Margo Davidson

Hans Davidson schreef een bijzonder portret over zijn achternicht, Margo Davidson, die kort voor de bevrijding in kamp Westerbork terechtkomt. 

Margo Davidson

Het is vroeg in de morgen, 3 oktober 1942. Go Davidson wordt wakker in een onbekende omgeving. Ze ligt op de grond in haar dikke winterjas, een opgevouwen trui dient als hoofdkussen. Naast haar zit haar dochtertje Vera op een koffer zachtjes te praten met haar nichtje en hartsvriendin Femmeke Keizer. Haar broer Semmie Keizer en zijn vrouw Fie zijn vlakbij, er zijn ongeveer 80 mensen in het lokaal. In het prille ochtendlicht dat door de bovenramen naar binnen valt herkent ze de gymnastiekzaal van het Zwolse gymnasium Celeanum waar ze gistermiddag is aangekomen. De houten Zweedse klimrekken aan de achterwand glimmen, er staan een met leer bekleed turnpaard en een bok in de hoek en aan het plafond hangen hoog een paar turnringen. Het is benauwd, het stinkt naar natte kleding en lichaamsgeur, ze zitten dicht op elkaar gepakt. Er is ook de geur van de angst en de onzekerheid van wat komen gaat. De meeste mensen zijn bekend bij Go, het zijn familieleden, bekenden en mensen die ze ziet in sjoel. Sommigen spreken Duits of hebben een Duits accent; dat zijn Joden die naar Nederland gevlucht zijn uit nazi-Duitsland. Boven zijn een fonteintje en twee toiletten die nu onbeschrijfelijk vies zijn, er is geen wc-papier meer.

Een paar dagen geleden heeft Go het bericht gekregen dat ze zich, met vele andere Joden, vooral vrouwen en kinderen, moet melden bij het gymnasium om vandaar per trein naar het doorvoerkamp Westerbork te reizen. Ze kan zich daar bij haar familie voegen om dan naar de werkkampen in het oosten getransporteerd te worden waar alle Nederlandse Joden een nieuw bestaansleven zullen opbouwen. Dit is voor velen de gelegenheid om zich te herenigen met vaders, echtgenoten, broers, mannen die in werkkampen voor Joden in Nederland waren verzameld en ook dit weekend naar Westerbork gaan. Dit is deel van het geraffineerde plan onder de leiding van Rijkscommissaris Seyss-Inquart en SS-leider Rauter om de Joden in Nederland geleidelijk uit te roeien. Met dit lokaas hebben de meesten zich zonder verzet naar het gymnasium laten begeleiden door Zwolse politieagenten. Enkel een paar mensen geven geen gevolg aan het bevel ondanks de serieuze consequenties waarmee gedreigd wordt. Het is het weekend van Jom Kipoer, Grote Verzoendag, de heiligste dag in het Joodse geloof.

Ook Go Davidson heeft aan die oproep gehoor gegeven en had geen keus toen de agenten aan de deur van het huis van haar broer aan de Thomas à Kempisstraat kwamen, waar zij en Vera woonden nadat haar eigen woning was gevorderd, en allen meenamen. Zij heeft geen reden om naar Westerbork te gaan. Barend, haar man, is al lang geleden opgepakt door de Duitse Sicherheitsdienst (SD) wegens spionage en is, na eerst bijna een jaar van ondervraging in het “Oranjehotel”, de strafgevangenis in Scheveningen, getransporteerd naar Berlijn om door een militaire rechtbank gevonnist te worden. Ze heeft al lang niets meer van hem gehoord en vreest het ergste.

De geruchten die de ronde doen over het lot van degenen die weggevoerd worden naar Duitsland beloven niets goeds. Maar het is pas in december 1942 dat de Nederlandse regering in ballingschap via Radio Oranje het nieuws over de vernietigingskampen verspreid dat via een manifest van de Poolse regering aan alle geallieerde landen bekend is gemaakt.

