Gerson de Groot

In de provincie Friesland, vooral in het Zuidwesten, was tijdens de oorlog een relatief groot aantal Joodse onderduikers ondergebracht. In 2007 werd een cartotheek ontdekt met gegevens over een aantal onderduikers in deze regio. Deze cartotheek wordt momenteel bewaard in het archief van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Leerlingen van het Marne College in Bolsward deden onderzoek naar onderduikers en onderduikgevenden en achterhaalden veel verhalen.

Gerson de Groot

Voornaam
Gerson Salomon
Achternaam
de Groot
Geboortedatum
11 december 1925
Geboorteplaats
Amsterdam

Gerson Salomon de Groot werd geboren op 12 december 1925. Zijn ouders waren Jozef Salomon de Groot (Steenwijk 1891-Auschwitz 1943) en Martha de Groot-Levie (Coevorden 1895-Zwolle 1944) Gersons oudere broer Isaac (Ies) werd in 1923 geboren, ook op 12 december. Het gezin woonde in Zwolle aan de Westerlaan 44.

Op een dag in 1942 werd Gersons familie verplicht om het ouderlijk huis te verlaten en moesten zij inwonen bij familieleden aan de Wilhelminastraat. De Joodse families moesten meer geconcentreerd worden in woningen bij familieleden, zodat de huizen die daardoor vrijkwamen door Duitse overheidsdienaren bewoond konden worden. Hierbij werd hun inboedel in beslag genomen. De oom van Gerson (de broer van zijn vader), zijn vrouw en twee kinderen, waren na enkele weken plotseling verdwenen uit de Wilhelminastraat. Zijn oom had als veehandelaar veel connecties bij boeren in de omgeving van Zwolle en had een adres gevonden om zijn gezin onder te brengen. Gersons oom werd als gevolg van verraad opgepakt en werd in een concentratiekamp vermoord. De rest van het gezin heeft de oorlog overleefd.

‘En voor de eerste keer zag ik reeds de dood voor mijn ogen. Vele anderen waren nog optimistisch en zagen het niet zo donker in: de oorlog zou vlug eindigen en dan waren we weer vrij. WAT EEN MISREKENING!’

Gerson vertelde in 2007 aan leerlingen van het Marne College hoe de oorlog wel heel dichtbij kwam:
Op een nacht werd aan de deur gebonsd en geschreeuwd: ‘Grüne Polizei, Tür offen’. Drie Duitsers in groene uniformen stormden naar binnen en schreeuwden: ‘Ein Koffer mitnehmen und schnell.’ Onder politiebegeleiding moest het gezin De Groot naar de Wilhelminaschool in Zwolle, die was omgedoopt in een voorlopige gevangenis, omsingeld door Duitse politie. Er waren reeds een honderdtal Joden samengepakt in de gymnastiekzaal: mannen, vrouwen, kleine kinderen en baby’s. Gerson: ‘En voor de eerste keer zag ik reeds de dood voor mijn ogen. Vele anderen waren nog optimistisch en zagen het niet zo donker in: de oorlog zou vlug eindigen en dan waren we weer vrij. WAT EEN MISREKENING!’

Op een gegeven moment kwam er een dominee naar de familie De Groot en deed de suggestie dat moeder krankzinnigheid moest voorwenden, want de Duitsers wilden niet dat in het transport een schreeuwende vrouw te veel de aandacht zou trekken van de burgerbevolking. Moeder, vader en broer Isaak mochten de gevangenis verlaten onder begeleiding van de Grune Polizei, Gerson moest achterblijven en wel mee op transport. Gerson gaf aan zijn moeder een gevulde melkfles en zei tegen haar: ‘Op het moment dat de schooldeur geopend wordt, zodat jullie kunnen gaan, moet je deze stuk slaan op het hoofd van de eerste de beste Duitser, die je bij de deuropening ziet en als de man dan eventueel bewusteloos neervalt, maak ik van de opschudding die ontstaat gebruik om de deur uit te lopen om te vluchten.’ Zijn moeder deed wat haar zoon haar gevraagd had. De Duitser ontweek de klap en de fles vloog tegen de muur en de glasscherven vlogen alle kanten op met de melk. Gerson maakte gebruik van de opschudding en liep de school uit.

