Lé Vos (1920) verloor bijna zijn hele familie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Slechts hijzelf, zijn vader Aron (1884) en zijn neef Sally Vos (zoon van Arons tweelingbroer) wisten de oorlog te overleven door onder te duiken.
Lé Vos
- Voornaam
- Levie
- Achternaam
- Leib (zich noemende Vos)
- Geboortedatum
- 17 januari 1920
- Geboorteplaats
- Assen
Lé Vos werd op 17 januari 1920 in Assen geboren als zoon van antiekhandelaar Aron Leip z.n. Vos (1884) en Grietje Leip z.n. Vos-Magnus (1885). Lé noemde zich Vos, net als zijn vader en grootvader. Lé’s moeder Grietje kwam uit een groot gezin dat zijn wortels had in Smilde. Zowel Grietje als al haar naaste familieleden en een groot deel van Arons familie zouden de Tweede Wereldoorlog niet overleven. Grietjes ouders en Arons moeder waren al voor de oorlog overleden. Grootvader Levie Vos stierf in oktober 1942 in Westerbork. Lé’s tante en ooms werden met hun familie in de vernietigingskampen in Oost-Europa vermoord. Grietje zelf werd in het najaar van 1942 uit Assen naar kamp Westerbork gevoerd. Om de veiligheid van haar man te waarborgen had zij besloten om niet met haar zoon onder te duiken. Op 26 oktober 1942 vertrok Grietje met de trein naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Slechts Lé, zijn vader Aron en neef Sally wisten de oorlog te overleven.
Van een handelscontact van zijn vader kreeg Lé, die na zijn vervroegde diensttijd in Bergen was teruggekeerd in Assen, in 1941 het aanbod om in het geval dit nodig zou zijn, tegen betaling bij hem onder te duiken. Toen op 16 augustus 1942 de nazi’s begonnen met het samenbrengen en oppakken van de Joodse mannen in Drenthe in de leeftijd van 17-25 jaar (alle vaders waren inmiddels al naar Westerbork overgebracht), nam Lé de zware beslissing om onder te duiken. Verkleed als visser vertrok hij in het midden van de nacht op de fiets onder begeleiding van de verzetsstrijders Scheltes en Ter Horst van Assen naar Beilen.
De man die hem zou helpen had echter niets geregeld en schrok toen hij Lé zag. Na enkele dagen kwam Lé bij Hilbrand en Trijn Gils op hun boerderij. Daar kreeg hij een plek op een bovenkamer. Alleen wanneer het donker was geworden, mocht Lé voor even naar beneden. Via de bekende verzetsman en politieagent Viëtor kwam het gezin van Hilbrand Gils aan extra voedselbonnen. Later zou Lé Vos verklaren dat de dagen er ‘zo langzaam als schildpadden voorbij gingen.’ Op de onderduikplaats bij Gils bevond zich een radio waarop Lé regelmatig in het geheim naar Radio Oranje kon luisteren.
Tot december 1942 lag de vader van Lé, Aron, in Port Natal, een ziekenhuis voor zenuwzieken in Assen. Alle Joodse patiënten werden eind 1942 echter meegenomen en naar kamp Westerbork gebracht. Verzetsman Scheltes zag kans om Aron per trein in pyjama en overjas naar zijn zoon in Beilen te brengen.
De laatste
Je voelde de spanning niet zo, doordat je eindelijk eens “vrij” in de openlucht liep. We waren bij de laatste opgepakte mensen en kregen een stempel op onze kaart dat als er weer een transport zou gaan wij bij de eersten waren om doorgezonden te worden.
Op 16 januari 1945 bleek het onderduikadres bij Hilbrand Gils verraden. Er vond een inval plaats. Lé en zijn vader vluchtten het land in en zwierven de hele nacht rond. ‘Het geploegde land lag vol met ijs en ieder stap hoorde je. Op een 500 meter van het huis hoorde je de geweerschoten al’, aldus Lé zelf, ruim veertig jaar later.
De volgende ochtend kwamen Lé en Aron bij boeren terecht van wie ze wisten dat ze “goed” waren. Omdat het hier al vol zat met onderduikers werden vader en zoon naar de familie Jonker in Hijken gebracht. Na een waarschuwing van de illegaliteit moesten ze vertrekken en kregen beiden onderdak bij de Gebr. De Jong aan het Oranjekanaal.
Na verraad werden Lé en zijn vader Aron in maart 1945 door Duitse soldaten en Nederlandse landwachters opgepakt bij de Gebr. De Jong en vervoerd naar de gevangenis in Assen. Na een verblijf van twee weken werden zij vervolgens in een koetsje naar kamp Westerbork gestuurd. Lé Vos:
‘Hier aangekomen, moesten we ons bij de administratie melden om ingeschreven te worden. Dit geschiedde allemaal door gevangenen. Je keek je ogen uit. Je voelde de spanning niet zo, doordat je eindelijk eens “vrij” in de openlucht liep. We waren bij de laatste opgepakte mensen en kregen een stempel op onze kaart dat als er weer een transport zou gaan wij bij de eersten waren om doorgezonden te worden.’
De laatste treinen uit kamp Westerbork waren enige maanden eerder vertrokken, waardoor vader en zoon Vos in het kamp de bevrijding konden afwachten. Aron moest er in de groenvoorziening werken, Lé bij het slopen van de batterijen.
‘Met de mensen die aan het werk waren in de loods mocht je niet spreken, zelfs niet fluisteren, want er liep een SD’er met een in de oorlog afgeschoten arm ter controle die, als hij de mogelijkheid had, je dan in de strafgevangenis deed belanden. Sam Stern ontdekte ons al die eerste dag en verzorgde ons regelmatig met een portie extra eten. Het is moeilijk deze dagen in het kamp te beschrijven. Als je zag hoe Joodse dames die door de Duitsers als leiding ingedeeld waren erbij liepen… Een pakje shag kostte een 60-70 gulden. Een fles koolzaadolie eveneens. Die kon je gebruiken om wat rauwe aardappels op de kachels te poffen. Voor één sigaret ruilde je wat plakken brood met mensen die hier meer belang bij hadden dan bij het eten.’
Op 11 mei 1945, bijna een maand na de bevrijding, verlieten Aron en Lé Vos kamp Westerbork en keerden zij terug naar Assen, waar hun huis door anderen bewoond werd. Zonder hulp van de Nederlandse regering moesten zij hun eigen huisraad zien terug te krijgen en hun levens weer zien op te bouwen.
Lé trouwde op 31 oktober 1946 met Hendrika Levie (1919), wier ouders en meeste naaste familie de oorlog eveneens niet hadden overleefd. Zij kregen twee dochters, Margriet (1948) en Floor (1952).
Aron Vos stierf in maart 1961. Hij woonde tot zijn overlijden bij zijn zoon. Lé Vos overleed in 2008, in hetzelfde jaar als zijn vrouw. Tot aan zijn dood heeft Lé warme contacten onderhouden met de familie van zijn onderduikgevers, de familie Gils. ‘Na de oorlog werd er in ons gezin dagelijks gepraat en gehuild over de oorlog, bijna alle familie van beide kanten was omgekomen’, zo vertelt één van Lé´s twee dochters, Floor Vos. ‘Mijn beide ouders zijn vlak na elkaar overleden. Tot dan was er geen dag zonder oorlog.’