Bij de ingang van het lokaal houden een paar Duitse soldaten met geweren de wacht. Een groep mannen in burger komt binnen, ze lopen zoekend rond. Go hoort hen haar naam roepen. Go spreekt een van hen, een Duitser, aan en hij vertelt dat hij met haar man heeft gesproken en dat het er niet goed voor hem uitziet. Hij weet dat Barend papieren had met gegevens over de verzetsgroep en door die aan hem over te dragen kan zij helpen zijn vonnis te verzachten. Go weet precies waarover hij het heeft, bij zijn arrestatie had Barend haar snel en onhoorbaar voor de mannen die hem meenamen verteld dat hij papieren over zijn illegaal werk had verstopt. Ze heeft die papieren allang vernietigd maar ziet haar kans om te ontsnappen. Ze zegt dat ze naar die documenten zal zoeken om ze dan zo gauw mogelijk naar het gymnasium te brengen. Ze mag gaan, maar zegt dat ze haar dochtertje niet alleen kan laten en dat ook haar dochter’s nichtje mee moet voor gezelschap. Dat wordt goedgevonden en met beide meisjes aan de hand loopt ze naar de uitgang, met achterlating van haar koffers. Maar vlak bij de deur trekt Femmie haar hand uit Go’s hand en rent terug naar haar moeder. Haar grootmoeder zegt: ‘Ach wat maakt het uit, in 6 weken zijn we toch weer terug.’ Dit bezegelt het noodlot van het nichtje en redt het leven van Go en Vera. Binnen 6 weken worden Femmeke, haar moeder en grootmoeder vermoord in Auschwitz. Op weg naar huis besluit Go niet meer terug te gaan naar het gymnasium en gaat terug naar het huis van haar broer. Van alle mensen die die dag in de gymnastiekzaal zijn opgesloten ontsnappen en overleven nog vier andere mensen. Degenen die naar Westerbork getransporteerd worden komen niet terug uit de kampen...

Voor de oorlog
Marchien Helene (Margo) Keizer werd op 30 november 1904 in Hasselt geboren maar groeide op in Zwolle. Margo had de HBS in Zwolle afgemaakt, een vrij ongewone opleiding voor een meisje in die tijd; er waren maar twee andere meisjes in haar klas waaronder de dochter van de Zwolse rabbijn Frank. Daarna volgde zij een opleiding voor secretaresse in Frans, Duits en Engels aan het instituut Pont en werkte in advocaten- en notariskantoren.

Go was muzikaal, ze was een amateurzanger en pianospeler, iets wat ze de rest van haar leven met veel plezier gedaan heeft. Ze nam actief deel in amateurvoorstellingen van toneelstukken en operettes. Ze verscheen zelfs in de officiële feestgids uit 1924 – toen de Sjoel 25 jaar bestond – als ‘mejuffrouw Margo Keizer (20 jaar oud), samen met de heer Barend Davidson (17 jaar oud)’

Barend was ook geïnteresseerd in muziek, was drummer in een jazzbandje en de twee bleven contact houden. Hij was eerst veehandelaar net als zijn vader maar, aangezien hij het diploma van de Handelschool in Zwolle had, werd handelsreiziger in kantoorbenodigdheden en begon een kantoorboekhandel in de huidige Luttekestraat in Zwolle.

Omdat hij voor zaken vaak buiten de stad werkte had hij een bedrijfsleider voor zijn winkel nodig en dat werd Margo Keijzer. Er is een foto bewaard gebleven waar Margo Davidson voor de zaak staat geflankeerd door twee bedienden. Het leeftijdsverschil was niet zo belangrijk meer en in 1935 trouwden Barend en Go in de Zwolse synagoge. Margo droeg een huwelijkstas gemaakt van een zilveren beugel en de stof van haar jurk, net zoals haar moeder toen zij trouwde.

Barend Davidson en Margo Keijzer 1930 - Die Bajadere operette. Foto HCO

Go Davidson met bedienden voor de winkel aan de Nieuwe Haven 4 in 1933. (Zwolse vrouwen zijn nog in klederdracht). Foto HCO

Margo Keijzer in witte jurk, HBS IIIb, 1921. Foto W. Eelsingh Sr.

Trouwfoto Barend Davidson en Margo Keijzer, bruidsmeisje Hennie Lampel, bruidsjonker Maxje Walg en Lenie Davidson, Barends halfzuster, 20 augustus, 1935, Zwolle. Foto HCO

Jufferenwal 22, 1938. Foto HCO

Eerst woonde het paar op de van Lennepstraat 29. Daar werd hun enig kind, Veronica Ester (Vera), in 1937 geboren. Niet lang daarna verhuisden ze naar de Jufferenwal 22, een groot, wat deftig huis met veel kamers dat eigendom was van twee tantes van Barend, Aaltje en Reintje Bilderbeek.

Het echtpaar en speciaal Barend kon goed met mensen omgaan en zij hadden veel sociale contacten met vrienden en familie. Ze waren beste vrienden met Margo’s broer Semmie en zijn vrouw Fie Keijzer-Bromet die een slagerij aan de Thomas à Kempisstraat 33 hadden. Vera Davidson herinnert nog de zijingang van het huis waar de slachterij gevestigd was, waar oom Sem zijn bloederig vak bedreef en waar het zo vreemd rook.

