Erik-Jan Kreuze, accountant, schreef een bijzonder portret over Albert Spanjer, accountant. Met dank aan neef Hans en zijn vrouw, Jim Terlingen, en (oud-)buren van de Professor Reinwardtlaan 16.
Albert Spanjer
- Voornaam
- Albert
- Achternaam
- Spanjer
- Geboortedatum
- 26 december 1903
- Geboorteplaats
- Frankfurt am Main
Accountant zoekt accountant
Op 3 juli 1950 wordt op Soestdijk een besluit van de Tweede Kamer getekend. In dat besluit krijgt Albert Spanjer, accountant wonende te Utrecht, het staatsburgerschap van Nederland. De zelfde Albert Spanjer is op 15 april 1945 zonder toestemming vertrokken uit het net bevrijde kamp Westerbork. Door zijn aanvraag voor het Nederlands staatsburgerschap weten we dat hij van beroep accountant was. In dit portret staan we stil bij het leven van de op 12 april in Westerbork bevrijde accountant, Dr. Albert Spanjer, die door zijn vrouw Ingeborg Leiser uiteindelijk Peter wordt genoemd. Een vrijheidsportret.
Het besluit waarbij Albert Spanjer, 17 jaar nadat hij in Nederland aankwam en alles kwijt raakte, Nederlands staatburger is geworden
Voor de oorlog
Albert Spanjer wordt op tweede kerstdag 1903 geboren in Rodelheim, een wijk in Frankfurt am Main. Rodelheim is eeuwenlang een belangrijk centrum voor het drukken en exporteren van Hebreeuwse boeken. Een bloeiende Joodse gemeenschap. Dat verandert in de jaren dertig van de vorige eeuw. Bij de verkiezingen van 1933 grijpen de nazi's de macht. Meer en meer worden Joden vervolgd met als vooroorlogs dieptepunt de Kristallnacht in november 1938. De familie Spanjer besluit hierna te vluchten. Ze vertrekken richting Nederland en komen terecht in Utrecht, in een rijtjeshuis aan de Mauritsstraat 44.
Albert Spanjer is dan al een 'Dr'. Hij studeert in de jaren twintig economie en weet daarin zelfs te promoveren. Na zijn afstuderen gaat hij in Keulen aan het werk als bestuurssecretaris van de 'Kölnische Mode en Textilhandelsgesellschaft GmbH', een mode- en textielbedrijf in eigendom van de familie Malmedé. Dit bedrijf bestaat nog steeds in Keulen en wordt nu geleid door Felix en Isabelle Malmedé. Het werk bij zijn eerste werkgever is voor Albert Spanjer letterlijk levensbepalend: tot aan zijn dood zal hij verbonden blijven aan de modebranche. Dit geldt ook voor de liefde van zijn leven, Ingeborg Leiser, die hij na zijn vlucht naar Nederland leert kennen.
Ouders Albert Spanjer
Albert Spanjer heeft voor zo ver wij kunnen nagaan geen broers en zusters. Zijn vader, Jakob Spanjer, is geboren in Kalkar. Zijn moeder, Jenny Schönthal in Rödersheim. En daarmee is de link met deze Joodse wijk in Frankfurt am Main duidelijk geworden.
Ingeborg Leiser
Ingeborg of kortweg Inge, wordt geboren aan de andere kant van Duitsland. In Gross-Schönebeck is zij één van de drie dochters van Friedman Leiser en Elis Putzinger. Haar ouders komen beiden uit wat we tegenwoordig Polen noemen. Friedman Leiser uit Hermannsdorf in Posen en Elis Putzinger uit Barwälde. Ingeborg wordt geboren als Ingeborg Johanna op 3 februari 1908 en is de oudste dochter. Na haar worden nog Martelise (in 1909) en Alice (1914) geboren. Ingeborg vertrekt op jonge leeftijd naar Berlijn om daar het vak van hoedemaker te leren. In haar officiële papieren staat overigens dat zij ‘modeontwerper' is.
In de jaren dertig zoekt ook Ingeborg haar heil in Nederland. Ze komt in Amsterdam terecht maar verblijft ook regelmatig in Utrecht. Daar leert ze Albert kennen. Hun liefde bloeit op. Op 16 maart 1937 volgt zelfs een huwelijk. Een huwelijk dat uiteindelijk 54 jaar stand zal houden.
