Eva Schnell-Jolowicz

Op de oude begraafplaats van het dorp Westerbork liggen twee grafstenen met daarop een Davidsster. Het zijn de graven van het echtpaar Alfred Schnell en Eva Schnell-Jolowicz en Hans Marius Koopal. Samen met drie werkontduikers ondergingen zij het gruwelijke lot van een executie, die waarschijnlijk als wraakactie was uitgevoerd. Deze executie vond plaats in Zwolle op 3 oktober 1944.
Met hun stoffelijke overschotten werd daarna, zacht gezegd, niet respectvol omgegaan. Uiteindelijk vonden deze drie mensen een waardige laatste rustplaats op het kerkhof van Westerbork, waar ze elk jaar op 4 mei herdacht worden.

Eva Schnell-Jolowicz

Voornaam
Eva
Achternaam
Schnell-Jolowicz
Geboortedatum
18 november 1913
Geboorteplaats
Hamburg, Duitsland
Sterfdatum
04 oktober 1944
Sterfplaats
Zwolle

Eva Jolowicz werd geboren op 19 november 1913 in Hamburg, Duitsland. Haar vader was Julius Jolowicz (Posen, Duitsland 14 november 1877 – Sao Paolo, Brazilië 13 november 1953) en haar moeder Käthe Jolowicz-Loebel (Hamburg, Duitsland 27 april 1887- Hamburg, Duitsland 21 december 1921). Haar oudere broer was Dr. Hans Ludwig Jolowicz, geboren op 24 oktober 1909 te Hamburg en overleden in Delmenhorst, Duitsland op 12 augustus 1987.

In de jaren van de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland zochten veel Duitse Joden hun heil in Nederland. Zo ook Eva en haar broer Hans Ludwig. Op 1 augustus 1934 staat de naam van Eva’s broer Hans Ludwig voor het eerst genoteerd in het bevolkingsregister van Rotterdam. Hij had diverse woonplaatsen in Rotterdam en vertrok op 11 juni 1937 naar Brazilië.

Eva Jolowicz kwam op 12 november 1935 aan in Nederland. Ze ging wonen in het Rotterdams Israëlitisch Weeshuis aan de Mathenesserlaan 208 in Rotterdam. Daar was ze hulp in de huishouding.

Het Rotterdams Israëlitisch Weeshuis bestond van 1833 tot 1943.

Ze vertrok een half jaar later, op 30 mei 1936, naar Wassenaar, waar ze ging wonen aan de Oude Wassenaarsche weg 8. Eva Jolowicz verliet Wassenaar om te trouwen met haar landgenoot Alfred Schnell. Het huwelijk vond plaats op 19 mei 1938 in Den Haag.

Joodse huwelijksakte van Alfred en Eva Schnell-Jolowicz.
Bron: https://www.hubertweb.net/~engelsewerk/Slachtoffers/Alfred & Eva Schnell Trouwakte.htm

Alfred Schnell is geboren in Augsburg op 10 juni 1900. Zijn vader was Josef Schnell, geboren in Augsburg in 1871, overleden bij een auto-ongeluk in Zurich in 1932. Zijn moeder was Jenny Schnell- Friedmann, geboren in Augsburg op 13 februari 1876 en overleden op 7 maart 1943 in Kamp Westerbork. Alfreds vader had met een compagnon een zeer succesvolle en moderne groothandel en fabriek in heren- en damesondergoed in Augsburg. Alfred zelf werd chemicus. Zijn broer Fritz vluchtte in 1938 naar Chili vluchtte en overleefde de oorlog.

Het paar ging wonen aan de Riouwstraat 19 in Den Haag. Ook voor Alfred Schnell was dit een nieuw woonadres, hij woonde tot zijn huwelijk aan de Nieuwe Parklaan 5 in Den Haag. Omstreeks mei 1940 verhuisde het echtpaar naar de Pieter van der Zandenstraat 14.
De moeder van Alfred, Jenny Schnell-Friedmann kwam in 1939 ook naar Nederland en trok bij haar zoon en schoondochter in.

Eva heeft in Amersfoort op de kleuterschool van de Johan van Oldenbarneveldtschool gewerkt.

Ongeveer in december 1940 verhuisden Eva en Alfred naar Amersfoort, naar de Kapelweg 108. Daar werden ze officieel ingeschreven in de burgerlijke stand en ze kregen op 8 oktober 1941 een persoonsbewijs. Ze woonden in bij mevrouw Cecilia Loots. Ook de moeder van Alfred, Jenny Schnell-Friedmann ging mee. Eva heeft in Amersfoort op de kleuterschool van de Johan van Oldenbarneveldtschool gewerkt.