Ze gingen ook vaak op vakantie naar Barends oom Isidoor in Duitsland; ze waren goed bevriend met twee van diens kinderen, Walter en Hannie.
Er zijn verschillende familiefoto’s overgebleven waarop de Davidsons te zien zijn in en bij het Hotel-Café-(koosjer)Restaurant Wijnberg op de Veemarkt nummer 23, een centraal punt van het Joodse sociale en culturele leven in de tijd voor de oorlog. Het is aannemelijk dat de receptie van het huwelijk van Barend en Margo Davidson daar ook gehouden is. Het gebouw is onlangs afgebroken.

Margo Davidson-Keijzer, Femmy Keijzer, schoonzu Fie Keijzer-Bromet, Vera Davidson en oma Femmeke Davidson-Vierlier met de familie beugeltas bij Hotel Weinberg. Foto HCO

Barend Davidson en gezin in het Openluchtbad ca. 1940. Foto HCO

We zien de Davidsons ook op foto’s op een andere plaats voor recreatie voor alle Zwollenaren: het nu nog bestaande Openluchtbad aan de Ceintuurbaan.

De arrestatie van Barend
In tegenstelling tot tegenwoordig waren de Joodse gemeenschappen tot in de Tweede Wereldoorlog in het algemeen weinig strijdbaar en lieten zich zonder veel verzet naar de ondergang leiden. De mogelijkheden tot weerbaarheid waren natuurlijk ook beperkt. In die tijd was Barend Davidson eigenlijk de enige in Zwolle die actief deelnam in het verzet. Zijn vrouw zou hem later daarin volgen. Sommige andere Joodse onderduikers werkten later ook mee in het verzet, maar altijd vanuit hun schuilplaats. Barend had genoeg gezien, in het geheim nam hij zijn eigen maatregelen als lid van een vroege nationale verzetsgroep, de Stijkelgroep. Dit was een los-vaste organisatie uit alle lagen van de bevolking over heel Nederland die zich bezighield met spionage. Han Stijkel was de belangrijkste persoon in de groep.

Tot grote verbazing en ontsteltenis van Margo en Vera Davidson verschenen er op 3 mei 1941 een groep mannen die Barend in hechtenis namen. Deze werd geleid door twee SD (Sicherheitdienst, de Duitse inlichtingendienst) mannen, Baijer en de Nederlandse infiltrant in de Stijkelgroep, Van Dam, die daarvoor speciaal uit Den Haag waren overgekomen. Barend had nooit met iemand in zijn familie- of vriendenkring gepraat over zijn verzetswerk. Vera, toen vier jaar oud, kan zich de arrestatie nog herinneren en vooral dat haar vader zei: ‘Go, denk aan het nachtkastje’. Het is typerend voor de naïviteit en onervarenheid van velen die in die tijd in het verzet zaten dat zij nonchalant omsprongen met belangrijke geheime papieren. Ook de infiltranten die de Duitsers in deze vroege verzetsgroep hadden geplaatst werden niet ontmaskerd. Op deze manier was de naam van Barend Davidson bij de SD terecht gekomen.

Nadat haar man was gearresteerd vond Margo papieren in zijn nachtkastje en nam kennis van het feit dat haar man deel had uitgemaakt van een verzetsgroep die door de Duitsers zelf later de Stijkel-affaire genoemd werd. Zij schreef: ‘Eerst na zijn arrestatie vond ik thuis nog namen van hen die nog naar de “overkant” moesten, in het bijzonder van mensen van de Fokker fabrieken.’ Of hij ook spioneerde, waarvan hij in zijn rechtszaak werd beschuldigd, is niet met zekerheid te zeggen.

Op aanwijzing van onder andere de SD-infiltrant Van Dam en anderen werden veel leden van de Stijkel groep opgepakt en naar het Oranjehotel gestuurd, in totaal 47 mensen, onder wie vier vrouwen.

Barend werd eind maart 1942 overgebracht naar Berlijn waar hij in september terechtstond en uiteindelijk ter dood werd veroordeeld. Op 4 juni 1943 werd hij met een aantal medegevangenen gefusilleerd.

In het Parool van 15 oktober 1945 werden de executies bekend gemaakt. Go was daardoor op de hoogte van de dood van haar man.