Enkele dagen na de ontsnapping uit de school vonden moeder en zijn broer Ies een onderduikadres in Zwolle, bij de familie Berkhout. Gerson en zijn vader kregen het advies naar Amsterdam te vertrekken. Er was voor hen een kamer geregeld in een pension aan de Admiraal de Ruyterweg. Het oudere echtpaar dat het pension beheerde wist niet dat zij Joods waren. Gerson ging werken als meubelhandelaar om het kostgeld te verdienen. Zijn vader werkte bij het verzet tegen de Duitsers in de Hollandsche Schouwburg als dokter om zieke mensen bij te staan en om te helpen ze te bevrijden. Zijn vader was helemaal geen dokter. Via het Friese verzet kreeg Gerson bonkaarten, die hij verkocht. Een uiterst riskante onderneming.
Op een dag keerde hij met de nog onverkochte bonkaarten terug naar het pension en zag dat de Grüne Polizei het pension omsingeld had. Zijn vader was verraden in de Hollandsche Schouwburg door een NSB’er uit Zwolle. Hij zou op 19 november 1943 omkomen in Auschwitz.
Gerson maakte rechtsomkeert en zocht contact met een kennis uit het verzet, de zoon van burgemeester Praamsma van Bolsward. De volgende dag vertrok hij met de trein naar Bolsward, waar hij aanvankelijk onderdak vond bij de burgemeester en vervolgens bij de familie Van der Werff aan de Sneekerweg in Bolsward.

Eenmaal was er een uiterst gevaarlijke situatie toen de Grüne Polizei op zoek was naar onderduikers. Gerson had nauwelijks tijd om te vluchten onder de planken van een kast op de eerste verdieping. Daar was een schuilplaats gemaakt voor onverwachte gebeurtenissen. De laatste maanden moest hij van adres veranderen en dook onder bij de familie Langenberg.

Korte tijd na de bevrijding vertrok Gerson op een motor naar Zwolle om op zoek te gaan naar zijn moeder en broer Ies. Deze moest hem vertellen dat zijn moeder al het jaar ervoor na een ziekbed was overleden en dat al zijn andere familieleden, behalve een nichtje, gedeporteerd waren naar concentratie kampen en daar waren vergast.
De broers probeerden als wezen hun leven weer op gang te krijgen. Gerson vond steun in twee boeken: ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot en ‘Van Krantenjongen tot Miljonair’ van John Pitt.

Kort na de oorlog las Gerson een zeer verontrustend artikel in de krant over een schip met Joodse overlevenden uit de concentratiekampen aan boord die in het Brits mandaatgebied Palestina een nieuw leven wilden gaan opbouwen en bij aankomst verhinderd werden aan land te gaan. Dit bericht greep Gerson zo aan dat hij, mede door wat zijn eigen familie was overkomen, doordrongen was van de bittere noodzaak om, ter nagedachtenis aan de zes miljoen vermoorde Joden, een eigen Joodse staat te hebben. Hij besloot zich hiervoor te gaan inzetten.

Na weken van wachten en reizen door Europa ging hij met andere Joodse vrijwilligers mee met het schip de 'Pan York'. Door de Haganah werd Gerson in drie dagen getraind tot frontliniesoldaat, verantwoordelijk voor de bediening van 3-inch mortiergeschut. Als onderdeel van de Givati Brigade, onder leiding van generaal Moshe Dayan, werd hij met zijn legereenheid in de Negev woestijn gelegerd. Onder zwaar vijandelijk vuur, waarbij helaas een behoorlijk aantal manschappen sneuvelden die de machinegeweren bedienden, nam Gerson ook deze taak over om, terwijl ze steeds dieper de Negev introkken, de stormtroepen met machinegeweer dekking te geven. Door heldhaftig optreden wist Gerson met zijn eenheid meerdere successen te behalen.

Enkele maanden na de onafhankelijkheidsverklaring van de staat Israël, ging Gerson, nu in het bezit van één van de eerste series Israëlische identiteitskaarten, terug naar Nederland om opnieuw met zijn enige broer verenigd te worden.
Voor deze daden kende het Israëlische Ministerie van Defensie in 2007 Gerson de Groot de Onderscheiding voor de Onafhankelijkheidsoorlog toe. Hij ontving dit ereteken, de Komemiut-onderscheiding in het Givati Museum in Israël.


 

Het werkstuk van de leerlingen van het Marne College in Bolsward bevat ook een interview met de dochter Cathrien Brandsma-van der Werf en de zoon Jacob van der Werf. Dit interview is gedaan in februari 2008: 

