Hans Piek schreef met medewerking van Freddie Rosenberg een portret over diens vader Egon. Een Duits-Joodse vluchteling die door zijn functie niet werd gedeporteerd naar het Oosten, maar de bevrijding in kamp Westerbork wist mee te maken.
Egon Rosenberg
Drie keer stond Egon Rosenberg op de lijst voor transport van kamp Westerbork naar 'het Oosten', drie keer werd hij er af gehaald. Om uiteindelijk op 12 april 1945 door de Canadezen bevrijd te worden. Hij was ze, samen met anderen, tegemoet gelopen om ze in te halen.
Het is één van de weinige herinneringen die vader Egon met zijn zoon Freddie, geboren in 1953, deelde: 'Bij ons thuis werd er niet over die periode gesproken, niet door mijn vader en al helemaal niet door mijn moeder', aldus Freddie, die vervolgt met: 'Het was een soort ongeschreven wet, er was een zwijgcultuur en dat was niet gemakkelijk.'
Egon werd maart 1911 geboren in Witten, een plaats even ten zuiden van Bochum, Duitsland, en vlak bij de Ruhr. Daar werkte hij al jong in de textiel, eerst in de leer, later als een goede verkoper. Hij had gevoel voor de markt, wist wat de prijzen deden. Hij was sportief: voetbal, worstelen, boksen, dat laatste ook in wedstrijdverband. En hij reed motor!
Egon had twee zusters, Else en Hilde, en een broer, Kurt. De familie had een winkel in Witten, Egon had het vak niet van een vreemde. Dat de nazi’s, sinds 1933 in Duitsland aan de macht, Joden niet welgezind waren was natuurlijk wel bekend bij de familie, maar de familie vertrok niet.
Tot het 9 november 1938 werd. In de later als Kristallnacht bekend geworden nacht werd de winkel overvallen, broer Kurt in elkaar geslagen en werd Egon opgepakt en door de straten gesleept. In één van de weinige momenten van openheid vertelde vader Egon aan zijn zoon dat hij de woede van de mensen niet begreep. Hij had deze mensen niets misdaan! Hij werd opgesloten in kamp Sachsenhausen, niet ver ten noorden van Berlijn. Het kamp was aanvankelijk opgezet om politieke tegenstanders van de nazi’s op te sluiten, maar werd later ook een plek waar bijvoorbeeld Joden werden vastgehouden. Daar zat hij drie maanden gevangen. De rest van het gezin wist te vluchten naar Nederland en kwam in Eindhoven te wonen.
Dat Egon kamp Sachsenhausen kon verlaten was bijzonder: de zaak van zijn vader moest verkocht worden, één van de anti-Joodse maatregelen. En dat gebeurde zogenaamd 'netjes': met een officiële overeenkomst van verkoop, al was de te betalen prijs doorgaans ver onder de waarde. Voor die verkoop was een handtekening nodig en omdat de rest van de familie verdwenen was, moest Egon dat doen. Zo kwam hij weer in Witten terug. Van die gelegenheid maakte hij gebruik om ook te vluchten: in een verhuiswagen met persoonlijke bezittingen zoals huisraad naar Nederland. Hij verstopte zich in één van de kasten die in de vrachtwagen stond. Bij de grenscontrole werd alles geopend, maar niet die ene kast!
Handtekening
Dat Egon kamp Sachsenhausen kon verlaten was bijzonder: de zaak van zijn vader moest verkocht worden, één van de anti-Joodse maatregelen. En dat gebeurde zogenaamd "netjes": met een officiële overeenkomst van verkoop, al was de te betalen prijs doorgaans ver onder de waarde. Voor die verkoop was een handtekening nodig en omdat de rest van de familie verdwenen was, moest Egon dat doen. Zo kwam hij weer in Witten terug.