Verzoekschriften van Barend voor kleding en toiletartikelen vanuit het Oranjehotel. HCO

De geschiedenis van Margo en Vera Davidson voor en gedurende de oorlog
De arrestatie van Barend was voor zijn gezin een ware, onverwachte ramp, ook financieel. Zoals gewoonlijk in die tijd was het de man die de zaak draaiende kon houden; Margo had wel meegewerkt maar na de geboorte van Vera was zij huisvrouw geworden. De kantoorboekhandel verdween al snel. Ook moesten ze al gauw hun huis verlaten: hun woning aan de Jufferenwal werd gevorderd. Zij namen intrek in het huis van Go’s zuster en zwager aan de Thomas à Kempisstraat 38 en leefden van hun spaargeld.

De voormalige slagerswinkel aan de Thomas à Kempisstraat 33 (links) in 1972. Foto HCO

Nadat Margo ontsnapt was uit het gymnasium op 3 oktober 1942 zijn zij en Vera eerst gewoon thuis gebleven. De oorspronkelijke bewoners, Sem, Fie en Femmy Keijzer waren met de rest van hun familie in Westerbork. Voor de Duitsers was er geen reden om het tweetal direct op te pakken, ze zaten toch als ratten in een val omdat ze de stad niet mochten verlaten. Omdat de transporten per letter van het alfabet gingen, zouden ze wel met het volgende transport gaan. Zij kregen vele brieven van hun familie in Westerbork.

De brieven vertellen over het gebrek aan eten (drie sneetjes brood per dag) en sanitair in het kamp. Ten slotte is er nog maar één maaltijd per dag, warm eten om kwart voor vier. Femmy, zoals alle kinderen in het kamp, krijgt een extra rantsoen. Zaken die nodig zouden zijn in Polen zoals medicijnen, koffers, kaarsen, zeep, warme kleren en schoenen staan hoog op de verlanglijst. Mezomme (geld) hebben ze niet meer, dat hebben ze aan de ‘Joodse’ bank Lippman en Rosenthal moeten afgeven. Go heeft nog wat geld in huis, koopt benodigdheden voor de geïnterneerden en stuurt pakjes die meestal bij de familie aankomen.

Afscheidsbrief uit Westerbork. ‘Vrijdag 2 uur. Lieve schatten. Met dat wij vertrokken zijn schrijf ik jullie hopelijk komt die brief over. Wij zijn allen gezond en dank jou en ook mijn ouders wat zij voor ons gedaan. Schrijf je naar ons huis. Go we zijn allen flink. Schrijf ook aan Gretha.’

Margo’s moeder schrijft: ‘Iedere keer zeg ik was Go maar hier even, doch ben ik toch blij dat je hier niet bent. Wanneer we gaan weet ik nog niet, het gaat hier alles onverwacht. We zijn allemaal goed gezond en denken het komt wel goed.’

Ten slotte is er nog een op het laatst geschreven kaart, gedateerd 17 oktober 1942, waarin in haastige hanenpoten aangegeven wordt dat allen op transport zijn gesteld. Korte tijd later was geen van hen meer in leven.

Het is niet bekend wanneer Go en haar dochter ondergedoken zijn. Het moet in de zomer van 1943 geweest zijn want Vera bracht gladiolen mee toen ze naar haar onderduikgezin ging. Margo had de dreiging van de deportatie naar Polen weer aan zien komen, en, kordaat als zij was, regelde onderdak voor zichzelf en haar dochter. Ze kwam in kennis met een diacones, zuster Janna, die aparte adressen voor beiden vond. Vera werd geplaatst in een liefdevol gezin in de Veeralleebuurt en, omdat ze nu ‘ondergronds’ was, ging door voor Anneke Mol, een nichtje uit Zeeland, die bij hen was komen wonen omdat ze van een ziekte moest herstellen.

Deventerstraatweg 29a in 2011

Margo deelde een huis met een ongetrouwde juffrouw op de Deventerstraatweg 29a. Hoewel ze niet meer dan 10 minuten lopen van elkaar af woonden, wisten moeder en dochter elkaars adressen niet. Wel was er schriftelijk contact, de onderduikmoeder schreef geregeld aan Go, anderen correspondeerden ook met haar als Vera weer eens ‘op vakantie ging’ bij familie van haar onderduikouders als er gevaar bestond dat haar adres verraden was. Vera schreef later zelf ook toen ze schrijven had geleerd, het zijn heel aandoenlijke briefjes van een meisje dat haar moeder erg mist. Go heeft die brieven allemaal bewaard.

