Jacques Lobstein

Jacques Lobstein is geboren op 23 september 1883 in Borculo in Gelderland. Hij was tweede geneesheer en daarna directeur van Het Apeldoornsche Bosch. Op 26 mei 1909 is hij naar de gemeente Apeldoorn gekomen. Daarvoor woonde hij in Amsterdam. Hij woonde in Apeldoorn aan de Zutphensestraat 108 en op 16 april 1936 is hij verhuisd naar de Zutphensestraat 153. Jan Kat, die voor Jacques Lobstein directeur was, woonde daarvoor in dit huis. 

Jacques Lobstein

Voornaam
Jacques
Achternaam
Lobstein
Geboortedatum
23 september 1883
Geboorteplaats
Borculo
Sterfdatum
07 mei 1945
Sterfplaats
Tröbitz

Op 25 september 1913 is Jacques Lobstein getrouwd met Allegonda van Rijn. Het echtpaar kreeg twee kinderen: Frieda, geboren in Apeldoorn op 17 juni 1914 en Siegfried, geboren in Apeldoorn op 9 mei 1916. Een nicht, Esther Sophie (Els) Lobstein woonde ook enige tijd bij het gezin in huis.

Lobstein was een bescheiden, hardwerkende man en hij was erg sociaal. Hij volgde de opleiding tot zenuwarts. Een zenuwarts is een arts die zich bezighoudt met psychiatrische stoornissen die te beschouwen zijn als hersenziekten. Voor 1908 had Jacques Lobstein werk in de inrichting Meerenberg. Daar leerde hij de heer Lemei kennen. Lemei ging naar het Apeldoornse Bosch waar hij vanaf 1909 geneesheer-directeur was. In diezelfde tijd trad Lobstein als tweede geneesheer in dienst van het Apeldoornse Bosch. In 1914 werd de heer Kat geneesheer-directeur. Na de pensionering van dokter Kat in 1936 volgde Jacques Lobstein hem op.

Lobstein was zeer intensief bij de interne therapeutische werkzaamheden betrokkenen. Hij had veel contact met de patiënten. Daardoor kreeg hij de gelegenheid om materiaal voor wetenschappelijk onderzoek in handen te krijgen. Hij deed onderzoek naar erfelijkheidsverschijnselen. De resultaten zijn helaas in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan.

In november 1942 heeft de inspecteur van het Staatstoezicht op Krankzinnigen en Krankzinnigengestichten, dr. A.G. Audier, onder strikte geheimhouding, aan dokter Lobstein verteld dat de Duitsers Het Apeldoornsche Bosch wilden liquideren. Maar die dreiging leek minder te worden toen vervolgens werd gezegd dat medische inrichtingen alleen voor medische doelen gebruikt mochten worden.

Op 19 januari 1943 vertelde de Apeldoornse commissaris van politie aan dokter Lobstein dat Apeldoorn Jodenvrij gemaakt zou worden.

Op 11 januari 1943 kwam SS-Hauptsturmführer Aus der Fünten, in burger gekleed, de inrichting bezichtigen. Hij liet zich rondleiden en vroeg om een tekening van het terrein. Dokter Lobstein kreeg de indruk dat hij kwam om plaats te zoeken voor Joden die op de een of andere manier moesten worden ondergebracht. Op 19 januari 1943 vertelde de Apeldoornse commissaris van politie aan dokter Lobstein dat Apeldoorn Jodenvrij gemaakt zou worden. Alle Joden uit het dorp Apeldoorn én de inrichting werden hiermee bedoeld.

In de nacht van donderdag 21 januari op vrijdag 22 januari 1943 is het Apeldoornsche Bosch ontruimd door de nazi’s. De patiënten en 50 personeelsleden werden in de trein gezet en die vertrok direct naar Auschwitz. Niemand overleefde dit transport. Dokter Lobstein mocht niet bij de patiënten blijven. Even later vertrok het overige personeel samen met de Joden uit Apeldoorn vanaf het station naar kamp Westerbork.

Een week later ging een groot gedeelte door naar Polen.
Directeur Lobstein, dokter Querido en 34 andere personen bleven eerst in het Apeldoornsche Bosch achter. Zij werden op 1 februari 1943 naar Westerbork gedeporteerd. Lobstein werd op 2 februari ingeschreven en verbleef ruim een jaar in kamp Westerbork. Op 15 februari 1944 werd hij gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Ook daar verbleef Lobstein meer dan een jaar. Dochter Frieda was nog voor de oorlog uitbrak, naar het toenmalige Palestina gegaan. Tot haar dood bewaarde ze een schriftje. Nooit sprak ze erover. Het schriftje bevat dagboeknotities van haar vader Jacques Lobstein in Bergen Belsen. Het zijn sobere kanttekeningen bij een bestaan dat aan gruwelijkheid nauwelijks zijn weerga kent:

‘De toestand in het kamp wordt steeds slechter. Uit de meer oostelijk gelegen kampen worden de mensen naar hier overgebracht met het gevolg dat wij in steeds nauwere ruimte worden samengedrongen. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van uitputting is schrikbarend groot. De afgelopen nacht is Gerard de jongste broer van mijn vrouw van uitputting gestorven. Hoe verlangen wij naar de eenvoudigste gerechten: een boterham met boter of een plakje goede Hollandse kaas. Er wordt in het kamp geen brandstof verstrekt en niet gestookt. Officieus wordt toegestaan dat uit het aangrenzende bosch dennentakken gesprokkeld en gestookt worden. Ik voel me nog moe en krachteloos. Toch stel ik mij voor als het wat meer voorjaarsweer wordt, op te staan en me te oefenen. Gonda is steeds bedrijvig en vol energie. Zonder haar steun zou ik het hier niet tot een goed einde brengen.’

Vanuit Bergen-Belsen werden Jacques en Gonda vlak voor de bevrijding met een grote groep gevangenen met een ontruimingstransport weggevoerd. De trein stopte uiteindelijk na dagenlang doelloos rondgereden te hebben in Tröbitz, een klein plaatsje in Duitsland. Dat was op 23 april 1945. Van de ongeveer 2500 mensen in de trein waren enkele honderden al omgekomen en in de weken erna overleden nog velen die te ernstig verzwakt waren. Jacques Lobstein is omgekomen in Tröbitz op 7 mei 1945. Dat was twee dagen na de capitulatie. Zijn vrouw was daar al op 27 april omgekomen. Het echtpaar Lobstein is in 1949 herbegraven op de Joodse begraafplaats in Apeldoorn.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.