Ingebord Johanna Leiser, met haar geliefde hond Jackie
De oorlog
Hoewel er niet veel getuigen meer zijn, kunnen we met zekerheid zeggen dat Ingeborg en Albert niet graag en niet veel over de oorlog hebben gesproken. Het zeer gering aantal overlevende familieleden weten dat ze beiden betrokken waren bij de Joodse gemeenschap en dat ze na de oorlog wel eens naar zogenaamd ‘KZ-treffen’ gingen, maar veel is er niet over gesproken. Toch een reconstructie:
In 1942 duiken Albert en Ingeborg afzonderlijk van elkaar onder. Wel komen beiden via hun netwerk in Amsterdam terecht. De onderduik van Albert Spanjer wordt echter in maart 1945 verraden en hij wordt gevangen genomen. Op 14 maart 1945 komt hij met 20 andere Joodse gevangenen uit Amsterdam per trein aan in kamp Westerbork. Ook Ingeborg wordt verraden, maar zij is gewaarschuwd en weet te ontkomen en zal daarmee niet in Westerbork terecht komen.
In kamp Westerbork is vastgelegd dat Albert Spanjer ‘gewoond’ heeft in barak 83 en later in ‘appartement’ 42E. Op 12 april 1945 is Albert erbij als de Nederlandse vlag wordt gehesen in het kamp: bevrijd!
Twee dagen na de bevrijding verlaat Albert Spanjer kamp Westerbork. Zoals officieel geregistreerd staat ‘zonder toestemming’. Op zoek naar Ingeborg en terug naar Utrecht. Het echtpaar weet elkaar te vinden en betrekt opnieuw de woning aan de Mauritsstraat. Ze zullen er uiteindelijke blijven wonen tot september 1970. In alles herinnert het huis aan Albert's ouders.
De familie Spanjer
We weten dat vader Jakob en moeder Jenny ook in kamp Westerbork terecht gekomen zijn. Lang hebben ze er niet gevangen gezeten. Op dinsdag 2 februari 1943 worden 890 kampgevangenen, waaronder Jacob en Jenny, uit Westerbork gedeporteerd. Eindbestemming is Auschwitz-Birkenau. Daar zal de trein op 4 februari 1943 aankomen. Volgens de administratie van de nazi's zijn Albert's ouders op 5 februari 1943 in Auschwitz omgekomen. Deze datum is echter naar alle waarschijnlijkheid een administratieve verschrijving. Het is zeer aannemelijk dat deze twee 70+-ers, die voor de Duitsers geen arbeidskrachten konden zijn, direct doorgestuurd zijn naar de gaskamers. Hun lichamen zijn na vergassing verbrand in de crematoria van het vernietigingskamp. Dit zal Albert Spanjer aan het einde van zijn leven brengen tot de uitspraak dat hij gecremeerd wil worden en dat zijn as moet worden uitgestrooid, opdat hij net als zijn ouders ook geen graf zal krijgen.
De familie Spanjer had in hun woning aan de Mauritsstraat 44 een huisgenoot (vermoedelijk onderhuurder): Alfred Bernhard Siegheim. Hij is ook in kamp Westerbork terecht gekomen. Siegheim wordt echter niet op transport gesteld, maar overlijd op 26 juni 1943 in het kamp. Op 28 juni 1943 wordt hij in Westerbork gecremeerd. De urn met zijn as is later op de Joodse begraafplaats in Diemen bijgezet. Zo is Albert de enige bewoner van Mauritsstraat 44 die de oorlog zal overleven.
Mauritstraat te Utrecht
Albert en Inge blijven na de oorlog vrijwel alleen achter. Niet alleen zijn bijna alle familieleden vermoord, ook veel vrienden, bekenden en buren - aan de Mauritsstraat woonden in de jaren dertig veel Joden - blijken te zijn vermoord. Onder de "gelukkigen" behoren "de buren van 74": zij waren zogenaamde 'bevoorrechte Joden' die een plaats op de 'Van Dam-lijst' hadden weten te bemachtigen. Ze werden in Nederland apart gevangen gezet op Kasteel de Schaffelaar in Barneveld en overleefden via Theresienstadt de oorlog. De Joodse buurvrouw van 102 had een Zwitsers paspoort en reisde in 1943 af naar Zwitserland. De rest eindigde vrijwel allemaal op vergelijkbare wijze als de ouders van Albert Spanjer.