Vera vertelt over die scheiding: ‘Ik denk dat ik 7 jaar was, en toen zei zuster Janna dat ik voor het eerst naar buiten mocht. Ze kwam me halen; om ergens madeliefjes te gaan plukken. En ze rijdt met me achterop de fiets naar de Deventerstraatweg, maar ik wist niet waar ik was. En toen is ze afgestapt en daar was een grasveld en toen zei ze: “Nou Anneke, ga nu maar madeliefjes plukken.” En er was geen één madeliefje en ik zei tegen haar: “Ik zie geen madeliefjes.” “Ja,” zei zuster Janna, “dan moet je maar goed zoeken.” Nou ik zoeken, zoeken, maar er was geen madeliefje. Maar wat was dat nou, het was voor het huis waar mijn moeder voor het raam stond. Kun je je dat voorstellen? En toen ik geen madeliefjes vond toen gingen we maar weer naar huis. Dat is de enige keer dat mijn moeder me gezien heeft in meer dan twee jaar.’

Anneke Mol en met haar onderduikfamilie

Briefje van Anneke aan haar moeder, eind 1944

Tegen het einde van 1944 was Go misschien wel wat overmoedig geworden en kwam af en toe op straat, op gevaar af dat ze herkend en aangegeven kon worden. Haar dochter zegt daarover: ‘Mijn moeder kon niet stilzitten.’

Hoewel ze er misschien niet zo “Joods” uitzag - ze was blond - en goed gemaakte valse identiteitspapieren had, had zij bijna haar hele leven in Zwolle gewoond. In ieder geval kwam zij in contact met de ondergrondse en nam deel in een verzetsorganisatie die hulp en onderdak bood aan geallieerde vliegers die in de buurt van Zwolle neergestort waren. Over het fijne daarvan is weinig bekend, wel werden er al direct na de oorlog door het secretariaat van koningin Wilhelmina informatie van de Zwolse politie over Go en haar man opgevraagd in verband met het feit dat beiden verzetswerk verricht hadden. Het rapport vermeldt alleen dat zij ‘goede Nederlanders’ waren geweest. De formulieren voor de aanvraag voor het Verzetsherdenkingskruis dat Barend en Go beide gekregen hebben en waarin de illegale activiteiten heel uitvoerig beschreven moesten worden zijn niet bewaard gebleven.

Brieven

Margo deelde een huis met een ongetrouwde juffrouw op de Deventerstraatweg 29a. Hoewel ze niet meer dan 10 minuten lopen van elkaar af woonden, wisten moeder en dochter elkaars adressen niet. Wel was er schriftelijk contact, de onderduikmoeder schreef geregeld aan Go, anderen correspondeerden ook met haar als Vera weer eens ‘op vakantie ging’ bij familie van haar onderduikouders als er gevaar bestond dat haar adres verraden was. Vera schreef later zelf ook toen ze schrijven had geleerd, het zijn heel aandoenlijke briefjes van een meisje dat haar moeder erg mist. Go heeft die brieven allemaal bewaard.

Op 11 december 1944 werd Go Davidson gearresteerd op haar onderduikadres door de beruchte Nederlandse S.D. agent Piet Richard (Dick) Cieraad en in het Huis van Bewaring in Zwolle gevangen gezet op verdenking van illegale activiteiten. In 1945 getuigde zij over die gebeurtenis in het proces tegen de verrader Cieraad:

‘Als Israëliet was ik ondergedoken ten huize van mejuffrouw Dini Oomen, wonende aan de Deventerstraatweg 29a te Zwolle. Ik was in het bezit van een vervalst persoonsbewijs ten name van Jannie Visscher. Op 11 december 1944 werd er aan de woning gebeld. Nadat ik de deur had geopend, kwam een mij onbekend manspersoon in burger de woning binnen en vroeg mij of ik Jannie Visscher was. Daar ik iemand verwachtte, die ik niet kende, zeide ik zoo te heeten, waarop hij naar boven kwam. Bovenaan de trap deelde hij mij mede, dat hij van de S.D. was, en dat ik mijn mantel moest aantrekken en met hem mee moest naar de Dienststelle. Voordat wij de woning verlieten, zeide hij, dat ik geen poging moest doen om te ontvluchten, daar hij anders van zijn revolver gebruik moest maken. Op een gegeven moment vloog ik echter de trap af, en de straat op, terwijl bedoelde persoon achter mij aan kwam. Ik had eenige voorsprong, doch toen ik op de straat hoorde, dat er ongeveer twintig meter achter mij een schot gelost werd, bleef ik staan. Bedoeld persoon was direct bij mij en voegde mij toe: “Je mag van geluk spreken dat ik je niet geraakt hebt.” Daarna pakte hij mij onder de arm, en bracht mij over naar de Dienststelle (op het van Nahuysplein). Door een Duitsche beambte werd ik daarop verhoord. Van dat verhoor kan ik mij weinig meer herinneren, daar ik kans gezien had een hele serie slaappoederen in te nemen. Daarop werd ik ingesloten in het Huis van Bewaring te Zwolle. Tijdens mijn verblijf daar is mij gebleken, dat de burger, die mij arresteerde, de S.D. agent Cieraad was. Deze heeft mij na de arrestatie niet meer verhoord.’

