Aron Cutzien was niet de makkelijkste man, zo kwamen ook zijn onderduikgevers achter. Samengesteld met hulp van scholieren Maria Zwiers en Nadine van der Laan van de Ubbo Emmius Scholengemeenschap uit Stadskanaal.
Aron & Sara Cutzien
‘Toen ze kwamen bleek dat ze in hun huis aan de Kuiperstraat veel meel en ander voedsel hadden gehamsterd. Aron verlangde dat dit speciaal voor hen bewaard zou worden. Voor na de oorlog. Wij mochten ook niets van het snoep hebben dat ze in een kast hadden opgeborgen. Mijn moeder ging daar echter dwars tegen in. Ook dat hij op zaterdag speciaal servies wilde, vond ze niet nodig. Hij wilde ook dat mijn vader de clandestiene radio weg bracht. Dat vond hij te gevaarlijk. Mijn vader heeft dat geweigerd.’
Aan het woord is Alie Beker bij wier ouders Aron Cutzien (1899) en Sara Cutzien-Vromen (1903) in 1942 een onderduikadres vonden. Willem Beumer was conciërge en wisselloper van de Oyens Bank in Zutphen en woonde op de hoek van IJsselkade en de Marspoortstraat. Een groot pand met goede vluchtwegen. Bij onraad zouden Aron en Sara snel via het dak kunnen vluchtten, zo was de gedachte.
Aron en Sara Cutzien waren plaatsgenoten van de familie Beumer. Aron, die in het dagelijkse leven de naam Krukziener gebruikte, was een van de vier zonen van Meijer Mozes Cutzien en Jane de Groot. Meijer had een pettenfirma in de Beekstraat die na zijn dood werd overgenomen door zonen Alex, Meijer en Sally. Zij wisten de fabriek tot de grootste in Nederland te maken.
Aron Cutzien had een eigen klein pettenfabriekje in Zutphen. Uit het huwelijk van Aron en Sara werden vier kinderen geboren: Elisabeth (1927), Jane (1933) en de tweeling Meddy en John (1931), die vlak na hun geboorte kwamen te overlijden.
Op 7 oktober 1941 werd in de buurt van Zutphen een regionale klopjacht gehouden als represaille voor sabotagedaden. Er werd een onbekend aantal Joodse mannen gearresteerd. In de nacht van 17 op 18 november 1942 begonnen vervolgens de reguliere deportaties toen bijna tachtig mensen naar kamp Westerbork werden weggevoerd.
Kort na de wegvoering van de eerste Zutphense Joden, vluchtten Aron en Sara uit hun huis aan de Kuiperstraat. Ze verstopten zich onder de Marspoortbrug bij het huidige Berkhotel. Hier werden ze, doodsbenauwd, door een verzetsman opgepikt en na tussenkomen van de plaatselijke dominee bij de familie Beumer ondergebracht.
Best gezellig
Ze kwamen 's avonds uit hun kamertje om te eten. En daarna werden er spelletjes gedaan. Dat was best gezellig.
Alie, in 1940 geboren, was een paar jaar oud toen de onderduikers in huis kwamen. 'Ze kwamen 's avonds uit hun kamertje om te eten. En daarna werden er spelletjes gedaan. Dat was best gezellig.' In de tijd dat Aron en Sara bij de familie Beumer ondergedoken zaten, raakte Sara zwanger. Ze besloten gezien de omstandigheden het kindje niet te houden en pleegden met hulp van een huisarts abortus.
Aan de onderduik kwam een eind toen in oktober 1944 de IJsselbrug werd gebombardeerd. Het huis van de Beumers liep daarbij forse schade aan het dak op. Het gezin had zich met het personeel van de bank verscholen in de enorme kluisruimte. Alie's vader vond het niet verantwoord om het echtpaar boven op hun kamer te laten zitten. Het bankpersoneel was hoogst verbaasd toen de twee onderduikers zich presenteerden.
Nadien doken Aron en Sara Cutzien buiten Zutphen onder. In december 1944 werd het stel in de buurt van Den Haag opgepakt en naar kamp Westerbork gestuurd. Hun nieuwe onderkomen werd barak 7, waar beiden in een aparte zaal met circa veertig anderen terecht kwamen. Aron werd in de confectie-industrie tewerkgesteld. Na de oorlog beklaagde hij zich over de mentaliteit van zijn medegevangenen in wie hij in de maanden die volgden uitermate teleurgesteld raakte.
Op 17 mei 1945 verlieten Aron en Sara kamp Westerbork. Ze vestigden zich na de oorlog op verschillende adressen tot ze een nieuw gebouwd huis op de hoek van de IJsselkade en Kuiperstraat konden betrekken. Dochters Elisabeth en Jane bleken de oorlog niet overleefd te hebben: beiden waren in 1943 bij aankomst in het vernietingskamp Sobibor om het leven gebracht.
Met hun onderduikgevers behielden Aron en Sara na de oorlog contact. 'Elk jaar kreeg mijn vader een nieuwe pet van hem', aldus Alie Beker.
Aron Cutzien stierf in 1953 op 54-jarige leeftijd. Na zijn dood verhuisde Sara naar Den Haag waar zij in 1982 kwam te overlijden.