Sjouke B. Dekker stelde een verhaal samen over Walter Heynemann (1926). Walter wist dankzij zijn functie bij de Joodse Raad/Contactcommissie in kamp Westerbork de oorlog te overleven.
Walter Heynemann
‘Every man is the architect of his own fortune.’
Deze Engelse uitdrukking, een citaat uit het boek Deportaties, geeft misschien wel het leven weer van Walter Heynemann. Ondanks een officiële zuivering van alle blaam over zijn functioneren bij de Joodse Raad is het tussen de Joodse gemeenschap in Nederland en hem nooit meer goed gekomen…
Heynemanns vooroorlogse geschiedenis staat kort en bondig verwoord in een – vermoedelijk – ondernemersblad van eind jaren 30 / begin 40:
‘Heyneman, Walter. – Eigenaar “Pento cosmetic”, Amsterdam. – Geb. 9 Aug.1901 te Göttingen. Ouders: Oscar Heyneman en Lina Löwenstein. – Gehuwd met Else Heine. Kinderen: Liesel Geb.13 Nov. 1926.- Na de H.B.S. te Göttingen doorloopen te hebben, was H. eenige jaren werkzaam in het bankbedrijf. – Bij de fa. Heine in Dortmund leerde hij vervolgens de exportbranche kennen. – In 1933 vertrok H. naar Holland, waar hij zich aanvankelijk toelegde op de im- en export van goederen.- Twee jaar later nam hij den chemische fabriek “De Bijenkorf” over; – H. richtte de “Pento cosmetic” op, een fabriek ter vervaardiging van tandpasta, scheercrême, shampoo en andere cosmetische artikelen.- In 1938 werd een filiaal te Brussel opgericht.- De producten worden thans geëxporteerd naar België, Ned.-Indië en Zuid-Amerika.- H. is lid van de vereeniging ter behartiging van de belangen van fabrikanten van merkartikelen in de parfumerie- en cosmetische branche “Mejaco”.- Noorder Amstellaan 83, Amsterdam.’
Beslist een ondernemend type. Na de inval van de Duitsers in Nederland wordt alles anders. Veel van de uit Duitsland gevluchte families proberen bijvoorbeeld naar Amerika te emigreren. Walter besluit te blijven in verband met de fabriek.
In oktober 1940 moeten alle Joodse ondernemingen worden gemeld bij de bezetter en krijgen ze een zaakwaarnemer toegewezen, een Verwalter. Vanaf dat moment moeten alle transacties van Heynemanns ‘Pento Cosmetic’ door de Firma Weha te Berlijn worden goedgekeurd.
Of Walter Heynemann tijdens de oorlogsjaren bij de bedrijfsvoering betrokken blijft, is niet bekend; wel is een feit dat hij in 1941 bij de Joodse Raad gaat werken. De Raad is door de Duitsers belast met het Jodenzelfbestuur en fungeert als doorgeefluik voor anti-Joodse maatregelen. Er wordt een enorm administratief apparaat opgezet voor het in kaart brengen van de in Nederland woonachtige Joden, het organiseren van de centralisering, de internering en het transport naar werk- en vernietigingskampen. Bij de Joodse Raad werkzaam te zijn lijkt de mogelijkheid te bieden veel mensen tot nader order te vrijwaren van deportatie.
Heynemann komt te werken op de afdeling Expositur in de Jan van Eyckstraat in Amsterdam, een afdeling die is belast met de zorg voor woningen, huisraad en bagage; voor huissleutels, verzegeling en ontzegeling.
Als in de zomer van 1942 de deportatie van Joden via Durchgangslager Westerbork begint, wordt Walter overgeplaatst naar de afdeling van de Joodse Raad in het kamp; niet als gevangene, maar als medewerker vermogensregistratie ten behoeve van de (roof)bank Lippmann & Rosenthal.
Zijn blauwe persoonskaart van LAGER WESTERBORK vermeldt onder andere: Gekommen am 30.07.42. Daarboven: Beruf lt. Kennk.: Angestellte JR en Beruf lt. Angabe (handgeschreven) Fabrikant v. ’Pento’ Abgereist am: abgeschrieben am 12.4.45
Samen met Fritz Grünberg, Hans Eckmann en Hans Heinz Hanauer neemt Walter Heynemann de leiding op zich van de Contactafdeling of Contactcommissie die verbinding onderhoudt tussen Westerbork en de verschillende afdelingen van de Joodse Raad in Amsterdam.
