Erna en Fritz Heilbronn zitten meer dan vijf jaar in kamp Westerbork gevangen. Eerst in het Centraal Vluchtelingenkamp, later in het Durchgangslager Westerbork. Na de oorlog emigreren broer en zus naar Amerika.
Erna & Fritz Heilbronn
Erna (1922) en Fritz (1925) Heilbronn groeien op in een gezin met vier kinderen in de Duitse plaats Lengerich. Als hun moeder in 1930 overlijd, hertrouwt vader Heilbronn in 1934 met een Joodse vrouw. Eind jaren dertig komt het gezin terecht in Aurich, waar zich een relatief grote Joodse gemeenschap bevindt. Als in de nacht van 9 op 10 november 1938 overal in Duitsland Joden worden opgepakt, winkels en huizen worden verwoest en synagogen in brand worden gestoken, logeert Erna bij haar grootouders. Erich is thuis bij zijn vader en stiefmoeder.
Erna: ‘Het was vroeg in de middag toen de SA het huis binnenkwam. Ik hoorde ze vloeken en schelden tegen mijn grootvader. Ze waren op zoek naar zijn geld en sloopten de woning. In grote angst ben ik toen naar boven gegaan waar mijn kamer was om mijn geld te halen. Ik had 50 Mark bij me, die heb toen meegegeven.’
Fritz: ‘Na de Kristallnacht durfde niemand van onze niet-Joodse vrienden nog bij ons in huis te komen. Alles moest in het geheim gebeuren. De sfeer werd zo angstig dat vader besloot dat we zouden vertrekken. Onze oudste broer Philipp emigreerde als eerste naar Nederland.’
Erna: ‘Vader stuurde de andere kinderen vlak erna mee met een zogeheten Kindertransport. Op 30 maart 1939 vertrokken we, Fritz, ons stiefzusje Hella en ik. Uit heel Duitsland zaten er kinderen in die trein.’
De Commissie
'Op 14 juli 1942 moesten Fritz en ik voor een commissie verschijnen. Zij zouden bepalen of we met de trein moesten vertrekken of in Westerbork mochten blijven. Vanwege de "belangrijke arbeid" die wij leveren werden wij van het transport vrijgesteld.'
In april 1940 komen Erna en Fritz aan in het Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork. Samen met hun vader, stiefmoeder en -zus krijgen ze er een klein huisje met twee kamers. Daar verblijven ze nog steeds als in juli 1942 het vluchtelingenkamp wordt overgenomen door de nazi’s.
Erna: ‘Op het moment dat Westerbork een doorgangskamp werd, werkte ik in de keuken onder kok David terwijl Fritz was ingedeeld bij het centrale magazijn. Op 14 juli 1942 moesten Fritz en ik voor een commissie verschijnen. Zij zouden bepalen of we met de trein moesten vertrekken of in Westerbork mochten blijven. Vanwege de “belangrijke arbeid” die wij leveren werden wij van het transport vrijgesteld. Later heb ik lange tijd in de buitendienst op het land gewerkt.’
Uiteindelijk weten Fritz en Erna tot na de bevrijding in kamp Westerbork te blijven. Toch is ook het leven voor Alte Lagerinsassen als de familie Heilbronn niet gespeend van gevaar.
Fritz: ‘Het leven in het Durchgangslager viel, zolang je je taken uitvoerde, nog wel mee. Het eten was dan wel niet goed maar je stierf er niet van. Er was ontspanning in de vorm van een theater en bijvoorbeeld voetbal. De allesoverheersende factor was echter de constante spanning of je met het transport mee moest op weg naar het onbekende Oosten.’
Erna: ‘Op 18 januari 1944 gebeurde wat wij altijd gevreesd hadden. Onze vader, zijn vrouw en Hella moesten met de trein naar Theresienstadt. Fritz en ik wilden ons vrijwillig voor het transport aanmelden, echter vader verbood dit. Als de oorlog voorbij was zou hij naar Westerbork komen om ons op te halen, zo beloofde hij. Het was voor ons het beste als we in het kamp zouden blijven.’
Erna: ‘Op 12 april 1945 werden we bevrijd door de Canadese soldaten. In de weken die volgden luisteren Fritz en ik gespannen naar de radio naar berichten over onze familie. Op een dag hoorden we dat Theresienstadt bevrijd was. Er werden namen voorgelezen van de mensen die nog in leven waren. Plotseling hoorden we de namen van mijn stiefmoeder Johanna en zusje Hella. Ze waren onderweg naar Nederland! We zijn toen uit het kamp vertrokken op weg naar Eindhoven waar ze aan zouden komen. Onderweg bij Deventer kwamen we onze broer Philipp op een fiets tegen. Toen we elkaar zagen kon ik geen woord uitbrengen. Zo opgelucht en blij was ik! Later bleek dat mijn vader de oorlog niet overleefd had.’
Na de Tweede Wereldoorlog staat het voor Erna en Fritz Heilbronn vast dat ze niet in Europa willen blijven. In 1947 maken beiden in een vrachtschip de overstap naar de Verenigde Staten. Fritz komt terecht in een klein dorp in de staat Illinois; Erna trekt naar een oom in Chicago. Hier ontmoet ze een bekende uit kamp Westerbork.
Erna: ‘In de keuken in kamp Westerbork had ik een man leren kennnen, Erich Pinto (1913). Na mijn emigratie kwam ik hem weer tegen. In augustus 1949 zijn we in San Francisco getrouwd. Later hebben we twee dochters gekregen, Ellen en Beverly.’
Fritz: ‘Op Erna’s bruiloft ben ik mijn latere echtgenote tegengekomen. Ze was al voor de oorlog uit Duitsland naar de Verenigde Staten vertrokken. Met haar ben ik begin jaren negentig voor het eerst weer teruggegaan naar Westerbork. Het monument met de 102.000 stenen was er net geplaatst. Het was een emotioneel weerzien. Het was de plek waar ik onze vader voor de laatste keer heb gezien. Hij is vermoord in Auschwitz-Birkenau, op 18 oktober 1944. Hij was nog maar 61 jaar oud.’