Ger zijn aankomst in Bolsward was in november 1943. Hij werd door Johan Zantman bij Familie van de werf gebracht. Familie van de werf woonde op Snekerstraat 33
Mijn ouders hadden een gezin met 8 kinderen. Waarvan de oudste op dat moment 23 was en de jongste 8 jaar. Mijn vaders is boer geweest onder Abbega.
Door omstandigheden is de boerderij verkocht en moest hij met zijn gezin vertrekken. Van hun 8 kinderen staan er 6 ingeschreven in het bevolkingsregister in IJlst ( Wimbritseradiel)
Het zal best even wennen moeten zijn wanneer er iemand in een gezin komt wonen. Ger noemde mijn ouders Heit en Mem, hij hielp met de afwas en andere dagelijkse bezigheden.
Wanneer er tarwe en meel in huis was bakte hij met mijn zus brood. We hadden gelukkig een gasfornuis. Het warme eten werd uit de gaarkeuken* gehaald. En dat was niet altijd smakelijk. Levensmiddelen kon je kopen met distributiebonnen, waarvan we te weinig hadden. Zodat men genoodzaakt was om op een of andere manier aan eten te komen. Hoe precies weten wij als kinderen niet. Verder zat Ger achter het spinnenwiel. En ‘s avonds speelde hij met mijn vader een potje schaak.

Wanneer wij zondags thuis kwamen, 2 zussen en ik, was het altijd gezellig. Ger was geaccepteerd, hij hoorde er gewoon bij. In zijn omstandigheden zal nog wel eens moeilijk zijn geweest. In de winter van 1944, toen het stevig vroor, was het slootje achter ons huis bevroren, zodat we via het slootje op de ijsbaan konden komen. Ger had toen ook wel zin om te schaatsen en toen zijn we met zijn negenen de baan op gegaan in de volle maan. Gelukkig hadden we de baan voor onszelf. In de tuin deden we de schaatsen onder en toen zomaar naar de baan. Er was gelukkig geen razzia. De bezetters vierden Weihnachfeest** en de drank vloeide rijkelijk.

Mijn moeder ging bijna elke ochtend naar de mis in de Fransciskuskerk. Zo ook op een ochtend. Op weg naar huis komt ze haar jongens tegen. Zij vertelden haar dat de Duitsers op de Snekerweg waren. Ze schrok hevig. Ze liep altijd door de voordeur naar binnen. Maar deze keer via de steeg, bijkeuken en keuken de achterkamer in en snelde ze naar Ger toe: “Maar Ger sitst sto hjir no noch”. Mijn zus en Ger gingen door de tussenkamer en de voorkamer naar boven naar zijn schuilplaats. Het was een vrij groot huis, waarvan ook het toilet vrij groot was. In die tijd heette dat nog het hûske. Er zat een verlaagd plafon bij het hûske. Als je naar boven ging zag je daar een ingebouwde kast staan. Mijn vader heeft de planken er uitgehaald, en in dat verlaagde plafon een schuilplaats met bed gemaakt. Via de kast kon men in de schuilplaats komen. Mijn zus Louise bracht Ger naar zijn schuilplaats. Hij ging via de kast in zijn schuilplaats en kon als hij lag de planken over elkaar schuiven. Daarna zette Louise er dozen met uien en winterwortelen overheen zodat de honden de geur van Ger verloren. Ze waren dan afgeleid door de geur van de uien.
Mijn vader had krielkippen in de tuin. Toen de bezetter met zijn grote herdershonden binnenkwamen vlogen de beesten alle kanten op. Om vervolgens overal hun eieren te leggen. Een op de zwarte brandstof en een in de keuken op het aanrecht. Het duurde niet lang daarna of de invaller was ook boven met zijn herdershond. Alles werd onderzocht, alle kasten opengetrokken. Louise haar hart zat in haar keel. Zij is z.g.n de bedden gaan afhalen en opmaken, omdat ze niet meer wist wat ze moest doen. En de schuilplaats is over het hoofd gezien. Voor en achter waren er razzia’s aan de gang. Men kon dus geen kant op. Wij geloven niet dat we verraden zijn, alhoewel heel veel mensen er van afwisten, zo ook de schoolvriendjes van mijn broers.

Ger ging zo nu en dan s’avonds de deur uit naar de familie Praamsma, waarvan de zonen in het verzet zaten. Mijn ouders waren dan zeer ongerust en blij als hij weer thuis was. In het voorjaar van 1945 kon Ger zich zo moeilijk inhouden om binnen te blijven. We zagen de bevrijders naderbij komen. Mijn moeder was zeer bezorgd want hij kreeg volgens haar te veel vrijheid. Met de strenge waarschuwing : “Ger, sa kist hjir net blieuwen”. En “er zit teveel risico in”. Hij is op de laatste week op een andere adres geweest. Waar is mij niet bekend. Achteraf heeft Ger heel veel spijt gehad van zijn te vroege vertrek. Er is nog altijd contact met hem en zijn familie. Mijn zus Louise pleegt zo nu en dan een telefoontje met hun dochter. Zij woont in Amsterdam. Hun zoon in Zwitserland. Zelf wonen ze in Italië. Hij handelde in kleding. En inmiddels is Ger al 84 jaar.

Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.