In de stad Utrecht is het aantal overlevenden net als in de rest van Nederland überhaupt schrikbarend laag. De Duitse overval op Nederland, op 10 mei 1940, heeft in retrospectief voor velen het begin van het einde ingeluid. Op 12 mei vonden in de Willem Barentzstraat, de Admiraal van Gentstraat en andere buitenwijken schietincidenten plaats, terwijl uit het oosten van de provincie de vluchtelingen de stad binnenstroomden. Op 13 mei raakte de Museumlaan zelfs verstopt met voertuigen van terugtrekkende Nederlandse troepen en een dag later werden de oostelijke buitenwijken van de stad deels geëvacueerd. Nog diezelfde dag volgde de capitulatie. Op 15 mei "beleefden" de inwoners van Utrecht de intocht van de Duitse troepen.
In februari 1942 werden de eerste Joden gedwongen Utrecht te verlaten. Na de benoeming van de NSB-er Van Ravenswaay tot burgemeester in april 1942, namen de anti-Joodse maatregelen in rap tempo toe. In het Rosarium en het Wilhelminapark verschenen bordjes die Joden de toegang ontzegden. De naam van het park zelf werd veranderd in Nassaupark. Vanaf het Maliebaanstation en het Centraal Station werden in de loop van 1942 en in de eerste maanden van 1943 Utrechtse Joden via Amsterdam, Vught en Westerbork naar de vernietigingskampen gebracht. Vanaf april 1943 verbleven in Utrecht alleen nog een aantal gemengd gehuwden en enkele honderden ondergedoken Joden. Van de ongeveer drieduizend Joden die in 1940 in Utrecht woonden - en van wie toen de helft bestond uit vluchtelingen - hebben er maar vierhonderd de oorlog overleefd.
Voorzichtig
Over de Joden die uit de Mauritsstraat in Utrecht zijn weggevoerd kan via bijvoorbeeld adresboeken, bevolkingsregisters en het archief van het Inkwartieringsbureau veel worden gezegd. Toch moet voorzichtig met dit soort gegevens worden omgegaan. Na de oorlog is geconcludeerd dat alle bewoners van Mauritsstraat 44, inclusief Albert, gedeporteerd en vermoord zijn. Van Albert wordt aangegeven dat hij op 1 maart 1945 in Sobibor om het leven is gebracht. Deze foutieve gegevens zijn bijvoorbeeld ook gebruikt bij de totstandkoming van het Joods Monument dat op 29 oktober 2015 bij het Spoorwegmuseum in Utrecht onthuld is (zie kader).
Aan de andere kant tonen de genoemde archiefgegevens pijnlijk nauwkeurig aan hoe de Jodenvervolging op vele vlakken is verlopen. Van de inboedel van Mauritsstraat 44, het huis van de familie Spanjer, en enkele andere huizen uit de straat is bijvoorbeeld een gedetailleerde inventaris opgemaakt door de 'Zentralstelle für Jüdische Auswanderung'. De huizen werden na vertrek leeggehaald of met inboedel en al in gebruik genomen door ingekwartierde Duitse militairen. Hiermee worden deze woningen toegevoegd aan de honderden huizen die in de omgeving van de Maliebaan, rond het Wilhelminapark, in de Stolberglaan en aan de Rembrandtkade reeds waren "gevorderd" door het Duitse leger.
Familie Leiser
De geschiedenis van Ingeborg's familie is niet minder dramatisch. Vader Friedman Leiser is ondernemer in Gross-Schönebeck nabij Berlijn. Hij bezit er een zogenaamd ‘Landeswarenhaus’. Na de Kristallnacht op 10 november 1938 wordt de winkel ‘zerstórt’ en zal nadien niet meer opengaan. In maart 1939 moet Friedman Leiser zijn gronden voor een schijntje (18.000 reichsmark) verkopen aan een Duitse familie. In november 1939 worden de bezittingen van de familie Leiser vervolgens verplicht overgedragen aan het Duitse Rijk.
Landeswarenhaus Leiser in Gross-Schönebeck
Op papier komen de banksaldi en spaargeld van de Leisers per 3 april 1942 zelfs helemaal te vervallen. De reden: een deel het gezin is ‘in den Osten evakuiert’. Friedman Leiser, zijn vrouw Elis, en twee oudere inwonende zusters zijn afgevoerd naar het Getto van Warschau, waar ze vermoedelijk vermoord zijn (op de officiële documenten staat 8 mei 1945 als datum van overlijden vermeld). Dochters Martelise (gehuwd met een protestantse man en ondergedoken) en Alice overleven net als hun zuster Ingeborg de oorlog. Ze zijn de enigen van een familie van 58 personen.
