Sonja van der Hert-Bronkhorst

Sonja van der Hert-Bronkhorst (1915) werd doordat ze gemengd-gehuwd was in november 1944 thuis in Den Haag opgepakt. Ze moest haar zoontje en man achterlaten en kwam via de strafgevangenis in Scheveningen uiteindelijk in Westerbork terecht.

Sonja van der Hert-Bronkhorst

Sonja Bronkhorst werd op 14 maart 1915 in Eindhoven geboren. Tot het uitbreken van de oorlog bracht ze zorgeloze kinderjaren door met haar broers Jacobus (1913) en Albert Bronkhorst (1918).

Op 22-jarige leeftijd ontmoette Sonja haar toekomstige echtgenoot, Eduard van der Hert, op een kermis in de plaatselijke dierentuin.

Op 8 mei 1940 trouwde ze met hem – met een niet-Joodse man. Precies drie jaar nadat ze elkaar op de kermis tegenkwamen en precies twee dagen voordat de oorlog uitbrak.

Sonja en Eduard verhuisden naar Den Haag, waar in 1942 hun zoontje werd geboren. Vrienden en familie adviseerden hun kindje te laten dopen. Dat zou de kans groter maken dat Sonja niet opgepakt en weggevoerd zou worden. Ondanks grote twijfels besloot Sonja haar zoontje voor zijn eigen veiligheid te laten dopen. Sonja moest tijdens de ceremonie haar Jodenster bedekken.

Op de vraag van de doper, of het voor haar niet ook beter zou zijn om tot het christelijke geloof over te gaan, antwoorde Sonja: ‘Misschien later, na de oorlog. […] Maar ik vlucht in geen geval voor de Duitsers in het christelijk geloof. Als ik er ooit toe zou komen, dan zou het uit volle overtuiging moeten zijn, geen angst voor de consequenties van mijn Jood-zijn.’

Op 26 september 1942 werd Sonja’s vader, Abraham Bronkhorst, naar kamp Westerbork weggevoerd. Hij wist op de tweede dag van zijn verblijf te ontsnappen. Hij dook onder bij Sonja en Eduard, waar hij vervolgens bijna een half jaar verbleef. Ze moesten heel voorzichtig zijn omdat de buurvrouw hen goed kende en Duits was.

Op een dag kwam de politie bij hun langs, haar vader verborg zich met een radiokoffer in de hand in de badkamer. De politieagenten doorzochten het hele huis maar konden niets verdachts vinden. De distributiekaart van haar ondergedoken vader had ze in haar tas op haar schoot verstopt. Sonja kon niet begrijpen hoe ze hadden weten te ontsnappen. Waarom had de politie niet in de badkamer gekeken? En waarom hadden ze haar vaders kleren in de kast niet opgemerkt? 

Oog van de naald

'Bij die eerdere gelegenheid zijn we door het oog van de naald gekropen, maar toch was het blijkbaar niet Gods bedoeling, dat mijn vader de oorlog zou overleven.'

Haar vader kon later op een ander adres in Amsterdam onderduiken. Daar werd hij echter ontdekt en in augustus 1944 in de duinen gefusilleerd. Daar kwam Sonja pas later achter. 

'Bij die eerdere gelegenheid zijn we door het oog van de naald gekropen, maar toch was het blijkbaar niet Gods bedoeling, dat mijn vader de oorlog zou overleven.'

Na haar vader namen Sonja en Eduard opnieuw onderduikers in hun achterkamer: twee nichten van Sonja. Onderduiken bij Sonja en haar man was echter niet zonder risico: Sonja en Eduard verrichtten illegaal werk – de Duitsers konden dus ieder moment het huis binnenkomen.

Naast het verlenen van onderduik, was Sonja ook op andere manieren actief in het verzet. Zo bezorgde ze illegale kranten: met een kinderwagen liep ze door de straten, de kranten verstopt in de trappelzak van haar zoontje.