Go Davidson werd aangehouden in verband met de jacht op een zekere verzetsman ‘Kees uit Schelle’ waarmee zij verdacht werd samen te werken. Deze Kees was waarschijnlijk Kees Kieft, die inderdaad uit het buurtschap Schelle bij Zwolle kwam en in het kunstenaarsverzet zat. Volgens zeggen gebruikte hij zijn talenten om valse identiteitspapieren te maken. Kees Kieft is nooit gevonden door de SD.

Er zijn geen gegevens over haar opname in de gevangenis, eventuele verhoren of andere bijzonderheden overgebleven: zij is niet opgenomen in het register van de ‘normale’ gevangenen. In die tijd was de gevangenis in handen van de Duitse bezetters. Het enige wat bekend is dat ze in de keuken werkte in een overall met grote zakken waardoor ze brood en ander voedsel mee kon nemen voor andere gevangenen.

Margo Davidson heeft tot 3 april 1945 in voorlopige hechtenis gezeten. Haar ware identiteit was niet bekend en er was alleen maar de verdenking van illegaliteit en het vermoeden dat zij een vervalst persoonsbewijs had; bewijzen waren er blijkbaar niet. Margo, een geestelijk heel sterke vrouw, was niet te breken.

Eind maart 1945 werd aan de SD eindelijk bekend dat Jannie Visscher in feite Margo Davidson was. Dat gebeurde toen twee Zwolse zusters die als dienstbodes op de Duitse Dienstpost in de Koestraat werkten haar herkenden van een foto die de Duitsers aan hen toonden. Deze gezusters verleenden nog andere diensten in ruil voor sigaretten, drank, parfum, kleren en toegang tot de vele feesten die door de bezetters daar gehouden werden. Na verder verhoor werd Go Davidson doorgestuurd naar Westerbork. Gelukkig voor haar liep de oorlog op het einde en waren er geen transporten naar het oosten meer mogelijk. Westerbork werd op 12 april 1945 door de geallieerden bevrijd. Kort daarna schreef Margo een brief aan de vrouw waar ze ondergedoken was geweest:

‘Lieve Dini, lieve allemaal, mijn lief schatteboutje,

Te vol ben ik eigenlijk om mijn gedachten voor een brief te concentreren, vooral omdat ik in haast, d.w.z. direct, een levensteken wil verzenden, nu ik tot mijn innige, tot mijn onuitsprekelijke blijdschap hoor, dat ook Zwolle van de onderdrukkers is bevrijd. Den 12den april hebben de Canadezen ons (± 1000 Joden) verlost. Wat kunnen woorden dan zeggen?

Juichen kan ik niet, daarom blijft het verdriet om mijn zeer geliefde familie te groot. Maar oneindig is mijn dankbaarheid jegens den Goeden God, Die mij heeft doen beleven, Die mij van zo vele ongelooflijke gebeurtenissen heeft willen sparen. Moge het den Almachtige, Die dit grote wonder ook aan mij heeft voltrokken wel willen behagen, jullie allen in volle gezondheid aan te treffen. Zodra de registratie enz. hier in orde is, komt Gootje thuis!

O, wat verlang ik!!!!! Ik moet nog even geduld hebben, omdat we morgen het kamp nog niet verlaten. Schrijven jullie me alsjeblieft onmiddellijk terug, hoe het er mee gaat. Liefste Dochter, nu komt je Moesje gauw bij je, hoor! Wat zullen we elkaar veel te vertellen hebben. Ben je ook zo heel blij, mijn lieveling? Ik heb het gevoel boekdelen te kunnen schrijven.

Mijn lieveling, tot zo spoedig mogelijk. Als het geoorloofd is te gaan, doch er zou geen vervoermiddel zijn, dan ga ik wel lopen.

Dag lieve allemaal, heel veel zoenen van jullie Go (M Davidson-Keijzer, Huis 38j, Kamp Westerbork).’

