Het relaas van Jozef Vomberg (1923) is dat van een Joodse jongen die lange tijd in de onderduik uit handen van de nazi’s weet te blijven. Eind 1944 komt Jozef alsnog in kamp Westerbork terecht. De informatie in dit portret is deels ontleend aan een interview gehouden met Jozef door medewerkers van de USC Shoah Foundation.
Jozef Vomberg
Jozef is opgegroeid in Zutphen waar zijn ouders een eigen zaak in heren- en dameskleding bestierden. Hij was de middelste van drie kinderen, en had in zijn jeugd voornamelijk Joodse vrienden. Wonende in de grensstreek raakte vader Vomberg in de jaren dertig betrokken bij de hulp aan Duits-Joodse vluchtelingen. Van hen hoorden ze de verhalen over het leven als Jood in nazi-Duitsland. Alhoewel er binnen het gezin wel gesproken werd over vluchten, besloten Jozefs ouders uiteindelijk in Nederland te blijven. Ze verwachtten niet dat Duitsland Nederland zou binnenvallen. Op 10 mei 1940 liep Jozef Vombergs vader wacht toen het Duitse leger Nederland aanviel.
In 1942 moest vader Vomberg de familiezaak op last van de bezetter sluiten. Om nog aan geld te komen ging de negentienjarige Jozef aan het werk. In augustus 1942 kregen Jozef, zijn ouders en zussen van een agent de waarschuwing dat ze binnenkort opgehaald zouden worden. Jozef sprong op de fiets en verliet direct zijn geboortestad. Hij kwam terecht in Hellendoorn waar hij bij vrienden op een boerderij onderdook.
Na twee maanden keerde Jozef terug naar Zutphen. Hij vond een veilig heenkomen op landgoed Duiveland in Epe, waar meerdere onderduikers waren ondergebracht. Het was een relatief veilig adres, omdat het landgoed zelfvoorzienend was. In april 1943 leken de onderduikers verraden en werd het landgoed door het verzet ontruimd. Net op tijd, want een dag later werd Duiveland doorzocht. Voor Jozef begon een reis van de ene onderduikplek naar de andere.
Niet verwacht
Alhoewel er binnen het gezin wel gesproken werd over vluchten, besloten Jozefs ouders uiteindelijk in Nederland te blijven. Ze verwachtten niet dat Duitsland Nederland zou binnenvallen.
Na de slag bij Arnhem in september 1944 werd Jozef bij een razzia opgepakt. De agenten hadden niet door dat hij Joods was en brachten Jozef naar de gevangenis in Zwolle. Nadat hij daar bij een medische controle zijn kleding uitdeed, zagen de bewakers dat hij besneden was en dus Joods moest zijn. Het was de reden dat Jozef na een verblijf van ruim vijf weken op transport naar kamp Westerbork werd gezet.
In het kamp kwam Jozef in barak 21 terecht – op dat moment de strafbarak. Er reden inmiddels geen treinen meer en het leek er ook niet op, dat er nog deportaties gingen plaatsvinden. Maar voor Jozef was het toch beter om niet meer als strafgeval te boek te staan: het verzet wist ervoor te zorgen dat hij zijn ‘S’ kwijtraakte. Hij kreeg werk toegewezen in de buitendienst waar hij hout moest kappen. Nadat hij bij dat werk gewond raakte, mocht Jozef aan de slag in het kampziekenhuis. Het bracht wat afleiding, want verder was er weinig te beleven in het kamp.
Na de bevrijding mocht Jozef als een van de eerste gevangenen kamp Westerbork verlaten. Hij keerde terug naar Zutphen en ontdekte dat ook zijn ouders en zussen de oorlog hadden overleefd; ze woonden weer in hun oude huis. Na een paar weken vertrok hij als vrijwilliger van het Rode Kruis naar Duitsland om te helpen bij de repatriëring van bevrijde gevangenen. Ook hielp hij zijn vader bij de heropening van het familiebedrijf.
In 1953 besloot Jozef Vomberg te emigreren naar Canada.
Jozef Vomberg overleed op 14 april 2013 in St. Catherines, Ontario.