langs de IJssel. De gevangenen moesten hun eigen graf graven. Eva Schnell-Jolowicz protesteerde nog, ze zei dat hen een goede behandeling beloofd was. Ze kreeg een schot in haar borst. Hans Koopal deed een mislukte poging om te vluchten, zonder resultaat. Alle zes werden door kogels vermoord. Hun lichamen werden ter plekke begraven.
Ruim drie maanden later, op 13 februari 1945, werden de zes lichamen per toeval gevonden tijdens graafwerkzaamheden bij de IJssel. De lichamen werden gekist en naar het lijkenhuisje van de begraafplaats in Westenholte, bij Zwolle, gebracht. De SD was blijkbaar niet op de hoogte geweest van deze moorden en overvallen door deze vondst, en besloot de lichamen niet in Zwolle te begraven, maar in het crematorium van Kamp Westerbork te laten verbranden. Daar aangekomen bleek het crematorium niet te functioneren, er was geen brandstof meer. Daarom werd het zestal vlakbij het prikkeldraad van het kamp begraven.
Doordat iemand op 13 mei 1945, een maand na de bevrijding van het kamp, ontdekte dat kortgeleden de aarde op die plek omwoeld was, werd het massagraf gevonden. Op een van de lichamen werden foto’s en briefjes ontdekt, daardoor kon het spoor leiden naar Oldebroek en zo kon het zestal geïdentificeerd worden. De stoffelijke overschotten van Kees Bakker en Jacob Koorn werden naar Texel, naar Den Burg teruggebracht en Albert Brouwer werd herbegraven in Meppel.
Van Hans Marius Koopal, Eva Schnell-Jolowicz en Alfred Schnell werd geen familie gevonden. Daarom vonden ze hun laatste rustplaats in het dorp Westerbork. Omdat op het moment van de ter aardebestelling nog niet duidelijk was, wanneer ze om het leven kwamen, werd bij Hans Koopal de datum van 30 september vermeld. Dat was de dag dat hij opgepakt was, en niemand meer van hem gehoord had.
Bij het echtpaar Schnell is november 1944 vermeld, hetgeen ook onjuist is. Op hun grafsteen staat de tekst: ‘Eén in leven en in sterven’.
Op elke 4 mei-dodenherdenking worden de twee graven van deze drie omgekomen slachtoffers van de Holocaust herdacht.
Bij het Verzetsmonument van kamp Westerbork zijn de namen van Eva en Alfred Schnell en van Hans Marius Koopal vermeld op een van de negen zuilen van cortenstaal.
Op 4 oktober 2001 werd in het park ‘Het Engelse Werk’ te Zwolle een monument voor de zes slachtoffers van de fusillade van 3/4 mei 1944 onthuld.
Bronnen:
https://www.hubertweb.net/~engelsewerk/Slachtoffers/Hans%20Marius%20Koopal.htm
‘Joodse graven in Westerbork’, Tijdschrift 2003-2 Historische Vereniging Westerbork