De volgende fragmenten, over het verblijf van Eva en Alfred en hun (schoon)moeder Jenny komen uit de website van de Stichting Herdenkingsstenen Amersfoort: (https://www.herdenkingsstenenamersfoort.nl/slachtoffers/alfred-schnell/)

Het dagboek van juffrouw Dina vermeldt op 18 december 1941: ‘Vanochtend kreeg meneer Schnell een ernstige waarschuwing om twee dagen uit huis te gaan. Hij zou verraden zijn en we zijn bang dat hij opgepakt gaat worden. Hij is nu bij kennissen. Mevrouw Schnell is nog bij ons en de oude mevrouw ook maar het is wel spannend want als ze komen zoeken en die Duitsers zien dat hij er niet is. Ik weet niet wat ze dan zullen doen. O, ’t is zo gemeen wat ze de joden allemaal aandoen.’ Later op 9 mei 1942: ‘Meneer en Mevrouw Schnell zijn er gelukkig nog en houden zich erg rustig zodat ze niet opvallen.’

De situatie wordt steeds moeilijker en de oproep van de Duitsers komt hard aan. Op zondag 17 augustus 1942 schrijft Dina in haar dagboek: ‘Gisteren was het een ontzettende dag. De familie Schnell had bericht gehad dat ze naar Polen moesten en de oude Mevrouw Schnell moest zich in Amsterdam melden. O, mevrouw huilde zo erg. Juffrouw Loots was juist een paar dagen naar Haarlem maar is meteen teruggekomen. Ik ben er de hele dag geweest en heb als maar kleine dingetjes genaaid en andere werkjes gedaan. En bij elke steek denk je waar en hoelang zullen ze het nog dragen. Mogen ze het wel meenemen en pakken die Duitsers niet alles af. O, al die oude mensen die maar worden weggebracht. Oorspronkelijk zou het in de nacht die volgt van dinsdag op woensdag gebeuren, maar ’t wordt wellicht verdeeld over twee weken. Oh, kon ik ze maar helpen of nog beter verstoppen.’

Alfreds moeder Jenny Schnell-Friedmann, werd gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam werd ze op haar adres Muiderschans 135 opgepakt en weggevoerd naar Kamp Westerbork. Op 7 maart 1943 is zij daar overleden. Op 10 maart 1943 is Jenny begraven op de Joodse begraafplaats in Assen.
Op deze zelfde 7 maart 1943 pleegden Jenny’s broer Ludwig en zijn vrouw Selma in Augsburg zelfmoord. Dit was op de dag voor hun deportatie.

Volgens het boek ‘Oldebroek in oorlogstijd’ is Albert ook enige tijd ondergedoken geweest bij de familie Kanis in Amersfoort. Hieronder een foto van zijn oude persoonsbewijs. In de tekst valt te lezen dat hij in die tijd een nieuw, vervalst persoonsbewijs kreeg.

Eva en Alfred Schnell-Jolowicz vertrokken rond die tijd ook uit Amersfoort en vonden onderdak op een onderduikadres in Oldebroek. Dit was bij de weduwe Hendrikje Blaauw-Flier (‘Vrouw Blaauw’) en haar ongehuwde zoon Jan. Dat was op de Hogenbrinkweg. Vanuit hun geloofsovertuiging (Jesaja 16 vers 3: Verberg de verdrevenen, verjaag de vluchtelingen niet) was deze familie betrokken bij het onderduikwerk. Ook de zuster van Hendrikje, de weduwe Grietje van der Linde-Flier zat in het verzet. Zij verborg Hans Marius Koopal, de jongeman die eveneens begraven ligt in Westerbork.

Het echtpaar Schnell had een schuilplaats in een hooiberg, waar ze ook sliepen. Dat ging goed tot de razzia van 3 oktober 1944. Ook zoon Jan Blaauw zat op dat moment verstopt in de hooiberg, maar ze werden gevonden.
Ook drie ander onderduikers werden opgepakt en vervoerd naar de boerderij van moeder en zoon Blaauw. Dit waren Kees Bakker en Jacob Koorn uit Den Burg en Albert Brouwer uit Meppel. Dit drietal wilde met hun onderduik de Arbeitseinsatz ontlopen. De boerderij werd uitgekamd, voedselvoorraden werden geplunderd en op de deel werd een varken geslacht. Dominee Otto Veening, spil in het verzet van Oldebroek, kwam ter plaatse en probeerde tevergeefs de gevangenen vrij te kopen. Daarvoor waren een zwaar gemest varken en een koe beschikbaar.
Jan Blaauw moest met paard en wagen de vijf gevangenen en de buitgemaakte spullen naar het gebouw van de Sicherheitspolizei aan de Potgietersingel in Zwolle brengen. De boerenzoon werd daar van de anderen gescheiden. Hij heeft enkele weken spitwerk moeten doen en kon daarna weer terug naar zijn moeder en de boerderij.

