Voor veel mensen is Hans Margules (1918) de man die in de Westerborkfilm de deuren van de wagon sluit vlak voor dat de trein vertrekt. Het zijn beelden waar een complex verhaal achter schuil gaat. Zowel van de geschiedenis van kamp Westerbork, als van het leven van de hoofdrolspeler zelf.
Hans Margules
Toen Jeroen Krabbé gevraagd werd een portret te maken van de in kamp Westerbork bevrijde Hans Margules, koos hij ervoor om met een schilderij één van de meest beklemmende filmscènes van de Tweede Wereldoorlog te verbeelden. Het is 19 mei 1944 en een deportatietrein staat kaar om te vertrekken uit Westerbork. Het is een trein waarmee een jaar eerder Abraham Reiss, de grootvader van Krabbé werd weggevoerd.
Tientallen mensen lopen over de Boulevard des Misères heen en weer. De camera zoemt in. Een meisje met een hoofddoekje tuurt vanuit de wagon naar buiten. Even later wordt de deur gesloten door een bewaker.
De trein vertrekt.
Het zijn deze 'afschuwelijke beelden' zoals Jeroen Krabbé ze omschrijft, die in de afgelopen decennia een symbool van de Holocaust zijn geworden. Beelden waar een complexer verhaal achter schuilgaat dan een eerste blik doet vermoeden. Het ogenschijnlijk Joodse meisje met het hoofddoekje bleek in de jaren negentig bijvoorbeeld één van de bijna 250 Sinti en Roma te zijn die uit Westerbork werden weggevoerd en waarvan slechts een klein deel overleefde. En de bewaker was geen bewaker, maar een Joodse gevangene. Wel van Duitse geboorte maar zeker geen nazi. Zijn naam: Hans Margules.
Hans Margules was twintig jaar toen hij in 1939 kort na de Kristallnacht met zijn broer Peter (1920) naar Nederland besloot te vluchtten. Hans werd als zoon van een kunsthandelaar geboren in Berlijn. Na zijn middelbare school volgde hij een opleiding voor etaleur en modetekenen. In Nederland kreeg Hans onderdak in Den Haag en in een vluchtelingenkamp in Rotterdam. Zijn laatste adres was een opvangtehuis voor Duits-Joodse vluchtelingen in een villa van de Holland-Amerikalijn.
Op 10 januari 1940 kwam Hans Margules in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork terecht. Hij kreeg er verschillende baantjes. Begin 1942 hielp hij er bijvoorbeeld mee bij de bouw van nieuwe woonbarakken. Het kamp werd destijds uitgebreid voor de komst van Nederlandse Joden die vanuit Westerbork zouden worden doorgevoerd naar één van de vernietigingskampen in Oost-Europa.
Op 15 juli 1942 vertrok het eerste transport richting 'het Oosten'. Hans' naam stond op de transportlijst vermeld, maar hij ontsnapte aan deportatie. Vlak voor het vertrek van de trein arriveerde een brief van zijn moeder. Zij had een document weten te bemachtigen waarin verklaard stond dat zij het onechte kind van een niet-Joods echtpaar was. Hans werd hierdoor volgens de richtlijnen van de nazi’s halfjoods en mocht in Westerbork achterblijven.
In zijn vrije tijd ontwierp Hans in kamp Westerbork decors voor toneelvoorstellingen en maakte hij tekeningen voor wie daar naar vroeg. ‘In Westerbork had iedereen een baantje, maar er ging geen geld om, je verdiende niks. Toen ben ik begonnen verjaardagskaarten en huwelijksaankondigen te tekenen. Daarvoor kreeg ik dan een paar sigaretten of eieren’, zo vertelde Hans begin jaren negentig aan documentairemaker Willy Lindwer. ‘Max Ehrlich vroeg mij in 1943 om decors voor de revue te gaan tekenen. Later leerde ik Leo Kok kennen en schilderden we die decors samen. We hebben ook boeken geïllustreerd. Eén boek werd zelfs aan Gemmeker cadeau geven omdat wij bekend stonden als goede tekenaars.’
Geen bijzondere positie
Maar uiteindelijk waren we allemaal opgesloten en moesten we allemaal meedoen, niemand kon nee zeggen. Wij waren net zo gevangen als de anderen, voor de Duitsers hadden wij geen bijzondere positie.