Ondertussen wonen vrouw Else en dochter Liesel nog thuis aan de Noorder Amstellaan (de latere Churchilllaan). Aangenomen mag worden dat zijn functie met zich meebrengt dat hij, voor zijn werk in Amsterdam zijnde, thuis kan wonen. Op 29 september 1943 krijgen vrouw en dochter bevel via de Hollandsche Schouwburg naar Westerbork af te reizen. Een paar maanden eerder had Walter op de laatste nipper (ze waren al in de Schouwburg) deze deportatie kunnen voorkomen. Nu komen ze aan met hetzelfde transport dat ook de leiding van de Joodse Raad (Asscher en Cohen), hun familie en anderen uit hun kring in Westerbork doet belanden.
Dochter Liesel Heynemann
Gedrieën worden ze volgens de aantekening op de persoonskaarten ondergebracht in de barakken 44 (kantoor barakleiding en LAWA) en 15D (woningen en zaal mannen en Joodse Raad), waarin ze de beschikking krijgen over een – voor kampbegrippen riant – tweekamerwoninkje. In de loop van de jaren verwerft het viermanschap van de Contactcommissie waar Heynemann deel vanuit maakt onder kampbewoners de bijnaam ‘Cognac-commissie’. De benaming is terug te voeren op hun bevoorrechte status en luxe levensstijl. Een van de activiteiten waarvoor Walter regelmatig op pad is, is het organiseren van vervalste doopbewijzen (‘ontjoodsen’), waardoor mensen aan deportatie kunnen ontkomen.
In de loop van 1944 blijken medewerkers van de Joodse Raad niet langer veilig te zijn voor transport naar de vernietigingskampen. Vanaf dat moment maken de overgebleven leden van de commissie gebruik van een verplicht of toegestaan bezoek aan Amsterdam. Om er vervolgens onder te duiken. Daar bereiden ze zich voor op het naderende einde van de oorlog. In februari 1945 schrijven ze als gezamenlijke verklaring het exposé ‘Het Werk van de Contactcommissie te Westerbork’, waarin ze een verklaring geven van het werk dat ze de afgelopen jaren hebben gedaan (gebruik maken van persoonlijke relaties en informele contacten) en van de manier waarop (wheelen en dealen).
Van alle blaam gezuiverd
In 1947 worden de ‘op zich behoorlijke lieden die, bedorven door hun macht, van alle blaam gezuiverd en wordt illegale hulp met gevaar voor eigen leven erkend.’
Na de bevrijding die Walter, in Amsterdam ondergedoken, tot de intocht van de Canadezen op 8 mei moet afwachten (Else en Liesel waren op 12 april al bevrijd), begint een onzekere tijd. De vrouwen moeten tot 28 juni wachten totdat de Canadese bevrijders van Westerbork hen toestemming geven het kamp te verlaten. Volgens dochter Liesel kunnen ze bij terugkomst in Amsterdam het huis aan de Noorder Amstellaan zo betrekken en is het gezin weer herenigd. Verondersteld mag worden dat Walter daarna de draad van zijn bedrijf ‘Pento Cosmetic’ weer oppakt.
In het kader van de Bijzondere Rechtspleging worden Heynemann en de andere leden van de Contactcommissie ondertussen aangeklaagd onder andere ‘wegens corruptie en het aannemen van geld te eigener bate’ en gevangen gezet in afwachting van hun proces. In 1947 worden de ‘op zich behoorlijke lieden die, bedorven door hun macht, van alle blaam gezuiverd en wordt illegale hulp met gevaar voor eigen leven erkend.’
In 1948 komt er eindelijk een eind aan de status Stateloos als Walter Heynemann bij Koninklijk Besluit van 04 november 1948 het Nederlanderschap wordt verleend waartoe hij al voor de oorlog een verzoek had ingediend. De tekst luidt: ‘Verzoeker is van Duitse herkomst. Hij is te Göttingen geboren en sinds 1933 hier te lande gevestigd. Zijn dochter ontving een Nederlandse opvoeding. Het bedrijf waarvan hij beherend vennoot is, werkt met ongeveer 150 man personeel, waarvan één vreemdeling. Hij kan geacht worden te zijn ingeburgerd. Als fabrikant heeft hij een voldoende bestaan.’
Hoewel van alle blaam gezuiverd en door het Nederlanderschap definitief af van het stempel ‘Joodse Duitser’, blijkt het nooit meer goed te komen tussen de Joodse gemeenschap in Nederland en Walter Heynemann.
In 1951 trouwt dochter Liesel met Stefan Reichsthaler (overleden 1984) die bij leven Commissaris is geweest bij Pento Cosmetic B.V. en General Cosmetics B.V. De door Walter Heynemann opgerichte firma bestaat tot op heden.
Walter Heynemann is eind 1959 op 58-jarige leeftijd overleden.