Inderdaad is Go op klompen in een blauwe overall zoals die in het kamp aan vrouwen werden uitgedeeld van Westerbork terug naar Zwolle gelopen. Ze heeft nog voor een korte afstand een lift met een jeep gehad maar het meeste heeft ze te voet afgelegd. Ze moest eerst zoeken naar haar dochter en vond haar via de diacones. Vera zegt over die eerste ontmoeting: ‘Ik kan me nog herinneren dat ik mijn moeder weer zag en wegkroop achter de rokken van mijn pleegmoeder. Mijn moeder was heel verstandig en die deed het kalm aan wat dat betreft. Na een paar dagen vroeg ze: “Geloof je nou wel dat ik je moeder ben?” en ik zei: “Ja, je bent mijn moeder”, daar was ik van overtuigd.’

Na de bevrijding
Na de oorlog had Go geen bron van inkomen, ze kreeg haar huurhuis aan de Jufferenwal 22 terug, dat nu eigendom was van haar nicht Greet Davidson. Haar meubilair was een paar huizen verder opgeslagen; ze kreeg alles terug maar verdere huisraad was niet meer te vinden. Haar geliefde piano die zij bij het onderduiken bij een muziekwinkel in de Diezerstraat had laten opslaan was intussen verkocht, ze hadden er niet op gerekend dat Go nog zou terugkomen. Zij wist hem op te sporen en zorgde ervoor dat hij in haar bezit terugkeerde. Het leek soms wel, volgens dochter Vera, dat er mensen waren die teleurgesteld waren dat ze teruggekeerd waren.

Financieel werd Go geholpen door het comité dat Willem Wagenaar, de vader van een geëxecuteerd lid van de Stijkelgroep en de vader van Han Stijkel hadden opgericht om de nabestaanden van de leden van de Han Stijkelgroep te helpen en de herinnering aan de verzetsgroep voort te laten leven.

Spoedig daarna werd Go gesteund door de Stichting 40-45, ieder maand ontving ze een bruin zakje met geld gebracht door de heer Kees Peeters, die op de Eekwal woonde. Het was een bedrag van ƒ200 per maand, ƒ20 betaalde ze aan huur. Later kon het ook overgemaakt worden op haar rekening maar zoals de meesten verkoos ze de persoonlijke aanpak van het brengen, waardoor ze nog wat aanspraak had; haar familie en vriendenkring was tenslotte bijna geheel weggevaagd. De Stichting zorgde ook voor andere zaken zoals sociale opvang, sinterklaasfeesten en vakantiekampen voor kinderen. Het duurde tot 1953 dat ze eindelijk haar bijzonder pensioen van de overheid kreeg. De bureaucratische traagheid waarmee de overheid deze zaken behandelde was typisch voor de tijd. Ze leefde van dat pensioen, het verhuren van een kamer in haar huis en werkte, voor korte tijd, als secretaresse. Door haar zuinigheid kon ze een behoorlijk leven leiden, met zelfs een jaarlijkse vakantie naar Zwitserland.

Het dagboek
Kort na de bevrijding ontving Go geheel onverwacht een dagboekje dat haar man in de gevangenis had bijgehouden. Het was achtergebleven toen Barend Davidson uit zijn cel gehaald werd voor zijn executie. Via zijn celgenoot is het na veel omwegen naar Zwolle gekomen. Deze celgenoot heeft ook in een brief aan Margo zijn ervaringen met haar man verteld, ook over de gebeurtenissen op de dag dat hij doodgeschoten werd. Het dagboek, dat nu bewaard wordt bij het Historisch Centrum Overijssel, is een heel klein notitieboekje, geschreven in potlood met kleine letters, vanwege de schaarste aan papier in de gevangenis. Het is geschreven in de vorm van brieven aan Margo. Al is het kort, het is belangrijk omdat het een aangrijpend relaas van de gebeurtenissen die in de gevangenis plaats vonden is en getuigt van de moed en de morele integriteit van Barend Davidson. Hij vertelt ook dat hij een agenda had waarin hij beschreef wat hij iedere dag gegeten heeft; deze blijkt ook verloren gegaan te zijn. Het begint op de dag van Margo’s verjaardag, 30 november, 1942 en eindigt op 28 januari 1943. Het dagboekje heeft een belangrijke rol in het leven van Go gespeeld en, twee generaties later, is dat nog steeds het geval in de familie.