DDR
Ingeborg's zus Martelise overleeft zogezegd met man en zoon de oorlog in wat vanaf dat moment de DDR zal zijn. Als in 1949 een uitnodiging van Albert en Ingeborg uit Nederland komt wil de familie graag naar Utrecht afreizen. Ze weten een uitreisvisum te verkrijgen en vliegen naar Hamburg. Van Hamburg gaat het met de trein naar oom Peter (Albert) en tante Inge in Utrecht. Aldaar krijgen ze het schokkende bericht dat alle bezittingen in Oost-Duitsland verbeurd zijn verklaard en dat terug reizen onmogelijk is. Hun reisbagage is op dat moment enige dat de de zus van Ingeborg en haar gezin bezitten. Albert weet zijn goede contacten in Duitsland aan te spreken en een woonplek voor zijn schoonfamilie in Keulen te regelen. Een 1-kamer appartement waar zijn schoonzus en zwager met hun zoon een nieuw leven op kunnen bouwen.
Ingeborg en Albert Spanjer, 1965
Landelijke pers
Een van onderstaande privé-foto’s is van mevrouw Voorboom. Daarnaast een foto uit het Utrechts Archief. Deze komen uit het artikel van Jim Terlingen uit de Oud-Utrechter wat hij schreef over ons onderzoek naar deze illustere Utrechtse ondernemers.
Voor meer lezen:
https://www.nieuws030.nl/hist030rie/-onbegrijpelijk-dat-meneer-en-mevrouw-op-het-monument-staan/
Het onderzoek haalde de landelijke pers dankzij de publicatie van de Utrechter historicus Jim Terlingen.
https://www.ad.nl/utrecht/opnieuw-ernstige-fout-op-joods-oorlogsmonument~a7318670
Ondernemend echtpaar na de oorlog
We lazen al dat het echtpaar Spanjer-Leiser voor de oorlog verbonden was met de mode en een ondernemend stel was. Haar opleiding als hoedemaker komt Ingeborg goed van pas als ze na de oorlog weer aan het werk wil gaan. In september 1948 start Ingeborg aan huis ‘Maison Iris’. Volgens gegevens van de Kamer van Koophandel gaat deze onderneming per 1959 over in de 'NV. Iris', gevestigd op het Oudkerkhof 46 in Utrecht. Volgens de omschrijving een 'vervaardigingsbedrijf van dameshoeden, kleinhandel in dames- en meisjesbovenkleding en dameshoeden'. De directie werd volgens de KvK gevoerd door Albert Spanjer.
Op Oudkerkhof 46 zit vandaag de dag nog steeds een modezaak. De huidige exploitant wist niets van zijn illustere voorgangers. Overigens was bij deze winkel in de zomer van 2019 wel sprake van opheffingsuitverkoop. Maison Iris was een sjeike modezaak gericht op de bovenlaag van de bevolking. Boven het winkelpand zat een atelier waar kleiding werd voorzien van labeltjes en werd versteld. Regelmatig hield Iris modeschows in Pays Bas of in restaurant Esplanade in de Stadsschouwburg.
Hoedenmagazijn Maison van den Berg, Bakkerstraat 5-7, Utrecht (ooit gestart in 1891) wordt op 1-2-1958 gekocht door I.J. Spanjer-Leiser van Mr. J.H.C. van den Berg die het eind 1957 verkregen had uit de erfenis van zijn moeder. Ingeborg behoudt de naam Maison van den Berg. Daarmee runt het echtpaar Spanjer twee winkels in het centrum van Utrecht. De beide winkels liggen 400 meter lopen van elkaar
Medewerkers hebben even pauze op de bovenverdieping van Maison Iris
Intussen heeft Albert Spanjer zijn eigen modebedrijf in Duitsland. Aan de Blumenstrasse 8-10 te Düsseldorf (hoek Schadowstrasse) zit 'Jersey Couture GmbH'. Hier, in het hart van modestad Düsseldorf, produceert Albert Spanjer kleding voor de massa. Zijn grootste afnemer is de firma C&A. Albert is na de oorlog in dienst gekomen als bedrijfsleider (geschaftsfuhrer) en neemt in de loop der jaren het bedrijf over. In 1960, als het echtpaar in Nederland ook twee zaken moet aansturen, stopt Albert met deze onderneming. Van de Blumenstrasse 8-10 is overigens weinig meer terug te vinden: het pand heeft in de afgelopen decennia plaats moeten maken voor een groot en sjiek winkelcentrum onder de naam Schadow-Arcaden.
