
De uit Assen afkomstige Leo Nathans (1921) dook onder en ontsnapte aan deportatie. Begin 1945 werd hij opgepakt en vanuit het beruchte Oranjehotel naar Westerbork gebracht.
(foto links: beeldbank Drents Archief, https://www.drentsarchief.nl/onderzoeken/beeldbank/zoeken/detail/40dc0a94-b62a-4978-9c0f-02f643a07436/media/96743e2a-dc79-4ed9-a1c8-4b0407998b0b)
Leo Nathans
- Voornaam
- Leonard
- Achternaam
- Nathans
- Geboortedatum
- 23 april 1921
- Geboorteplaats
- Assen
De Joodse winkelstraat bij uitstek in Assen was de Rolderstraat. Maar liefst een kwart van de in het handelsregister ingeschreven Joodse ondernemingen was hier gehuisvest, merendeels kleine winkels en bedrijfjes. In het interbellum vond men er bijvoorbeeld manufacturenhandelaren, slagerijen, antiquairs en bakkers.
Op de Rolderstraat 109 bevond zich lange tijd de bij vele boeren in de omgeving bekende aardappel- en graanhandel van Wolf en Ten Bosch. Coenraad Nathans en zijn zwager Samuel Jozef Wolf waren directeur van het bedrijf. Vooral in de jaren twintig van de vorige eeuw nam de export van pootaardappelen van Nathans en zijn zwager, naar diverse landen in Europa en onder meer Marokko en Argentinië, een grote vlucht.
Coenraad Nathans (1892) was getrouwd met Jeanette Jacoba Nathans-Wolf (1893). Het stel had drie kinderen: de zonen Leo (1921) en Carel (1924) en dochter Karla (1928). De familie Nathans woonde samen met oma Kreuntje Wolf in de nabijheid van het bedrijf aan de Rolderstraat. Het was een sociaal bewogen en actief gezin. Vader Coenraad was lid van allerlei comités en verenigingen, waaronder tijdens de oorlog de Joodse Raad van Assen. En Leo en Coenraad bijvoorbeeld, speelden voetbal bij Achilles 1894.
Gewaagd plan
Leo Nathans had de deportaties niet afgewacht. Hij dook in de buurt van Assen onder waar hij in contact trad met plaatsgenoot Jaap van Oosten. Met diens broer Leo en een andere Joodse Assenaar, kwamen de jonge mannen tot een gewaagd plan.
Coenraad, zijn vrouw Jeanette, dochter Karla en schoonmoeder Kreuntje zijn op 4 december 1942 opgepakt en naar Westerbork gebracht. Het rapport van de Asser politie meldt daarover het volgende:
16 uur. - Is de familie Nathans (Joden) Rolderstraat 109 op last van de Sipo overgebracht naar het jodenkamp te Westerbork.
19 ½ uur. - De familie Nathans door o. g. aan de registratiebarak afgeleverd. Karel Nathans, die in het ziekenhuis alhier wordt verpleegd en niet vervoerbaar is, blijft aldaar met goedvinden van de SS. Zij in verband met het voorgaande nog vermeld dat tijdens het transport naar Westerbork een aanrijding plaats vond. Deze ontstond doordat een boerenwagen ter hoogte van het café Mulder in Hooghalen midden op de spiegelgladden weg reed. X kon deze wagen niet dan op het allerlaatste oogenblik zien omdat er geen enkele verlichting aan bevestigd was. Hij trachtte door links uit te halen bedoelde wagen mis te rijden waardoor de auto in aanraking kwam met een hek aan de rechterzijde van den weg. Het rechter voorspatbord en het linker achterspatbord werd daarbij ingedeukt. De bestuurder van den boerenwagen genaamd Jan Hovingh geboren 12-5-1905 van beroep landbouwer wonend Laaghalen D 162a zal de ontstaande schade vergoeden.
Carel Nathans bleef, omdat hij in het ziekenhuis lag, in eerste instantie in Assen achter, maar kwam na enkele maanden alsnog in Westerbork terecht.
Leo Nathans had de deportaties niet afgewacht. Hij dook onder in de buurt van Assen, waarna hij in contact kwam met plaatsgenoot Jaap van Oosten. Met diens broer Leo en een andere Joodse Assenaar, kwamen de jonge mannen tot een gewaagd plan. Jaap van Oosten:
‘Met z’n vieren hadden we passen gekocht en zouden over de grens worden gesmokkeld om via Frankrijk naar Engeland te gaan. We gingen met onze begeleiders per trein naar Bergen op Zoom en verder met de bus. We reisden samen met een detachement moffen dat op de grens moest passen. Aangekomen bij de grens vertrouwden we het niet en besloten terug te gaan.
Mijn broer en Leo Nathans kwamen in Den Haag terecht bij Kamermans, die met een meisje Keizer uit Assen getrouwd was. Ik werd door mijn begeleider ondergebracht in een kapperszaak. Zag onmiddellijk dat ik daar niet kon blijven. Op de schoorsteenmantel stond een foto van een dame met een SS-er. Mevrouw zei: “Mijn zus en haar verloofde komen vanavond op bezoek. Dat kan een leuke avond worden”. “Dan zal ik nog even een bloemetje halen”, zei ik, en kwam natuurlijk niet meer terug. In deze noodsituatie herinnerde ik me een vroegere buurjongen uit Assen, die in Den Haag woonde. Bij Karel de Jong kon ik toen een nacht blijven, langer durfden ze niet. Uiteindelijk dook ik ook bij Kamermans onder.
Daar, bij Kamermans, ontmoette ik mijn toekomstige vrouw met wie ik tegen Dolle Dinsdag naar een pension trok. Vervolgens ging ik naar mijn aanstaande schoonouders, de familie Metselaar in Amsterdam. Mijn broer en Leo werden uit het pension gehaald en kwamen via het Oranjehotel nog enige tijd in Westerbork terecht. Hun geluk was dat er geen trein meer zou vertrekken.’
Na een gevangenschap van ruim twee maanden vertrok Leo Nathans op 13 april, daags na de bevrijding van het kamp, zonder permissie uit Westerbork. Van zijn naaste familie bleek niemand de Tweede Wereldoorlog overleefd te hebben.
Zijn ouders, zus en oma waren bij aankomst in Auschwitz-Birkenau op 26 februari 1943 vermoord.
Broer Carel was bijna een jaar later, op 9 februari 1944, in hetzelfde kamp onder onbekende omstandigheden eveneens om het leven gekomen.