Karl Felix Graetz (1892) was een voormalige Duitse militair uit de Eerste Wereldoorlog die in maart 1945 in kamp Westerbork werd binnengebracht.
Op de foto links is barak 42 zichtbaar, de eerste barak gezien vanaf rechts. In deze barak verbleef Karl Graetz in kamp Westerbork.
Karl Graetz
- Voornaam
- Karl
- Achternaam
- Graetz
- Geboortedatum
- 23 april 1892
- Geboorteplaats
- Dresden
Karl Felix Graetz wordt in Dresden geboren op 23 april 1892. Hij is de zoon van Arthur Graetz en Hermine Cohnstedt. De ouders krijgen drie kinderen, behalve Karl nog twee meisjes, Lina en Anna. Vader en moeder zijn orthodox Joods. Vader is eigenaar van het bedrijf Kramer & Graetz, een groot bedrijf in kunstbloemen, veren en bijouterie ter versiering van hoeden. Karl groeit in Dresden op en gaat na zijn schooltijd in het bedrijf van zijn vader werken. Vóór de Eerste Wereldoorlog, voordat hij opgeroepen wordt voor militaire dienst, verandert hij van godsdienst. Hij laat zich evangelisch dopen, wellicht met het idee dat een carrière in het leger niet goed samengaat met zijn Joods zijn. Hij zal vier jaar in Frankrijk gelegerd zijn en officier worden.
Na de dood van zijn vader neemt Karl de leiding van het bedrijf op zich. In 1925 wordt Kramer & Graetz opgeheven; hoeden met bloemen en veren raken uit de mode. Wat hij daarna doet om de kost te verdienen is niet met zekerheid bekend.
Rond 1924 trouwt hij met Annemarie Erfurth, dochter van Helene Reuther en fotograaf Hugo Erfurth, portretteur van vele (in zijn tijd) groten uit kunst en wetenschap. Het echtpaar krijgt op 8 maart 1926 een zoon: Wolfgang Karl Arthur, roepnaam Wolf. Karl is dan 33 jaar oud. Ze wonen in een groot huis aan de westkant van Dresden. Voor Wolf komt een kindermeisje in huis; moeder brengt veel tijd door op de tennisbaan. Karl bemoeit zich ook niet veel met zijn zoon.
De ouders scheiden in november 1933. Zijn vrouw wil niet meer met een Joodse man getrouwd blijven. Hun zoon is 7 jaar en wordt aan Karl toegewezen. Toewijzing aan een vader was uitzonderlijk in die tijd, de reden was omdat hij half-Joods is. In november 1934 hertrouwt Karl met een Joodse vrouw, Käthe Helene Goetschel.
De situatie wordt voor Joden steeds nijpender. Karl maakt plannen om met zijn gezin Duitsland te verlaten. Eerst denkt hij erover naar Haïti te emigreren; het wordt uiteindelijk Nederland. Eind 1936 reist hij vooruit; zijn tweede vrouw en zijn zoon volgen begin 1937. Ze wonen een paar maanden in Amsterdam, later in Den Haag, Gouda en Utrecht. Wat hij in Nederland voor werk doet lijkt een raadsel. Als zijn zoon hem ernaar vraagt, is zijn antwoord: ‘Gaat je niets aan’. Later, in kamp Westerbork, geeft hij op: ‘Kaufmann in Maschinen’. Heel veel later betwijfelt zijn zoon dat: ‘Als Jood? Onmogelijk!’
Haagsche Courant, 1 juni 1940 (www.delpher.nl)
Haagsche Courant, 14 juni 1940 (www.delpher.nl)
In 1941 woont Karl met zijn gezin in Utrecht. Hun adressen in Utrecht zijn Frederik Hendrikstraat nummer 43, Cornelis Evertsenstraat 15 en Catharijnesingel 90 (https://hetutrechtsarchief.nl/).
Het Volk, 3 april 1941 (www.delpher.nl)
'Het Oosten'
Karl zit in Westerbork in angst over zijn vrouw. De deportaties naar 'het Oosten' maakt hij niet mee, wel heeft hij angst voor de Duitse maatregelen vlak voor de bevrijding in april.
Een wet, op 25 november 1941 door Hitler ingesteld, maakt hem stateloos. Vanaf 2 mei 1942 moet zijn vrouw een Jodenster dragen; hijzelf is daarvan vrijgesteld, omdat zijn eerste huwelijk gemengd was en hij daaruit een zoon heeft (die als ‘Halbjude’ ook geen ster hoeft te dragen). Karl draagt hem wel. In dit huwelijk worden tijdens de oorlog twee kinderen geboren, die dus vol-joods zijn; een dochter in 1941 en een zoon in 1942. Zij overleven in onderduik. Zijn vrouw moet zich melden in kamp Vught en wordt via kamp Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd. Zelf duikt hij uiteindelijk ook onder. In januari 1945 wordt hij op zijn onderduikadres in Amsterdam gearresteerd. Via één van de Huizen van Bewaring in Amsterdam komt hij op 14 maart 1945 in kamp Westerbork aan. Op een dag ontmoet hij daar zijn oudste zoon die er sinds januari is; Karl weigert verder contact.
Karl zit in Westerbork in angst over zijn vrouw. De deportaties naar 'het Oosten' maakt hij niet mee, wel de angst voor de Duitse maatregelen vlak voor de bevrijding in april.
collectie Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Op 28 juni 1945 verlaat Karl, 53 jaar, kamp Westerbork en keert terug naar Utrecht.
Zijn tweede vrouw Käthe komt ernstig vermagerd uit Theresienstadt thuis. Zijn oudste zoon wordt net als Karl in kamp Westerbork bevrijd. Het gezin krijgt in Utrecht een volledig gemeubileerd huis van een NSB'er toegewezen. Zoon Wolfgang gaat na het behalen van zijn HBS-diploma zelfstandig wonen. In 1948 wordt nog een dochter in dit huwelijk geboren.