De laatste drie jaar van zijn verblijf werkte Hans Margules bij de Ordedienst van kamp Westerbork. Deze Ordedienst (OD) was ontstaan ten tijde van het vluchtelingenkamp. Door de grote toestroom van vluchtelingen ontstond behoefte aan een betere beveiliging van de houten barakken. Twintig jonge mannen werden vervolgens tot brandweerman opgeleid. Hun uniform bestond uit een groene overal. In de zomer van 1942 kreeg het brandweercorps er een nieuwe functie bij: die van Ordedienst. De meest bekende taak van de leden van de OD was het begeleiden van aankomende en vooral ook uitgaande transporten.
‘Op elke goederenwagon stond met krijt geschreven hoeveel mensen erin moesten. We hadden het er natuurlijk heel moeilijk mee, er gingen ook vrienden en familieleden van ons mee en werd veel gehuild. En we wisten dat wij er de volgende week of de week daarop ook bij konden zijn. Ik had geen vrouw of kinderen in het kamp. Ik had minder zorg, maar we hoopten steeds weer dat het op een dag voorbij zou zijn. Uit de treinen werden vaak nog briefjes afgegeven met het adres van kennissen die op de hoogste gesteld moesten worden. Dus namen we afscheid en keerden met bezwaard gemoed in onze barakken terug. Er was een deel van ons weggegaan.’
Na de bevrijding werkte Hans nog enige tijd in Nederland alvorens in 1947 naar de Verenigde Staten te emigreren. Sinds tientallen jaren woonde Hans met zijn vrouw Karin weer in Duitsland (München) waar hij tot enkele jaren geleden nog een kunstatelier had en werkzaam was als tekenaar en cartoonist.
In de zeventig jaar na de Tweede Wereldoorlog wist Hans Margules een lange succesvolle carrière op te bouwen. Hij illustreerde 24 kinderboeken, tekende cartoons in onder andere de Evening Post en de Süddeutsche Zeitung. Van zijn werk werden tientallen goed bezochte tentoonstellingen gemaakt.
Hans was én is een geliefd figuur binnen de Duitse en Amerikaanse kunstwereld.
Voor veel buitenstaanders bleef Hans Margules echter al die jaren de man van de filmbeelden uit Westerbork, de 'bewaker' die de deuren van de wagon sloot. Het zijn filmbeelden zoals gesteld met een complex verhaal, kenmerkend voor de geschiedenis van kamp Westerbork.
Kenmerkend misschien wel voor het oorlogsrelaas van Margules zelf.
‘Er is een film gemaakt van het sluiten van die deuren waar ik op sta. Ik heb die film in Amerika gezien, hij werd vertoond in een documentaire over de kampen. Ik heb er ook een foto van. Ik ben er niet trots op dat ik dat gedaan heb, maar dat hoorde nu eenmaal bij ons werk. Pas na de oorlog vernamen wij wat er met onze mede-Joden gebeurd was, dat betekende voor mij in dubbel opzicht een enorme shock. Dat was vreselijk.
In de naoorlogse boeken en verhalen komen wij er natuurlijk slecht af, maar getuigenverklaringen zijn nu eenmaal persoonlijk. Het wordt dus afgeschilderd alsof wij de schuld hebben aan het doorsturen van kampgevangenen naar de vernietigingskampen. Ik kan me dit ook nog wel enigszins voorstellen. Het was natuurlijk een heel naar gezicht voor de Nederlandse Joden die in het kamp aankwamen, dat de transporten door andere Joden werden begeleid. Ik kan heel goed begrijpen dat het voor die mensen net was of wij met de Duitsers samenwerkten. Maar uiteindelijk waren we allemaal opgesloten en moesten we allemaal meedoen, niemand kon nee zeggen. Wij waren net zo gevangen als de anderen, voor de Duitsers hadden wij geen bijzondere positie. Wat zeker tot spanningen tussen de OD en de kampbewoners heeft bijgedragen, was het feit dat wij Duits spraken en het feit dat wij uniformen droegen. De onderlinge tegenstelling die toch al bestond tussen de Duitse en Nederlandse Joden werd door het inzetten van de OD bij de deportaties verder aangescherpt.’
Hans Margules is in 2016 overleden.