De repatriëring van de stoffelijke overschotten en de plechtigheden rondom de herbegraving. De lichamen van de geëxecuteerde leden van de Stijkelgroep waren eerst begraven op de Franse Begraafplaats in Berlijn. Mede op het aandringen van koningin Wilhelmina werd besloten deze gevallenen terug te brengen naar Nederland voor herbegraving.

Ook bij de repatriatie van de omgebrachte leden van de Han Stijkelgroep had Willem Wagenaar een centrale rol.

Op vrijdag 1 augustus 1947 vond in Den Haag de herdenkingsdienst plaats. Daarna weden de stoffelijke resten onder enorme belangstelling in een één kilometer lange stoet naar de begraafplaats Westduin gebracht.

Willem Wagenaar bij de kranslegging op de Cimetière Nationale Francais. Foto Rode Kruis

Uitnodiging voor de Herdenkingsdienst van de Stijkelgroep 1 augustus 1947

Begrafenisstoet Stijkelgroep. Foto archief van der Plas

Herbegrafenis Stijkelgroep. Go Davidson loopt tussen de twee mannen met de hoed in de hand. Foto S. Darum

In het begin waren daar alleen maar 32 eenvoudige houten kruizen geplaatst die later werden vervangen door zerken van duurzamer materiaal. Het kruis met de Davidster op Barend Davidsons graf was een keuze van de familie. Margo Davidson vond dat alle grafzerken hetzelfde moesten zijn omdat alle gevallenen deel maakten van dezelfde groep. Om aan te geven dat Barend Joods was is de ster eraan toegevoegd.

Oorspronkelijke en huidige Stijkelgroep Eregraf. Foto Rode Kruis

Margo Davidson nam haar oude liefde van vóór de oorlog weer op: zingen en piano spelen. Haar dochter vertelt dat ze een absoluut gehoor had en dat ze alles wat ze hoorde kon spelen op de piano. Totdat ze naar Israël vertrok heeft ze zangles gehad van Mies Brinkman, de directrice van de Zwolse muziekschool in de Bloemendalstraat. Ze werd vaak gevraagd als soliste en trad onder andere op in Rigoletto van Guiseppe Verdi.

Go Davidson (links) in Rigoletto

Nadat Vera uit huis was gegaan ging Margo werken als secretaresse bij Mau Troostwijk die een zaak in de zelfde straat had. Vera trouwde in 1959 met Shlomo Karo en toen Shlomo in Israël een baan aangeboden kreeg vertrokken ze daarheen.

In 1960 werd Go’s huis weer gevorderd, nu door de Zwolse overheid die het huis afbrak voor verbreding van de Jufferenwal. Ze kreeg een flatje aangewezen maar dat beviel haar niet. Daarom liet Vera haar naar Israël komen waar ze het erg naar haar zin had met haar familie. Vera kon niet aarden in Israël, ze bleef geplaagd door heimwee. Daarom gingen Shlomo en zij in de zeventiger jaren terug naar Nederland, vestigden zich in Amstelveen en kregen drie zonen. Go die mee teruggekeerd was, genoot van haar rol van grootmoeder. Zij woonde eerst in het Gooi, daarna in Rotterdam waar Vera ook was, daarna in Bussum en ten slotte in de Joodse Invalide in Amsterdam.

Op 21 april 1983 hebben Barend en Margo Davidson beiden het Verzetsherdenkingskruis gekregen. In een zitting in “De Zwaluwenberg” in Hollandse Rading, die speciaal aan de Stijkelgroep gewijd was, kreeg Go beide onderscheidingen overhandigd en opgespeld door Prins Bernhard.

Margo genoot van de dag, samen met haar familie en de leden en familie van leden van de Stijkelgroep. Zij was, zoals zoveel Joden, zeer koningsgezind en op een foto genomen op die dag zie je haar trots op een stoel naast prins Bernhard zitten.

Toen ze 89 jaar was werd er darmkanker bij Margo geconstateerd en ze kreeg een stoma. Geestelijk leed ze daar meer onder dan lichamelijk, ze had haar onafhankelijkheid verloren.

Go Davidson stierf in 1998 op 93 jarige leeftijd in Amsterdam. Ze had een leven vol van ups en downs gehad. Jaren na de oorlog had ze nog shocktherapie ondergaan voor depressie. Haar geloof en een koosjere huishouding had ze opgegeven, dat hoefde van haar niet meer. Ze wist haar bitterheid over haar verleden meestal goed te verwerken maar het verlies van haar man na slechts vier jaar huwelijk en bijna al haar familie, en de scheiding van haar dochtertje gedurende de twee en een half jaar tijdens de onderduiktijd waren altijd in haar gedachten.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.