Hij moet dus illegaal Nederland binnengekomen zijn en dat werd door de toenmalige regering niet erg op prijs gesteld. Het risico om teruggestuurd te worden was aanwezig. Via Eindhoven belandde Egon in februari 1939 in Amsterdam, waar hij onder andere aan de Valeriusstraat woonde. Eind 1939/begin 1940 werd hij tijdens een razzia door de politie (Nederland was nog niet bezet!) opgepakt en opgesloten in het politiebureau vlak bij het Waterlooplein. Hij wist wat hem te wachten stond: uitlevering aan Duitsland en daar opsluiting in een kamp. Hoe dat was wist hij door zijn verblijf in Sachsenhausen. Met de smoes naar de wc te moeten wist hij te ontsnappen: hij sprong van twee- of driehoog uit het raam en brak beide benen.
Zo belandde hij in het ziekenhuis, als gevangene, waar zijn benen in het gips werden gezet en op spanning werden gehouden (tractie). Uiteindelijk kwam hij op 14 maart 1940 in Westerbork, dat toen dus nog een kamp voor Joodse vluchtelingen in Nederland was, aan.
Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen zijn de ingezetenen van kamp Westerbork geëvacueerd, maar ze kwamen niet verder dan Leeuwarden en zaten al snel weer in het kamp. In Westerbork kreeg Egon in eerste instantie een functie bij de administratie, waar hij belast werd met het zoeken naar mensen met een paspoort van met Duitsland bevriende landen. Deze mensen konden hopen op uitstel van transport. Zo wist men Egon Henri Cosman, uit Amsterdam afkomstig, maar in het bezit van een Braziliaans paspoort, het kamp uit te krijgen. In oktober 1943 ontving Egon een kaart van deze Cosman: uit Duitsland waar hij in een krijgsgevangenenkamp verbleef en waarin hij schreef dat het hem goed ging en Egon zeer dankbaar was. Henri Cosman overleefde de oorlog.
In een gesprek, na de oorlog, met zijn zwager Herbert Boucher, vertelde Egon ook dat hij bij de Ordedienst zat en meerdere keren te maken had gekregen met poging tot omkoping. Daar was hij, zo zei toen, niet van gediend. Egon moest ook niet veel hebben van het vermaak zoals toneel, cabaret en muziek in het kamp. Hij vond dat in die situatie niet gepast.
Uiteindelijk is Egon dus op 12 april door de Canadezen bevrijd. Na een kort verblijf in Eindhoven ging hij naar Zwolle, waar hij op 9 november 1945 ingeschreven werd. In Zwolle kon hij aan het werk bij Max Hes, een neef van Egon. Max had, net als diens vrouw Ilse en hun twee zonen, de oorlog overleefd door onder te duiken. In Zwolle had hij een onderneming in textiel. Ilse was een nicht van Egon en tevens familie van Herbert Boucher die tijdens de oorlog getrouwd was met Hilde. Zo leerde Egon Hilde’s zus Annie Gumprich kennen met wie hij in 1947 trouwde. Beide zussen waren afkomstig uit Herbern, een plaats in Duitsland ten zuiden van Munster. Annie, Ilse en hun zus Hilde overleefden, evenals hun ouders. Hun broer, Karl, is in Auschwitz vermoord.
Egon en Annie kregen twee kinderen, Mirjam (1951) en Freddie (1953). Beide kinderen werden in Zwolle geboren, maar Egon werkte toen al in Amsterdam, waar hij een eigen filiaal van het bedrijf van Max Hes opzette. Later had hij een eigen bedrijf, ook in Amsterdam. De ouders van Egon en zijn zussen overleefden de oorlog eveneens. De echtgenoten van zijn zussen, een zoon van een zus en meerdere andere familieleden werden vermoord.
Egon kreeg vijf kleinkinderen en overleed in 2005, 93 jaar oud. Zijn vrouw Annie bereikte ook een hoge leeftijd: ze overleed op 95-jarige leeftijd in 2011.