Hans Marius Koopal werd toegevoegd aan het groepje van vijf onderduikers uit Oldebroek dat op 3 oktober 1944 was opgepakt. Hans was een Joodse onderduiker vanuit Amsterdam, die op 30 september 1944 opgepakt was.
Waarschijnlijk wilde de SS’er die verantwoordelijk was voor het Huis van Bewaring in Zwolle een wraakactie als vergelding voor de ontsnapping van vier gevangenen van de vorige dag. Hij besloot tot een executie van dit zestal.
Kort na middernacht, van 3 op 4 oktober 1944, moesten de slachtoffers, begeleid door 12 militairen lopen naar het Engelse Werk, een verdedigingswerk langs de IJssel. De gevangenen moesten hun eigen graf graven. Eva Schnell-Jolowicz protesteerde nog, ze zei dat hen een goede behandeling beloofd was. Ze kreeg een schot in haar borst. Hans Koopal deed een mislukte poging om te vluchten, zonder resultaat. Alle zes werden door kogels vermoord. Hun lichamen werden ter plekke begraven.

Ruim drie maanden later, op 13 februari 1945, werden de zes lichamen per toeval gevonden tijdens graafwerkzaamheden bij de IJssel. De lichamen werden gekist en naar het lijkenhuisje van de begraafplaats in Westerholte, bij Zwolle, gebracht.
De SD was blijkbaar niet op de hoogte geweest van deze moorden en overvallen door deze vondst, en besloot de lichamen niet in Zwolle te begraven, maar in het crematorium van Kamp Westerbork te laten verbranden.
Daar aangekomen bleek het crematorium niet te functioneren, er was geen brandstof meer. Daarom werd het zestal vlakbij het prikkeldraad van het kamp begraven.

Doordat iemand op 13 mei 1945, een maand na de bevrijding van het kamp, ontdekte dat kortgeleden de aarde op die plek omwoeld was, werd het massagraf gevonden. Op een van de lichamen werden foto’s en briefjes ontdekt, daardoor kon het spoor leiden naar Oldebroek en zo kon het zestal geïdentificeerd worden.
De stoffelijke overschotten van Kees Bakker en Jacob Koorn werden naar Texel, naar Den Burg teruggebracht en Albert Brouwer werd herbegraven in Meppel.

Van Hans Marius Koopal, Eva Schnell-Jolowicz en Alfred Schnell werd geen familie gevonden. Daarom vonden ze hun laatste rustplaats in het dorp Westerbork.
Omdat op het moment van de ter aardebestelling nog niet duidelijk was, wanneer ze om het leven kwamen, werd bij Hans Koopal de datum van 30 september vermeld. Dat was de dag dat hij opgepakt was, en niemand meer van hem gehoord had. Bij het echtpaar Schnell is november 1944 vermeld, hetgeen ook onjuist is.
Op hun grafsteen staat de tekst: ‘Eén in leven en in sterven’.
Op elke 4 mei-dodenherdenking worden ook de twee graven van deze drie omgekomen slachtoffers van de Holocaust herdacht.

Bij het Verzetsmonument van kamp Westerbork zijn de namen van Eva en Alfred Schnell en van Hans Marius Koopal vermeld op een van de negen zuilen van cortenstaal. 

 Stichting Herdenkingsstenen Amersfoort legde op de Kapelweg 108 te Amersfoort deze stenen voor het echtpaar Schnell-Jolowicz en (schoon)moeder Jenny Schnell-Friedmann.

Op 4 oktober 2001 werd in het park ‘Het Engelse Werk’ te Zwolle een monument voor de zes slachtoffers van de fusillade van 3/4 oktober 1944 onthuld.

Monument 'Engelse Werk' te Zwolle

Bronnen:
- https://www.hubertweb.net/~engelsewerk/Slachtoffers/Hans%20Marius%20Koopal.htm
- https://www.herdenkingsstenenamersfoort.nl/slachtoffers/alfred-schnell/
- ‘Joodse graven in Westerbork’, Tijdschrift 2003-2 Historische Vereniging Westerbork
- Het boek ‘Oldebroek in oorlogstijd’

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.