Op een avond in november 1944 werd er bij hun aan de deur gebeld. Drie mannen waren gekomen om haar en de nichten op te pakken. Sonja moest haar zoontje achter laten, werd van haar man gescheiden en samen met haar nichten naar het politiebureau gebracht. Al haar pogingen, om nog te kunnen ontsnappen, mislukten.

Na het verhoor, waarin ze alles zo goed mogelijk van zich af probeerde te schuiven, werd ze op 29 november 1944 naar de strafgevangenis in Scheveningen – het beruchte Oranjehotel – gebracht.

Vanuit Scheveningen kwam ze een half maand later, op 13 december, in kamp Westerbork terecht. Bij de registratie hadden ze haar gegevens niet en wist men niet precies, waarom Sonja gearresteerd was. Alle persoonlijke gegevens moesten opnieuw worden opgegeven. Sonja zei daarom niets over haar verzetswerk, maar alleen dat ze zonder Jodenster buiten was geweest. En ze had ‘geluk’: ze hoefde niet naar een van de strafbarakken en kreeg zelfs een baan in de aardappelkeuken.

Op een dag kwam er een transport binnen en ze zag een klein kindje waarvan ze in eerste instantie dacht dat het haar zoontje was. Niemand wist wie hij was en hij werd daarom als ‘onbekend kind’ in het weeshuis ondergebracht. Sonja wilde het kindje – hoe dan ook – verzorgen en vroeg om werk in het weeshuis.

‘”Goddank”, dacht ik. “Als ik dit kind maar verzorgen mag, misschien is er dan wel iemand die voor mijn kind wil zorgen…” en ik aanvaardde mijn nieuwe taak.’

In het weeshuis zorgde Sonja voor twaalf kinderen tussen twee en twaalf jaar.

Op een dag in maart werd Sonja naar de commandant geroepen. Haar man was het kamp binnengekomen en zij kreeg een uur tijd om met hem te praten. Eduard vertelde haar dat hun zoontje veilig bij zijn oma was. Hijzelf was ondergedoken toen ze Sonja hadden opgepakt. Maar daarvoor had hij met hulp van een ‘goede Duitser’ ervoor gezorgd dat Sonja's gegevens verdwenen waren voordat ze naar Westerbork was overgebracht.

Na zijn bezoek kwamen veel van de kampbewoners naar Sonja toe en wilden nieuws van buiten het kamp horen. Ze waren verbaasd over de onverschrokkenheid van Sonja’s man om gewoon 'op bezoek' in een concentratiekamp te komen.

’s Avonds kookte Sonja voor de kinderen in het weeshuis met het voedsel dat haar man voor haar had meegebracht.

Op 14 maart 1945 vierde Sonja van der Hert haar dertigste verjaardag binnen het kamp. Ze kreeg zelfs een paar cadeautjes.

Op 12 april was het zover: kamp Westerbork was nu bevrijd. Maar Sonja van der Hert moest nog in het kamp blijven: het was nog steeds de oorlog op vele plekken in Nederland.

Overdag werkte Sonja nu bij de Field-Security als tolk. Door haar Engelse stiefmoeder kon ze heel goed Engels spreken en gaf ook les aan kampbewoners.

Toen het kamp in een interneringskamp voor NSB’ers overging, werkte zij bij de administratie. Ze maakte ook mee hoe ouders uit bevrijde gebieden het kamp binnenkwamen en hun kinderen in het weeshuis van Westerbork terugvonden.

Op 30 mei verliet Sonja kamp Westerbork. Een officier van de Field Security moest naar Holland rijden en zij mocht mee. Samen met twee Canadezen reed ze in een militaire jeep terug naar het huis van haar schoonmoeder. Daar zag ze haar man en zoon na lange tijd terug.

In 2005 is Sonja van der Hert-Bronkhorst op 90-jarige leeftijd overleden.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.