Blumenstrasse 8-10 op hoek met Schadowstrasse op 15 oktober 2019
Op 11 augustus 1970 stoppen de Spanjers met de NV Iris en wordt de onderneming uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. In oktober van dat jaar vertrekken ze van die voor hun zo bijzondere Mauritstraat. Ze gaan wonen aan de noordzijde van Utrecht, in een mooie omgeving aan de professor Reinwardtlaan 16. Acht jaar later gaan beiden met pensioen: op 9 mei 1978 wordt het Hoedenmagazijn van den Berg door Ingeborg opgeheven. Albert is dan 75 jaar en Ingeborg 70. Een mooie leeftijd om te stoppen met werken. Uit interviews met oud-medewerkers maken we op de Inge en Peter hele lieve mensen waren en gewaardeerde werkgevers. Albert deed de zakelijke kant, deelde bijvoorbeeld op vrijdag de loonzakjes uit en werkte, al sigaren rokend, op de bovenverdieping aan de boekhouding. Inge deed de inkoop en de contacten met belangrijke klanten. De kleine Inge was tevens gastvrouw voor de vele Joodse klanten. Bekend is het verhaal van een Joodse vrouw die alleen door Inge geholpen wilde worden. Zij schaamde zich voor de tatoeage die de nazi's in het vernietigingskamp op haar arm hadden gezet. De oud-medewerkers spreken met respect over de beide Joodse ondernemers. Over bijvoorbeeld de cadeautjes die het echtpaar Spanjer altijd voor het personeel na buitenlandse reizen meenamen.
Ingeborg en Albert zijn sociale mensen met een goed karakter. Dat blijkt ook als een nicht, Lina Schurmann, van Albert hulp behoevend blijkt te zijn geworden. Het echtpaar verhuizen haar vanuit Duitsland naar ‘Huize de Veluwe’ in Garderen en bekommeren zich om Lina tot haar overlijden.
Het overlijden van Dr. Albert Spanjer
Albert Spanjer komt op 5 januari 1991 in het Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein te overlijden. Hij lijdt dan al enige tijd aan leverkanker. Hij bereikt net de leeftijd van 88 jaar niet, maar heeft uiteindelijk een lang leven mogen leiden. Hij is 54 jaar getrouwd geweest met Ingeborg. Ook zijn laatste daad is er eentje met een sociale inslag: Albert Spanjer stelt zijn organen beschikbaar aan de wetenschap.
Joods monument te Utrecht
Met de verkeerde namen van Albert en Ingeborg
Het overlijden van Ingeborg Spanjer-Leiser
Ingeborg komt ruim 5 jaar later, op 16 november 1996 te overlijden. Ze wordt 88 jaar. Het einde van haar leven kenmerkt zich door langdurig ziekte. Neef Hans en zijn vrouw bezoeken haar tijdens dit ziekbed ieder weekend. Hij reist met de trein op vrijdag naar Utrecht, zijn vrouw komt zaterdags uit het werk naar Utrecht om deze oude tante te verzorgen.
Na haar overlijden wordt ook Ingeborg gecremeerd en uitgestrooid. Hun huis wordt verkocht en de taxatiewaarde wordt geschonken aan de staat Israël via de stichting Keren Hayesod. De overwaarde is voor hun trouwe huishoudster Joke van Luyn. Ook daaruit kunnen we opmaken dat Albert en Ingeborg Spanjer het beste met hun omgeving voor hadden.
Nawoord
Via de aanvraag van het staatsburgerschap kwam op het werkzame leven van dr. Albert Spanjer het label ‘accountant’ te staan. Dat de econoom Spanjer niet in het accountantsregister van de NBA te vinden is, zal logisch zijn. Hij was accountant in de Engelse betekenis van het woord. Hij deed de boekhouding. Maar hij was veel meer dan dat. Hij was koopman in de mode, ondernemer in de breedste zin van het woord en directeur van meerdere winkels in Utrecht en misschien nog wel meest belangrijke, hij en zijn vrouw Ingeborg waren werkgevers waar met respect over wordt gesproken.
Albert en Ingeborg Spanjer-Leiser leefden in de meeste donkere tijden van de vorige eeuw en in hun levens deden zich de meest ingrijpende historische ontwikkelingen voor. Opkomst van de nazi’s, Jodenvervolging, deportaties en Endlösung, onderduik en afname van bezittingen, opkomst van communisme en scheiding van Duitsland, armoede en verlies van bezit en dierbaren. En toch bleven het aardige mensen. Een eeuw geschiedenis, wat kunnen we veel van deze mensen leren. Zeker als neef Hans en zijn vrouw op 15 oktober 2019 tegen mij zeggen: vermeld onze namen maar niet, met al die groeiende haat tegen Joden in Duitsland zijn we daar erg voorzichtig mee. Tussen al die slechte mensen blijven de goede erg opvallen. Dat geldt ook voor accountants…